34 124 Beleidsdoorlichting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Nr. 28 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 november 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 24 mei 2022 inzake over de opzet en vraagstelling periodieke rapportage «Klimaatbeleid voor ontwikkeling» (Kamerstuk 34 124-26).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 oktober 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wuite

Adjunct-griffier van de commissie, Prenger

Vragen en antwoorden

1

Wanneer zal het IOB-onderzoek afgerond zijn?

Antwoord:

De Periodieke Rapportage zal het vierde kwartaal van 2023 aan de Kamer worden aangeboden, inclusief een beleidsreactie.

2

Wanneer worden de (bouwstenen) studies aan de Kamer aangeboden? Met Q erbij. Relevant voor griffier – dan kunnen ze samenvoegen. (In aanbiedingsbrief aangeven of bij deelstudies separate behandeling gewenst is)

Antwoord:

De deelstudie Klimaatfinanciering is al in 2021 aangeboden1. De deelstudie Klimaatdiplomatie zal in het eerste kwartaal (Q1) van 2023 worden aangeboden. De deelstudie Klimaatadaptatie zal in het tweede kwartaal (Q2) 2023 worden aangeboden.

3

Worden de literatuurstudie klimaatadaptatie en de analyse klimaatdiplomatie in 2022 aan de Kamer aangeboden?

Antwoord:

De geplande literatuurstudie klimaatadaptatie vervalt, omdat IPCC in 2022 een goede synthese over klimaatadaptatie heeft geschreven (IPCC Working Group II report, Climate Change 2022: Impacts, Adaptation and Vulnerability). Dit rapport zal worden gebruikt in de IOB deelstudie klimaatadaptatie. De deelstudie Klimaatdiplomatie zal in Q1 2023 worden aangeboden.

4

Kunt u toelichten hoe de periodieke rapportage betrokken wordt bij de op te stellen interdepartementale klimaatstrategie? Is er al het najaar 2022 – hoe aansluiten?

Antwoord:

De interdepartementale klimaatstrategie, gepland voor eind 2022, heeft gebruik gemaakt van de IOB deelstudie klimaatfinanciering uit 2021.

5

Kunt u toelichten hoe de periodieke rapportage naast inzicht in beleidscoherentie, inzicht zal bieden in de doeltreffendheid en doelmatigheid?

Antwoord:

In de studie klimaatadaptatie zal doeltreffendheid bekeken worden aan de hand van een synthese van beschikbare evaluaties, a.d.h.v. het IPCC rapport van 2022, alsook a.d.h.v. veldwerk in Bangladesh, Mozambique en Ethiopië. De doeltreffendheid van het klimaatmitigatiebeleid zal bekeken worden aan de hand van een synthese van beschikbare evaluaties en van het IPCC rapport van 2022.

In de studie klimaatdiplomatie zal doeltreffendheid bekeken worden door een vergelijking van activiteiten en resultaten van Nederlandse ambassades: een zgn. «kwalitatieve vergelijkende analyse». Op basis van deze analyse zullen twee landen worden uitgekozen waar activiteiten en resultaten meer in detail zullen worden geanalyseerd.

Over doelmatigheid heeft IOB bewust geen aparte evaluatievraag opgenomen, omdat deze moeilijk te beantwoorden is voor zo’n breed beleidsterrein. Mogelijk zal m.b.t. de volgende deelgebieden wel iets over doelmatigheid gezegd kunnen worden: het vergelijken van de kosten van investeringen in klimaatadaptatie nu, met de schade die je daarmee in de toekomst zou voorkomen; het vergelijken van de kosten van verschillende interventies die vergelijkbare uitkomsten opleveren; en wellicht iets over de zgn. additionaliteit binnen publiek-private financiering: in hoeverre is er privaat geld gemobiliseerd, en in hoeverre zouden deze activiteiten ook zonder publieke financiering hebben plaatsgevonden?

6

Op welke wijze wordt het onderzoek naar de doelmatigheid geoperationaliseerd?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 5.

7

Waarom ligt de nadruk voor de periodieke rapportage als geheel – en in de deelstudies over klimaatfinanciering adaptatie in het bijzonder – op ontwikkelingslanden? Over welke landen spreken we concreet?

