34 136 Initiatiefnota van de leden Gesthuizen en Mei Li Vos: «Arbeidsovereenkomsten Postmarkt»

Nr. 2 INITIATIEFNOTA

Achtergrond

In 2009 werd de Postwet1 aangenomen. Deze wet was bedoeld om het laatste deel van de nog afgeschermde postmarkt te liberaliseren. Ook werd in de wet aangekondigd dat middels een algemene maatregel van bestuur oneerlijke concurrentie in de in 2000 al deels geliberaliseerde postmarkt zou worden voorkomen. Afgesproken werd dat het werken met freelancers die naar stukloon werden betaald aan banden zou worden gelegd, voornamelijk omdat onder de toenmalige omstandigheden het minimumloon ook bij nieuwkomers op de postmarkt niet eens werd gehaald. In drie-en-een-half jaar moest toegewerkt worden naar een situatie waarbij tachtig procent van de postbezorgers werkt op basis van een arbeidsovereenkomst. Hiervoor is op een later moment door de sociale partners in de cao een ingroeimodel afgesproken waarin tussenpercentages werden vastgelegd. Deze percentages waren flexibel en konden worden aangepast als bij een jaarlijkse evaluatie (door SEO Economisch Onderzoek) zou blijken dat de werkelijke ontwikkelingen niet overeenkwamen met de uitganspunten van het ingroeimodel. Als stok achter de deur werd door de politiek een AMvB2 ingesteld.

Het einddoel werd echter niet gehaald door Sandd, nieuwkomer op de postmarkt en inmiddels naast PostNL het enige landelijk opererende postbedrijf. Tachtig procent van de bezorgers zou per 1 januari 2014 in loondienst moeten zijn, tenzij anders bepaald in cao’s. Tot begin 2014 nam het aantal bezorgers met een arbeidsovereenkomst bij Sandd toe tot iets minder dan zestig procent.

Op 12 juni 2014 maakte Sandd bekend via koepelorganisatie Werkgeversvereniging Postverspreiders Nederland (WPN) dat een cao was afgesloten met de Landelijke Belangen Vereniging (LBV).3 Deze LBV is hoogstwaarschijnlijk een zogenaamde «gele vakbond», een bond die in naam werknemers vertegenwoordigt, maar in werkelijkheid het werkgeversbelang onevenredig laat doorklinken; ook wel «bedrijfsvakbond» genoemd.

In de cao, afgesloten met de LBV, staat het volgende over de Overeenkomst van Opdracht (OvO):

Artikel 14: keuze arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht (Overeenkomst van Opdracht)

  • 1. Uitgangspunt is dat het de postverspreider vrij staat om de werkzaamheden te verrichten op basis van een arbeidsovereenkomst dan wel een overeenkomst van opdracht.

  • 2. De postverspreider wordt bij het maken van deze keuze door werkgever/opdrachtgever geïnformeerd over de specifieke kenmerken van het werken middels een arbeidsovereenkomst dan wel een overeenkomst van opdracht.

  • 3. Vanuit het in lid 1 van dit artikel bepaalde uitgangspunt en gelet op het bepaalde in het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 streeft de werkgever er naar om 50% van de postverspreiders op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te laten verrichten, waarbij een afwijking van 50% van de doelstelling mogelijk is. De werkgever is in ieder geval gehouden 25% van de postverspreiders op basis van een arbeidsovereenkomst te laten werken.

    Cao-partijen treden met elkaar in overleg indien een werkgever aangeeft dat een percentage van 30% en/of 70% is bereikt.

    Cao-partijen evalueren na 1 jaar na aanvang van deze collectieve arbeidsovereenkomst welke contractvorm, arbeidsovereenkomst dan wel overeenkomst van opdracht de voorkeur van postverspreiders geniet. Naar aanleiding van deze evaluatie kunnen nieuwe percentages als genoemd in lid 3 van dit artikel worden vastgesteld over de verdeling van de werkzame postverspreiders via arbeidsovereenkomsten dan wel overeenkomsten van opdracht.4

De eerder gemaakt afspraken zijn dan ook niet nagekomen. Sandd verplicht zich in deze cao slechts tot het in dienst nemen van vijfentwintig procent van het personeel.

