34 150 EU-trendrapport 2015

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2015

De commissie voor de Rijksuitgaven heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij de Nationale verklaring 2015 (Kamerstuk 34 150, nr. 3).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Harbers

Adjunct-griffier van de commissie, Klapwijk

Vraag 1

Kunt u een geactualiseerd overzicht geven van de landbouwsubsidies die de lidstaten in de afgelopen tien jaar hebben ontvangen van de EU (graag per onderdeel uitsplitsten)?

Antwoord 1

De Staatssecretaris van Economische Zaken zal u deze informatie separaat zo spoedig mogelijk en uiterlijk in het najaar van 2015 doen toekomen via een verslag van de Landbouw- en Visserijraad. De informatie moet worden opgevraagd bij de Europese Commissie, hetgeen tijd kost.

Vraag 2

Kunt u een overzicht presenteren van de afdrachten per lidstaat aan de EU (bruto) en ontvangsten van elke lidstaat in de vorm van vergoedingen en subsidies?

Antwoord 2

De Europese Commissie verschaft een historisch overzicht van de afdrachten aan en ontvangsten uit de Europese begroting. Dit overzicht is geactualiseerd tot en met 2013 en is terug te vinden op de volgende website: http://ec.europa.eu/budget/figures/interactive/index_en.cfm.

Op basis van deze cijfers zijn onderstaand twee tabellen opgenomen. De eerste tabel geeft een overzicht van de afdrachten per lidstaat, met inzicht in de afzonderlijke componenten daarvan. In de tweede tabel zijn de ontvangsten per lidstaat opgenomen. Beide tabellen hebben betrekking op het jaar 2013.

Tabel 1: Afdrachten voor 2013 (afdrachten in miljoenen euro)
 

BNI-afdracht

BTW-afdracht

Landbouw-heffing & in-voerrechten

Subtotaal

Innings-kosten

Afdracht totaal

BE

3.454

477

1.813

5.744

– 453

5.291

BG

363

60

73

496

– 18

478

CZ

1.245

200

229

1.674

– 57

1.617

DK

2.316

290

391

2.997

– 98

2.899

DE

24.321

1.804

4.335

30.460

– 1.084

29.376

EE

165

25

29

219

– 7

212

IE

1.318

202

281

1.801

– 70

1.731

EL

1.590

204

150

1.944

– 37

1.906

ES

9.084

1.292

1.324

11.700

– 331

11.369

FR

19.037

2.837

1.890

23.764

– 472

23.292

IT

14.016

1.732

1.893

17.641

– 473

17.168

CY

146

24

20

190

– 5

185

LV

222

26

28

276

– 7

269

LT

306

43

74

423

– 18

405

LU

268

43

15

326

– 4

322

HU

811

109

121

1.041

– 30

1.011

MT

66

11

12

89

– 3

86

NL

4.484

260

2.410

7.155

– 603

6.552

AT

2.694

334

219

3.246

– 55

3.191

PL

3.329

501

512

4.342

– 128

4.214

PT

1.453

226

152

1.831

– 38

1.793

RO

1.215

154

140

1.509

– 35

1.474

SI

316

52

77

445

– 19

426

SK

646

68

115

828

– 29

799

FI

1.746

285

170

2.202

– 43

2.159

SE

3.570

199

590

4.359

– 148

4.211

UK

11.982

2.527

3.412

17.921

– 853

17.068

HR

195

32

15

242

– 4

238

Toelichting bij de tabel 1:

  • De bijdrage voor de Britse korting is verrekend met de BNI-afdracht. Hetzelfde geldt voor bijdragen voor de lumpsum kortingen die Zweden en Nederland ontvangen.

  • De landbouwheffingen betreffen de suikerheffingen en de landbouwheffingen; de invoerrechten betreffen de douaneheffingen.

  • De inningskosten (perceptiekostenvergoedingen) hebben betrekking op de landbouwheffingen en de invoerrechten.

Tabel 2: Ontvangsten voor 2013 (in miljoenen euro)
 