Antwoord:

Deze afbakening is een bewuste keuze binnen de Strategische Evaluatie Agenda van de BHOS. Er is specifiek behoefte aan inzicht in de toegevoegde waarde van NL klimaatadaptatie interventies in ontwikkelingslanden. Bangladesh en Mozambique zijn al bezocht en als de omstandigheden het toestaan wordt ook gekeken naar Ethiopië of een ander derde land. M.b.t. klimaatdiplomatie kijkt IOB echter breder naar landen buiten Europa waarin Nederland actief was, waaronder ontwikkelingslanden, opkomende landen, en ontwikkelde landen.

8

Is het al duidelijk welke «andere activiteiten» (zie pagina 1) zullen worden geëvalueerd?

Antwoord:

Het betreft andere activiteiten die als Nederlandse klimaatfinanciering worden gerapporteerd, maar inhoudelijk niet door Nederland worden aangestuurd: onder andere de Nederlandse bijdrage aan multilaterale organisaties. Deze programma’s zal IOB niet zelf evalueren, maar IOB zal wel gebruik maken van een selectie van evaluaties die multilaterale organisaties laten doen.

9

Kunt u de beleidstheorie of de Theory of Change die gebruikt is bij het opstellen van het klimaatbeleid nader toelichten? En kunt u bij de in de opzet gebruikte figuur ook een toelichting geven op de redeneerlijn van hoe de verschillende onderdelen bijdragen aan de hoger gelegen doelen?

Antwoord:

De gepresenteerde Theory of Change is niet gebruikt bij het opstellen van het beleid, maar is een reconstructie van IOB achteraf op basis van verschillende documenten met beleidstheorieën uit de afgelopen jaren. Deze theorie of change is dus een hulpmiddel voor de evaluatie, en kan ook later aangepast worden met behulp van de evaluatieresultaten. Hieronder geeft IOB een toelichting op deze gereconstrueerde redeneerlijn.

Bovenin staat het uiteindelijke beleidsdoel; daaronder staan de resultaten die aan dit beleidsdoel bijdragen, en met daaronder staan weer de Nederlandse inspanningen om die resultaten te bereiken.

Het overkoepelende doel (1) is de Nederlandse bijdrage aan de afspraken van het Parijsakkoord van 2015 (Kamerstuk 31 793, nr. 134), waarbij de temperatuurstijging zeker niet meer dan 2 graden, en liefst niet meer dan 1,5 graad zal stijgen, en de weerbaarheid tegen klimaatverandering verhoogd wordt.

Om dit doel te bereiken is in het Parijsakkoord afgesproken dat we gezamenlijk werken aan het verminderen van de uitstoot: (2.1 Klimaatmitigatie), en aan het aanpassen van samenlevingen aan klimaatverandering (2.2 Klimaatadaptatie).

Voor mitigatie moedigt Nederland andere landen aan hun emissiereductie ambities te verhogen (3.1), en investeert Nederland, onder meer middels publiek-private financiering (5.2), in duurzame energie (3.2), zoals zonne-energie of zuinige hout-ovens, en in duurzaam landgebruik (3.3), zoals bijvoorbeeld schaduwbomen boven de cacao en het tegengaan van ontbossing.

Voor adaptatie investeert Nederland in duurzaam landgebruik (3.3), onder andere voor een beter water-vasthoudend vermogen; in klimaat-slimme landbouw (3.4) zoals droogte-tolerante gewasvariëteiten; en een verbeterd waterbeheer (3.5) zoals hogere dijken en efficiëntere irrigatie. Klimaatadaptatie doelstellingen worden dus gecombineerd met voedselzekerheid en water doelstellingen (mainstreamen).

Klimaatfinanciering (4) dient om de mitigatie en adaptatie-doelen in ontwikkelingslanden te ondersteunen. Nederland zal een «redelijke bijdrage» leveren aan de Parijs-afspraak die bepaalt dat rijke landen vanaf 2020 gezamenlijk USD 100 miljard hiervoor beschikbaar maken. Deze klimaatfinanciering bestaat voor een deel uit ontwikkelingshulp (4.1), en voor een deel uit private financiering die met ODA gemobiliseerd wordt (4.2). Denk hierbij aan leningen onder gunstige voorwaarden om te investeren in zonne-energie in Afrika. Nederland hanteert daarbij het streven ten minste de helft van de middelen aan adaptatie te besteden (4.3). De huidige periodieke rapportage beoogt inzicht te verwerven in de besteding van met name het ODA gedeelte van de klimaatrelevante middelen.