Op deze manier is een situatie ontstaan die de wetgever nooit beoogd heeft. Zoals hierboven staat vermeld gaat de wetgeving (de Postwet en de AMvB Tijdelijk besluit postbezorgers 2011) er vanuit dat per 1 januari 2014 tachtig procent van de postbezorgers een arbeidsovereenkomst heeft. Hiervan kon worden afgeweken (art. 3 van de AMvB) bij het afsluiten van een cao, waarbij eventueel afwijkende afspraken konden worden gemaakt over het aantal arbeidsovereenkomsten. De wetgever had daarbij de reguliere vakbonden voor ogen. Nu is er een maas in de wet gevonden door te onderhandelen met een «gele bond».

In maart 2014 verklaarde de FNV klaar te zijn met onderhandelen en deed de vakbond aan Sandd het volgende eindaanbod:

  • op 31 december 2014 dient 70% van de postverspreiders bij niet-gedispenseerde bedrijven als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de op 1 januari jl. geëxpireerde cao postverspreiders werkzaam te zijn onder een arbeidsovereenkomst;

  • op 31 december 2015 dient 80% van de postverspreiders bij niet-gedispenseerde bedrijven als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de cao postverspreiders werkzaam te zijn onder een arbeidsovereenkomst.5

Daarbij voegden zij een aantal looneisen ter onderhandeling.

Tevens pleitte de FNV voor een «Eis van dienstbetrekking». Hiervoor verwezen zij naar het Advies Vreeman betreffende de Postmarkt uit 2011. Vreeman schreef daarin: «De overheid dient de fundamentele vraag te beantwoorden wat de positie en de rechtsgevolgen van de OvO aan de onderkant van de arbeidsmarkt nu precies inhouden. Iemand die feitelijk werknemer is moet bepaalde rechten hebben, die nu niet aan de OvO zijn verbonden. De vraag wanneer dit het geval is, bijvoorbeeld bij hele kleine bijbanen, vraagt om een structurele visie van de overheid. De maatschappelijke discussie over de wenselijkheid en vormgeving van OvO’s aan de onderkant van de arbeidsmarkt zal namelijk blijven oplaaien wanneer dit zich ook in andere sectoren voordoet. De vergelijking wordt wel gemaakt met zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers). Bij zzp-ers geldt echter dat zij door hun vakmanschap en expertise onderhandelingsmacht hebben ten opzichte van de opdrachtgever. Aanbieders van laaggeschoolde arbeid ontberen deze onderhandelingsmacht en daarom vind ik het gebruik van OvO’s aan de onderkant van de arbeidsmarkt ongewenst. Ik adviseer de overheid dan ook met een fundamentele visie op het gebruik van OvO’s aan de onderkant van de arbeidsmarkt te komen.»6

Aangezien de ontwikkelingen er nu niet op lijken te wijzen dat het oorspronkelijke doel van de Kamer, onderbouwd door Vreeman, wordt behaald, willen de indieners deze maas in de wet zo snel mogelijk dichten.

Aanbevelingen

  • 1. De fracties stellen voor om art. 3a van deze AMvB te schrappen, zodat art. 2 onverminderd van toepassing is op postbedrijven die niet in het huidige artikel 3b worden uitgezonderd.

  • 2. De indieners bepleiten bovendien dat de eis dat het percentage van werknemers die onder contract werken bij postmaatschappijen op tachtig procent blijft gehandhaafd.

Financiële consequenties

De aanbevelingen in deze nota hebben geen budgettaire consequenties voor het Rijk.

Gesthuizen Mei Li Vos


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 536, nr. 2.

X Noot
2

Tijdelijk besluit postbezorgers 2011, Staatsblad 2011, 159.

X Noot
3

CAO voor Postverspreiders, 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. http://www.lbv.nl/images/stories/CAOs%20LBV%20PDF/CAO_Postverspreiders_2014–2016.pdf

X Noot
4

CAO voor Postverspreiders, 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016, 11. http://www.lbv.nl/images/stories/CAOs%20LBV%20PDF/CAO_Postverspreiders_2014–2016.pdf

X Noot
6

Rapport «Advies Vreeman: betreffende de Postmarkt». Bijlage bij: Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 502, nr. 49, 12–13.

Naar boven