Categorie 1A

Categorie 1B

Categorie 2

Categorie 3

Categorie 4

Categorie 5

Categorie 6

Totaal

BE

1.101

465

737

172

0

4.735

0

7.209

BG

95

891

943

15

16

16

0

1.977

CZ

91

3.562

1.211

13

0

16

0

4.893

DK

252

72

1.047

15

0

50

0

1.435

DE

1.563

4.572

6.636

92

0

193

0

13.056

EE

26

681

237

21

0

8

0

973

IE

194

97

1.529

12

0

42

0

1.874

EL

245

4.232

2.651

45

0

41

0

7.215

ES

1.030

5.606

6.902

120

0

95

0

13.752

FR

1.509

2.603

9.619

168

0

340

0

14.239

IT

932

5.586

5.600

180

0

257

0

12.554

CY

25

104

77

8

0

13

0

227

LV

39

657

351

8

0

8

0

1.063

LT

121

1.100

622

29

0

10

0

1.881

LU

163

19

51

14

0

1.350

0

1.598

HU

178

3.908

1.778

22

7

15

0

5.910

MT

11

110

17

29

0

6

0

174

NL

660

394

954

163

0

92

0

2.264

AT

240

291

1.263

47

0

21

0

1.862

PL

190

10.658

5.157

125

20

29

0

16.179

PT

133

4.435

1.533

31

0

31

0

6.163

RO

69

2.953

2.459

28

32

19

0

5.561

SI

45

536

195

27

3

8

0

814

SK

58

1.381

566

11

0

10

0

2.026

FI

180

368

894

29

0

26

0

1.497

SE

342

289

907

92

0

32

0

1.661

UK

1.442

665

3.958

115

0

128

0

6.308

HR

23

0

2

43

138

9

75

290

Toelichting bij tabel 2: De tabel is ingedeeld naar de begrotingscategorie:

  • Categorie 1A: Concurrentiekracht

  • Categorie 1B: Cohesiebeleid

  • Categorie 2: Landbouw

  • Categorie 3: Veiligheid en Burgerschap

  • Categorie 4: Extern Beleid

  • Categorie 5: Administratie

  • Categorie 6: Compensatie

Vraag 3

Wat gaat de regering doen met de aanbeveling om de afdrachten ook te verantwoorden in de Nationale verklaring?

Vraag 4

Wat gaat de regering doen met de aanbeveling om de afdrachten ook te verantwoorden in de Nationale verklaring? Ziet de regering aanleiding in de verschillende naheffingen om hier verandering in te brengen?

Antwoord 3 en 4

Het kabinet blijft bij haar standpunt de afdrachten niet op te nemen in de Nationale Verklaring. Zoals verwoordt in de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer bij de Nationale Verklaring 2015 geeft de naheffing geen aanleiding tot herziening van dit standpunt. Dit omdat het uiteindelijke netto-effect van een naheffing afhankelijk is van de wijziging van het BNI in andere lidstaten. Zonder de gegevens van deze andere lidstaten over de bijstelling van hun BNI cijfers, is de precieze omvang van een naheffing (of ontvangst) niet te bepalen. Het opnemen van de afdrachten in de Nationale Verklaring zal daarmee geen inzicht bieden in de hoogte van een eventuele naheffing. In het geval dat wijzigingen in de statistische gegevens daartoe aanleiding geven, worden deze betrokken in het reguliere begrotingsproces.

Vraag 5

In hoeverre neemt de regering de verbeterpunten voor het Europees Visserijfonds (EVF) over?

Antwoord 5

Alle aanbevelingen met betrekking tot het EVF worden overgenomen, met uitzondering van aanbeveling 6. Deze wordt gedeeltelijk overgenomen. Met name het laatste deel om bij het EVF dezelfde werkwijze bij bepaling van het foutpercentage als bij de structuurfondsen toe te passen. De reden hiervoor is dat de Europese Commissie geen aanleiding ziet om de systematiek voor de EVF periode aan te passen. Voor de periode 2014–2020 wordt de systematiek van de structuurfondsen op dit punt wel gelijk getrokken met het visserijfonds EFMZV.

Vraag 6

In hoeverre zijn de verbeterpunten voor het EVF voldoende om de problemen bij het EVF op te lossen?

Antwoord 6

De verbetermaatregelen zijn gebaseerd op de geconstateerde tekortkomingen door de Auditdienst Rijk. De implementatie van de verbetermaatregelen en de werking daarvan wordt ook beoordeeld door de Auditdienst Rijk. Daarnaast wordt er veelvuldig bilateraal overleg gevoerd tussen de Europese Commissie en Nederland om de ontstane problemen op te lossen.

Vraag 7

Waarom wijken de onrechtmatigheden van het Europees Sociaal Fonds (ESF) significant af van de norm van 2%, namelijk 4.6%, ondanks het feit dat er volgens de regering reeds voldoende maatregelen getroffen zijn?

Antwoord 7

De afwijking van de materialiteitsgrens van 2% wordt in belangrijke mate veroorzaakt door drie projecten. Bij één project zijn onregelmatigheden vastgesteld door de Auditautoriteit. Bij twee andere projecten bestaat nog onzekerheid over de subsidiabiliteit van de kosten.

De Auditautoriteit heeft vermoedens van onregelmatigheden, maar heeft door noodzakelijk aanvullend onderzoek haar controles nog niet afgerond. Daarom zijn alle kosten in deze twee projecten vooralsnog afgekeurd, wat een duidelijk verhogend effect heeft gehad op het foutenpercentage. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 3 maart 2015 de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.1


X Noot
1

TK brief, vergaderjaar 2014–2015, 26 642 nr. 130, blz. 2

Naar boven