Klimaatdiplomatie (5) richt zich op het verhogen van de klimaatambities van andere landen. Deze richt zich niet alleen op ontwikkelingslanden maar vooral ook op opkomende economieën buiten de EU met een grote uitstoot. Hier gaat het om bijvoorbeeld het lobbyen voor en ondersteunen van het uit-faseren van steenkool als energiebron, en wijzen op mogelijkheden voor financiering daarvoor.

Tenslotte heeft Nederland ook kennis voorhanden (6), zowel bij kennisinstituten als in het bedrijfsleven, waar ontwikkelingslanden hun voordeel mee kunnen doen. Het gaat bijvoorbeeld om kennis over verbeterd waterbeheer – Nederland ondersteunt een aantal rivierdeltaprogramma’s, bijvoorbeeld in Bangladesh en Vietnam – en kennis over efficiëntie in agro-logistiek. Kennisuitwisseling, klimaatdiplomatie en klimaatfinanciering worden ingezet om andere landen aan te moedigen ambitieuze actie te ondernemen op mitigatie en adaptatie en hen daarbij te ondersteunen.

10

Is er bij dit klimaatbeleid sprake van een vooraf opgestelde beleidstheorie of wordt deze alleen achteraf gereconstrueerd?

Antwoord:

Beide: het ministerie heeft bijvoorbeeld in 2018 verschillende beleidstheorieën opgesteld, maar IOB heeft zelf ook een aangepaste beleidstheorie gereconstrueerd (zie het antwoord op vraag 9) en zal deze tijdens de evaluatie verder aanpassen op basis van de laatste inzichten.

11

Kunt u de onderzoeksvragen nader toelichten en daarbij ook ingaan op de reikwijdte van de gebruikte begrippen zoals «relevant» en «duurzaam»?

Antwoord:

IOB zal de onderzoeksvragen hier iets toelichten. IOB gebruikt voor de begrippen relevantie, effectiviteit, duurzaamheid, en coherentie de definities OECD DAC uit 2019.2

Vraag 1: Wat was het Nederlandse klimaatbeleid voor ontwikkelingslanden (in 2016–2021)?

Hier zal IOB beschrijven wat het Nederlands beleid was, welke instrumenten er voor zijn gebruikt, welke uitgaven er mee gemoeid waren, en aan welke activiteiten in welke landen dit is uitgegeven.

Vraag 2: In hoeverre was dit klimaatbeleid relevant?

IOB vergelijkt het Nederlandse beleid en de activiteiten met internationale klimaatafspraken zoals het Parijsakkoord van 2015, het beleid van ontvangende landen, en de noden en prioriteiten van de uiteindelijke begunstigden. IOB kijkt ook of de verschillende instrumenten, waaronder publiek-private klimaatfinanciering, gezamenlijk aan de Nederlandse en internationale klimaatdoelen hebben bijgedragen.

Vraag 3: Hoe effectief was dit klimaatbeleid?

IOB beoordeelt de resultaten van de verschillende activiteiten – zijn de beoogde resultaten bereikt? – en beoordeelt zo ook de effectiviteit van bepaalde strategieën, en uiteindelijk ook van het beleid als geheel.

Vraag 4: Hoe duurzaam was dit klimaatbeleid?

IOB bekijkt of de resultaten van tijdelijke projecten ook beklijven: blijken ze financieel, economisch en technisch haalbaar zonder externe ondersteuning? Kunnen lokale instituties hiermee verder? En hebben het beleid en de interventies geen negatieve effecten op het milieu?

Vraag 5: Hoe coherent was dit klimaatbeleid (ook in relatie tot nationaal en EU beleid)?

