34 120 Beleidsdoorlichting Wonen en Rijksdienst

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2015

In de begroting Wonen en Rijksdienst is voor 2016 een beleidsdoorlichting van artikel 2.2 (Woningbouwproductie) opgenomen. De Minister van Financiën heeft uw Kamer in zijn brief van 27 mei 20151 toegezegd dat u separaat geïnformeerd wordt over de opzet en vraagstelling van beleidsdoorlichtingen. In deze brief ga ik hierop in.

Bij beleidsdoorlichtingen is de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) leidend2. De beleidsdoorlichting heeft het karakter van een syntheseonderzoek, wat inhoudt dat er zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van eerder uitgevoerde onderzoeken en wordt samengevat wat al bekend is over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Waar nodig zal aanvullend onderzoek gedaan worden om het beleid op doeltreffendheid en doelmatigheid te kunnen beoordelen.

De onderzoeksopzet zal na uw eventuele vragen worden aangepast en uitgevoerd door een extern bureau dat begeleid zal worden door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De onderzoeksopzet en de resultaten van dit onderzoek zullen worden beoordeeld door de externe hoogleraar, prof.dr.ir. M.H. Hermans. De beleidsdoorlichting zal eind 2016 aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

Onderzoeksvraag en methodiek

De onderzoeksvraag is op welke wijze het beleid op grond van artikel 2.2 bijdraagt aan de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad die aansluit bij de wensen van de eindgebruikers.

Gelet op de aard van de vragen van de beleidsdoorlichting in de RPE vormt een desktopstudie (het bestuderen, analyseren en beschrijven van de beleidsinzet op de verschillende in art 2.2. genoemde onderwerpen) de eerste fase. Bepalende factoren zoals substantieel minder begrotingsgeld en een veranderende bestuurlijke context (decentralisatie) zullen daarbij worden beschouwd, net zoals de specifieke verschijningsvorm van beleid (kaderstelling, ondersteuning van innovatie, monitoring en (beleids)verkenning).

In de tweede fase wordt gekeken naar de effecten van dit beleid. Dit vindt zoveel mogelijk plaats op basis van bestaande evaluaties, voortgangsrapportages etc. Omdat het veelal gaat om een specifieke beleidsinzet bij bijvoorbeeld gemeenten (onder andere via de expertteams) zullen interviews met relevante stakeholders worden afgenomen voor een juiste duiding en het verkrijgen van benodigde aanvullende informatie. Waar mogelijk wordt dit gekoppeld aan de voor dit beleid beschikbare budgetten.

De RPE vraagt om een onafhankelijke beoordeling van de beleidsdoorlichting. Prof.dr.ir. M.H. Hermans, hoogleraar Publiek Opdrachtgeverschap aan de TU Delft, zal als onafhankelijke deskundige in een vroeg stadium bij de beleidsdoorlichting worden betrokken. Mw. Hermans is vooral actief op het terrein van geïntegreerde contracten, vernieuwing en kwaliteitssturing in de bouw en beheer van de bestaande vastgoedvoorraad. Zij is gevraagd om als onafhankelijk deskundige op de onderzoeksopzet en de resultaten van de beleidsdoorlichting te reflecteren. Deze reflectie zal samen met de beleidsdoorlichting aan uw Kamer worden aangeboden.

Focus van de beleidsdoorlichting

De focus (in de tijd) van de beleidsdoorlichting betreft de periode na het verschijnen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en daarmee gepaard gaande verandering in de bestuurlijke verhoudingen tussen Rijk en decentrale overheden. Daar waar relevant zal worden bezien welke beleidswijzigingen hieraan vooraf zijn gegaan, zodat duidelijk wordt op basis waarvan het huidige beleid is vormgegeven en of bijsturing wenselijk is.

Het begrotingsartikel 2.2 bevat voor 2015 de financieringsinstrumenten voor subsidies en opdrachten inzake het beleidsprogramma woningbouwproductie (tezamen ca. € 2 mln.). Onderwerpen die hierbij horen betreffen o.a. de drie expertteams («kantoortransformatie», «particulier opdrachtgeverschap» en «versnellen»).

Het begrotingsartikel 2.2. bevat ook een bijdrage aan baten-lasten agentschappen, te weten de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze post, begroot op € 17,1 mln in de begroting 2015, omvat de uitvoeringskosten voor alle werkzaamheden op het gebied van wonen en bouwen en daarmee meer dan alleen het deel dat direct betrekking heeft op de woningbouwproductie.

Het is derhalve zinvol om het door te lichten beleid af te bakenen tot die zaken die in begrotingsartikel 2.2 expliciet op de woningbouwproductie betrekking hebben.

De uitvoeringskosten voor de RVO die niet in de beleidsdoorlichting worden meegenomen zijn inhoudelijk voor het grootste deel verbonden aan het beleidsonderwerp «energiebesparing in de bestaande omgeving», met name gericht op de uitvoering van het energieakkoord. Ook heeft een deel van de RVO-inzet betrekking op de uitvoering van de regeling Bevordering Eigen Woningbezit (BEW), alsmede op de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Deze middelen zijn reeds onderdeel geweest van beleidsdoorlichtingen of beleidsevaluaties. Daar zal dan ook niet op worden ingegaan. Zo heeft in 2014 een beleidsdoorlichting «energie en bouwkwaliteit» plaatsgevonden (Kamerstuk 34 120, nr. 1). De BEW-regeling is reeds uitputtend in 2010 geëvalueerd en is aflopend; er zijn geen nieuwe aanvragen meer mogelijk sinds 2010.

 

2015

2.2 Beleidsprogramma Woningbouwproductie (totaal)

€ 1.923.000

 

Opdrachten

€ 1.723.000

 

Subsidie

€ 200.000

   

2.2 Bijdrage aan baten-lasten agentschap (totaal)

€ 17.111.000

 

SLW (waaronder woningbouwbeleid)

€ 2.500.000

 

Energiebesparing, BEW, etc.

€ 14.611.000

De focus van de beleidsdoorlichting van artikel 2.2 ligt op de relevante uitgaven in het kader van het woningbouwbeleid en betreft daarmee budgettair een omvang van ca. € 4 miljoen. Conform de RPE zal ook de optie van 20% reductie op het budget en de gevolgen hiervan voor de uitvoering van beleid worden aangegeven.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 34 000, nr. 59.

X Noot
2

Regeling van de Minister van Financiën van 15 augustus 2014 houdende regels voor periodiek evaluatieonderzoek.

Naar boven