Allereerst zal IOB verschillende onderdelen van het Nederlandse klimaatbeleid vergelijken met de internationale klimaatafspraken zoals het klimaatakkoord van Parijs uit 2015, de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), en de lange termijn strategieën om deze afspraken en doelen te bereiken. Daarna zal IOB het Nederlandse klimaatbeleid vergelijken met het beleid en de doelen die overheden en andere organisaties in ontvangende landen nastreven. Daarnaast zal IOB bekijken in hoeverre het Nederlands klimaatbeleid en ander beleid, bijvoorbeeld op het gebied van handel of landbouw, elkaar tegenwerken of elkaar versterken. Voor deze evaluatie van coherentie zal ook gebruik worden gemaakt van een andere IOB Periodieke Rapportage: «Coherentie van het Nederlandse beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden», die in Q4 2023 uit zal komen.

12

Wordt in onderzoeksvraag 3 specifiek ook gekeken naar de gerealiseerde CO2-reductie?

Antwoord:

Nee. Dit zal IOB slechts in zeer beperkte mate bekijken, voor zover projectdocumenten en evaluaties deze zelf hebben ingeschat of berekend, en voor zover er vuistregels in de literatuur zijn waarmee inschattingen gemaakt kunnen worden.

13

Kan er een expliciete vraag naar de doelmatigheid van het beleid worden toegevoegd?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 5.

14

Is het mogelijk in het onderzoek aandacht te geven aan de vraag of het in vergelijking tot het Nederlandse klimaatbeleid doelmatiger is een Euro uit te geven in de te onderzoeken landen dan in Nederland?

Antwoord:

Voor klimaatadaptatie is dit heel lastig. Het ophogen van dijken is zowel in Nederland als in een land als Bangladesh nodig. IOB zal hiervan geen kosten-baten analyse maken om investeringen in Nederland en Bangladesh op doelmatigheid te vergelijken. Bovendien is klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden vaak gecombineerd met andere doelen, bijvoorbeeld drinkwatervoorziening of landbouwproductie.

Voor klimaatmitigatie, het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, bestaat er het emissie-handelssysteem dat investeringen aanmoedigt in landen waar uitstootvermindering het goedkoopst is. Maar het Nederlandse klimaatbeleid heeft met investeringen in ontwikkelingslanden niet alleen als doel de uitstoot te verminderen. Zo helpt het tegengaan van ontbossing ook de biodiversiteit en bestaansmogelijkheden voor de lokale bevolking, en helpen verbeterde hout-ovens, die minder rook veroorzaken, ook de gezondheid van vrouwen.

15

Kan nader worden gespecificeerd naar welke beleidsinterventies onderzoek wordt verricht in het kader van de vragen naar coherentie van beleid? Kan daarbij worden ingegaan op de in de begroting genoemde samenwerkingsrelaties tot andere bewindspersonen en departementen bij artikel 2?

Antwoord:

Voor coherentie zal IOB ook gebruik maken van een andere Periodieke Rapportage door IOB: «De coherentie van het Nederlands beleid en de effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden», die in 2023 klaar zal zijn. In dit kader heeft IOB een voorbereidende studie laten doen die heeft gewezen op de belangrijkste «andere» beleidsterreinen die invloed hebben op klimaatadaptatie of -mitigatie in ontwikkelingslanden. Voorbeelden van die andere beleidsterreinen zijn waardeketenontwikkeling, internationale handel, en de import van producten waarmee Nederland een relatief grote klimaatvoetafdruk heeft in ontwikkelingslanden. Deze beleidsterreinen liggen deels binnen DGIS voor ontwikkelingssamenwerking, maar ook bij de DGBEB voor internationale handel, en deels ook bij LNV en zelfs de EU voor het landbouwbeleid en de import van bijvoorbeeld veevoer, palmolie en hout.

Daarnaast werken verschillende departementen samen aan het «Actieplan Beleidscoherentie voor ontwikkeling» waarin klimaat een van de vijf prioriteiten is. IOB neemt dit werk en de samenwerking tussen ministeries op dit vlak in acht in haar onderzoek.

16

Wordt in het kader van beleidscoherentie ook onderzocht welke beleidsinterventies van andere departementen van invloed zijn?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 15.

17

Op welke wijze wordt binnen het onderzoek gekeken naar de coherentie van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en het beleid van internationale handel?

Antwoord:

Zie ook het antwoord op vraag 15. Internationale handel komt inderdaad naar voren als een beleidsterrein met effecten op klimaat in ontwikkelingslanden, en daar zal IOB naar kijken.

De coherentie tussen ontwikkelingssamenwerking en internationale handel is overigens ook uitgebreid aan bod gekomen in de IOB studie «Gedeelde belangen, wederzijds profijt? – Beleidsdoorlichting artikel 1 van de BHOS-begroting (2021) (Kamerstuk 34 124, nr. 25), en in de IOB deelstudie «Coherentie of co-existentie», evaluatie van hulp, handel en investeringsbeleid in drie partnerlanden: Bangladesh, Ethiopië en Kenia (2021).

18

Kunt u toelichten op welke wijze de drie deelstudies met elkaar samenhangen en daarmee de basis vormen voor een synthese?

Antwoord:

De studie klimaatfinanciering die in 2021 is aangeboden ligt aan de basis van de Periodieke Rapportage Klimaatbeleid: hoeveel geld geeft NL uit, in welke landen wordt dit uitgegeven, en aan welke activiteiten? Hier wordt onderscheid gemaakt tussen het aanpassen aan klimaatverandering (adaptatie), en het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie), en wordt ook gekeken naar publiek-private financiering.

Een groot deel van de NL klimaatfinanciering wordt uitgegeven aan klimaatadaptatie (bijvoorbeeld dijken tegen overstromingen, droogteresistente gewasvariëteiten), een onderwerp dat in drie case studie landen zal worden bekeken. IOB schrijft een apart rapport over klimaatadaptatie (Q2 2023).

Een kleiner deel wordt uitgegeven aan klimaatmitigatie (bijvoorbeeld hernieuwbare energie), waar al meer over bekend is, en waarvoor een literatuurstudie voldoende is. Dit zal een hoofdstuk worden in de Periodieke Rapportage (Q4 2023)

Ten slotte is klimaatdiplomatie een middel dat relatief makkelijk en goedkoop kan worden ingezet om de ambitie van andere landen op mitigatie en adaptatie te verhogen, maar de effecten zijn niet helemaal duidelijk. De evaluatie van dit instrument moet inzicht opleveren in het voorwaardenscheppende effect van diplomatie en van campagnes. Dit zal een apart rapport worden (Q1 2023).

Coherentie zal worden bekeken in de drie case studie landen die ook worden bezocht voor de Periodieke Rapportage over beleidscoherentie. Hier wordt vooral bekeken of ook andere Nederlandse beleidsterreinen wellicht onvoorziene, positieve of negatieve klimaateffecten hebben. Denk bijvoorbeeld aan handel in exportproducten die kunnen bijdragen aan duurzame landbouw, maar ook kunnen bijdragen aan ontbossing. Coherentie wordt eveneens behandeld in de Periodieke Rapportage Klimaatbeleid.

19

Kunt u de aanpak nog wat verder toelichten zodat iets duidelijker wordt wat de beoogde onderzoeksaanpak inhoudt?

Antwoord: (Zie ook de toelichting op de evaluatievragen bij vraag 11)

Voor de Periodieke Rapportage als geheel is de methode summier uitgewerkt. Voorzien zijn (1) een beschrijving van het beleid, de instrumenten en de uitgaven; (2) een synthese en update van de deelstudie klimaatfinanciering uit 2021; (3) een synthese van de deelstudie klimaatdiplomatie; (4) een synthese van de deelstudie klimaatadaptatie; (5) een hoofdstuk over klimaatmitigatie; en (6) overkoepelende conclusies en aanbevelingen voor toekomstig beleid.

Voor de drie verschillende deelstudies worden aparte Terms of Reference opgesteld met een meer uitgewerkte methode.

Het rapport Klimaatfinanciering (2021) bevat een uitgebreide methode (Hoofdstuk 4 en Annex 1).

Voor de deelstudie Klimaatdiplomatie heeft IOB een enquête onder Nederlandse ambassades gehouden en zal IOB op basis hiervan een «kwalitatieve vergelijkende analyse» van de context, activiteiten en resultaten doen. Vervolgens worden twee case study landen gekozen voor een grondiger analyse van de processen tussen activiteiten en resultaten.

De deelstudie Klimaatadaptatie zal voor een groot deel gebruik maken van veldbezoeken naar Bangladesh, Mozambique, en Ethiopië. Deze landen worden ook bezocht in het kader van de IOB Coherentiestudie. In deze landen wordt gekeken hoe goed klimaat is meegenomen in de adaptatieprojecten op gebied van landbouw en voedselzekerheid, en waterbeheer, en hoe deze passen in het nationale klimaatbeleid van deze landen. Vervolgens wordt gekeken in hoeverre de mensen die het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering worden bereikt, en of deze kwetsbaarheid inderdaad is afgenomen.

20

Kunt u toelichten waarom een apart hoofdstuk over klimaatmitigatie wordt opgesteld in aanvulling op de drie deelstudies? Maakt mitigatie geen deel uit van de deelstudies?

Antwoord:

IOB heeft er voor gekozen om drie onderwerpen, waarover IOB niet eerder een evaluatie uitvoerde, in deelstudies uit te werken die elk een apart rapport gaan opleveren. Dit zijn klimaatfinanciering, klimaatdiplomatie en klimaatadaptatie. Van elk van deze rapporten zal een synthese worden opgenomen als hoofdstuk in de Periodieke Rapportage. Over klimaatmitigatie, en vooral over hernieuwbare energie, is al meer bekend, ook uit de IOB studie naar hernieuwbare energie (2015). Daarom voert IOB over klimaatmitigatie geen aparte deelstudie uit, maar een beperkte deskstudie. Dat zal geen apart rapport opleveren: het kan direct als hoofdstuk opgenomen worden in de Periodieke Rapportage.

21

In de opzet wordt genoemd dat bij de deelstudie klimaatadaptatie dezelfde landen gekozen worden als bij de Periodieke Rapportage «Beleidscoherentie en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden», welke landen worden onderzocht in de deelstudie klimaatdiplomatie? Welke zijn dat dan + motivatie

Antwoord:

De geselecteerde landen voor de deelstudie Klimaatadaptatie en de Periodieke Rapportage Coherentie zijn Bangladesh, Mozambique en Ethiopië. Landen zijn geselecteerd op basis van: (1) Grootte en diversiteit van Nederlandse inzet op gebied van klimaat, voedselzekerheid en water; (2) diversiteit aan landen (Azië, Afrika); (3) veiligheid om landen te bezoeken; (4) overig Nederlands actief beleid (bijvoorbeeld handel) in deze landen dat mogelijk effecten heeft op klimaat.

Voor klimaatdiplomatie is eerst een enquête uitgezet onder een groot aantal landen waarin Nederland actief is. Vervolgens zal IOB na een eerste analyse van context, activiteiten en resultaten, hieruit twee landen kiezen voor een gedetailleerde studie naar de effectiviteit. Die landenkeuze is nog niet gemaakt, maar waarschijnlijk kiest IOB twee landen waar Nederland op twee verschillende manieren aan klimaatdiplomatie heeft gedaan.

22

Kan het onderzoek ook bezien of er in het beleid potentieel meer effectieve manieren van klimaatmitigatie en -adaptatie niet gedaan zijn? Met andere woorden, kan in aanvulling op de vraag in hoeverre dit klimaatbeleid relevant was, ook de vraag gesteld worden of er misschien nog relevanter opties voor beleid over het hoofd gezien zijn?

Antwoord:

Dat wil IOB inderdaad proberen, voor een deel gebaseerd op wat bekend is uit literatuur (zoals het IPCC rapport uit 2022). Zo kan IOB activiteiten die Nederland ondersteund heeft, vergelijken met alternatieven die Nederland niet of minder ondersteund heeft. Dit ziet IOB dan ook als een manier om naar doelmatigheid te kijken (zie ook antwoord bij vraag 5).

23

Kan uiteen worden gezet hoe concreet zal worden gemeten of het klimaatbeleid effectief is?

Antwoord:

IOB zal dit niet zelf kunnen meten. IOB is hiervoor afhankelijk van beschikbare evaluaties en literatuur die wel effectiviteit gemeten hebben, en van IOB veldbezoeken, waarin IOB verschillende mensen zal spreken en ook zelf observaties kan doen, zonder effectiviteit echt te meten.

24

Wordt er in het kader van de effectiviteit van het Nederlandse klimaatbeleid ook onderzocht in hoeverre dit beleid, zowel in Nederland als daarbuiten, bijdraagt aan het tegengaan van vermeende klimaatverandering, bijvoorbeeld door daarbij het aantal graden dat de aarde minder (hard) is opgewarmd te becijferen?

Antwoord:

IOB kan geen berekeningen maken van het effect van het Nederlands beleid, of onderdelen daarvan, op de opwarming van de aarde. Het IPCC is hiervoor de aangewezen organisatie, en maakt berekeningen van het effect van klimaatbeleid van alle landen gezamenlijk op de opwarming van de aarde.

25

Is het onderzoek ook voornemens om in het kader van de effectiviteit van het klimaatbeleid het Nederlandse klimaatbeleid af te zetten tegen de maatregelen op internationaal niveau en de mondiale klimaatontwikkelingen?

Antwoord:

IOB heeft dit in de studie klimaatfinanciering gedaan, waarin verwezen wordt naar internationale afspraken voor klimaatfinanciering, en het relatieve aandeel dat Nederland daaraan bijdraagt. Een vergelijking van de effectiviteit van Nederlandse maatregelen en die van andere landen is niet voorzien.

26

Op welke wijze zal worden gemeten hoe duurzaam het klimaatbeleid is?

Antwoord:

Bij duurzaamheid kijkt IOB vooral naar hoe resultaten van tijdelijke projecten beklijven. Wordt de aanpak voortgezet, opgeschaald, en is het bestand tegen veranderingen in de context? Een voorbeeld in Bangladesh is de aanpak waarbij boeren verantwoordelijkheid krijgen en nemen voor het onderhoud van irrigatiesystemen op lager (tertiair) niveau. Dit is jaren geleden door Nederlandse projecten geïntroduceerd, getest en aangepast in polders in het zuidwesten, en is later overgenomen in nationaal beleid van de Bangladesh overheid.

27

Op welke wijze worden personen, waarbij interviews worden afgenomen, geselecteerd?

Antwoord:

IOB let er op dat voldoende verschillende en ook onafhankelijke bronnen worden geraadpleegd. In Nederland betekent dit dat IOB interviews gaat doen met overheidsmensen die direct bij het klimaatbeleid betrokken zijn, maar ook met mensen van kennisinstituten en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die een meer kritische buitenstaandersblik op het beleid hebben. In de case studie landen betekent dit dat IOB zowel met projectuitvoerders en begunstigden (bijvoorbeeld boeren en vrouwen) praat, maar ook met overheidsorganisaties, NGO’s, mensen van universiteiten, en andere donoren actief in dat land op het gebied van klimaat. Daarnaast gebruikt IOB beschikbare onafhankelijke en externe evaluaties, en bredere literatuur.

28

Worden er ook personen geïnterviewd, die kritisch staan tegenover het Nederlandse klimaatbeleid alsmede die kritisch staan tegenover de hypothese dat het klimaat primair en hoofdzakelijk door menselijk handelen verandert?

Antwoord:

(Zie ook het antwoord op vraag 27).

Mensen die kritisch staan tegenover het Nederlands klimaatbeleid verwacht IOB zeker tegen te komen. In hoeverre daar ook mensen bij zitten die niet geloven dat menselijk handelen klimaatverandering veroorzaakt, weten we niet van te voren.

29

Zijn er ook afspraken gemaakt over eventuele vervolgstappen die moeten worden genomen naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek, bijvoorbeeld het stopzetten van klimaatmaatregelen indien blijkt dat de Nederlandse maatregelen de vermeende klimaatverandering op mondiaal niveau niet tot nauwelijks beïnvloeden, waarbij onder andere concreet kan worden gedacht aan een niet-significante vertraging/verandering in het aantal graden dat de aarde zou opwarmen?

Antwoord:

IOB evalueert beleid, maar maakt geen afspraken over vervolgstappen of nieuw beleid. Dat is aan de Minister. Wel zal IOB aanbevelingen doen voor toekomstig beleid, gebaseerd op eigen bevindingen en bewijs uit de literatuur. Ook zal IOB waarschuwen als onderdelen van het beleid zijn gebaseerd op aannames die niet goed onderbouwd zijn. Deze aanbevelingen kunnen gaan over waar wel en waar niet mee door te gaan.

Zoals eerder aangegeven (bij vraag 24), zal IOB niet kunnen berekenen wat het effect is van het Nederlands klimaatbeleid op de afname van de temperatuurstijging wereldwijd. Bovendien worden er met het klimaatbeleid meerdere doelen nagestreefd, bijvoorbeeld op het gebied van aanpassing aan klimaatverandering.

30

Wat waren de uitkomsten uit de beleidsdoorlichtingen door het IOB uit 2017 op gebied van water en voedselzekerheid, alsmede een beleidsdoorlichting over energie in 2015?

Antwoord:

Hier enkele uitkomsten uit deze beleidsdoorlichtingen die relevant zijn in het kader van klimaatadaptatie of klimaatmitigatie:

Waterbeheer: In ongeveer de helft van de wateractiviteiten was klimaatadaptatie, en soms ook klimaatmitigatie, een expliciete doelstelling. Zelfs als klimaat niet expliciet was genoemd, waren activiteiten die zich bijvoorbeeld richtten op waterefficiëntie in de landbouw of bescherming tegen overstromingen zeker relevant voor klimaatadaptatie, en hadden deze ook duidelijk positieve resultaten. Een meer algemeen probleem was het gebrek aan duurzaamheid, waarbij investeringen na de tijdelijke projectfinanciering vaak werden verwaarloosd door een gebrek aan institutionele capaciteit en eigenaarschap.

Voedselzekerheid: Klimaatadaptatie in landbouwprojecten zet vaak in op beter waterbeheer en irrigatie, met duidelijke positieve korte termijn resultaten. Er is maar weinig bekend over de lange-termijn effecten en over effecten op het milieu. Veel nieuwe klimaat-slimme landbouwprojecten zijn nog niet geëvalueerd.

Hernieuwbare energie: Nederland was succesvol in het vergroten van de toegang tot hernieuwbare energie voor 14 miljoen mensen (2004–2014). Bij verbeterde hout-ovens voor koken bleek de bijdrage aan klimaatmitigatie minder dan voorspeld, doordat het kookgedrag veranderde (bijvoorbeeld meer gebruik warm water), en doordat in sommige landen het bespaarde hout anders ook wel verbrand zou zijn voor andere doeleinden (bijvoorbeeld voor bodemvruchtbaarheid).

Voor meer informatie verwijzen we naar de Nederlandse nieuwsbrief, en voor meer details naar de Engelse rapporten van de IOB beleidsdoorlichtingen waterbeheer3, voedselzekerheid4 en hernieuwbare energie5.

31

Hoeveel (bedrag / percentage van het totaal) van de Nederlandse klimaatfinanciering gaat naar non ODA landen? Welke non ODA landen ontvangen Nederlandse klimaatfinanciering? Waarom is de rapportage niet ook gericht op de ontvangers uit non ODA landen?

Antwoord:

De focus en afbakening van deze studie is op ODA voor klimaat in ontwikkelingslanden (zie vraag 7). In principe gaat alle klimaatfinanciering, d.w.z. ODA, naar ontwikkelingslanden. De IOB deelstudie klimaatfinanciering geeft een overzicht van de ontvangende landen naar inkomenscategorie. Daaruit blijkt dat van het deel dat aan ontvangende landen kan worden toegeschreven, 60% naar lage-inkomenslanden, 33% naar lagere middeninkomenslanden, en 7% naar hogere middeninkomenslanden is gegaan (2019).

Klimaatdiplomatie, waarmee slechts een heel bescheiden budget is gemoeid, richt zich ook op non-ODA landen, waaronder opkomende economieën met een grote uitstoot, buiten de EU.

Naar boven