34 114 Goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (Trb. 2014, 207)

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 19 februari 2015

De regering dankt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag met betrekking tot het voorstel van wet tot goedkeuring van bovengenoemd verdrag. De regering heeft met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de desbetreffende fracties. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden de vragen van de commissie, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, beantwoord, waarbij de volgorde van de vragen wordt aangehouden en vragen met dezelfde strekking worden samengevoegd.

De leden van de VVD-fractie vragen of eventuele toekomstige aansluiting bij de Eurasian Economic Union (EEU), de douane-unie van Wit-Rusland, Kazachstan en Rusland, onverenigbaar zou zijn met de associatieovereenkomst en of er afspraken zijn gemaakt om dit te voorkomen.

Ook de leden van de SP-fractie vragen in welke mate de associatieovereenkomst onverenigbaar is met politieke en economische instrumenten van Rusland voor de nabuurlanden, waaronder de douane-unie.

De associatieovereenkomst, inclusief de Deep and Comprehensive Free Trade Area (DCFTA) die hier onlosmakelijk deel van uitmaakt, laat Moldavië vrij om vrijhandelsakkoorden met derde landen af te sluiten. Dit is een soevereine beleidskeuze. Deelname aan de DCFTA is dan ook geheel verenigbaar met de bestaande vrijhandelsverdragen die Moldavië heeft gesloten met andere GOS-landen. Lidmaatschap van een douane-unie zoals de Euraziatische Economische Unie (EEU) is echter juridisch niet verenigbaar met een DCFTA. Om de bepalingen van het vrijhandelsdeel in de associatieovereenkomst te kunnen uitvoeren, moeten landen immers soevereiniteit hebben over hun handelsbeleid. Met deelname aan de EEU wordt deze soevereiniteit beperkt doordat landen de zeggenschap over hun handelsbeleid overdragen aan een externe, supranationale instantie. Zoals de vorige EU-commissaris Stefan Füle te kennen gaf in september 2013 in een discussie met het Europees parlement over dit onderwerp: «Je kunt niet tegelijkertijd je douanetarieven verlagen als gevolg van de DCFTA en verhogen als gevolg van de Euraziatische douane-unie.» Dit sluit samenwerking met de EEU geenszins uit. Moldavië heeft overigens niet de intentie toe te treden tot de EEU.

De leden van de SP-fractie vragen waarom Rusland zich zo nadrukkelijk tegen implementatie van het akkoord opstelt; welke (economische) maatregelen Rusland reeds tegen Moldavië heeft genomen vanwege de associatieovereenkomst en wat hiervan de gevolgen zijn.

Rusland werpt bezwaren op tegen een vergaande associatie van Moldavië met de Europese Unie. Rusland wijst hierbij vooral op vermeende negatieve gevolgen voor zijn economische belangen, zonder deze te kwalificeren of te kwantificeren. Rusland ziet daarnaast ook zijn invloed in/op Moldavië afnemen, wat in de ogen van Moskou wordt bestendigd door de maatregelen in de overeenkomst gericht op politieke associatie, in de vorm van een toenadering tot Europese waarden en standaarden op het gebied van mensenrechten, rechtsstaat en democratie.

Reeds voor de ondertekening van de associatieovereenkomst heeft Rusland economische maatregelen genomen tegen Moldavië. In 2013 heeft Rusland de import van Moldavische wijn verboden. Daarnaast heeft Rusland in juli 2014 de markt afgesloten voor Moldavisch fruit. Hiermee zijn twee van de voornaamste landbouwexportproducten van Moldavië niet langer welkom op de Russische markt. Formeel zijn deze handelsmaatregelen op technische gronden genomen, maar het is aannemelijk dat de Russische oppositie tegen het ondertekenen van de associatieovereenkomst hierbij een belangrijke factor was. De Russische economische maatregelen hebben een sterk effect omdat veel van deze producten nog niet voldoen aan de geldende EU standaarden, waardoor de handelsstromen zich slechts in beperkte mate hebben verlegd naar de Europese markt.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de associatieakkoorden mogelijkheden bieden om fundamentele waarden zoals mensenrechten, vrijheid, democratie en de rechtsstaat aan de orde te stellen. Meer specifiek vragen deze leden in hoeverre ook taalkwesties in relatie tot de bescherming van de rechten van minderheden in de betreffende landen aan de orde kunnen worden gesteld.

Moldavië heeft zich met het aangaan van de associatieovereenkomst verbonden aan het respecteren van Europese waarden zoals democratie, rechtsstaat en mensenrechten. De bescherming van de rechten van minderheden maakt hiervan integraal deel uit. Deze fundamentele waarden maken standaard deel uit van associatieovereenkomsten van de EU. Mensenrechten zijn bovendien zoals gebruikelijk zelfs als opschortende voorwaarde verankerd in de overeenkomst. In praktijk betekent dit dat de EU de mensenrechtensituatie nauwgezet zal blijven volgen, waaronder de bescherming van minderheden en de daaraan gerelateerde taalkwesties. De Associatieraad en het Associatiecomité bieden een passend platform om de regering van Moldavië hierop aan te spreken. De eerste zitting van de Associatieraad met Moldavië zal naar verwachting plaatsvinden in maart 2015. Verder voorziet de associatieovereenkomst in de oprichting van een subcomité op het gebied van mensenrechten, democratisering en goed bestuur. Via dit comité zal de voortgang op de hervormingsagenda worden besproken met als doel het land in zijn hervormingsproces te ondersteunen en tekortkomingen aan te kaarten.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering welke landen tot op heden zijn overgegaan tot ratificatie. Tevens vragen deze leden in hoeverre het van belang is dat het ratificatieproces in Nederland en andere EU-lidstaten wordt afgerond voorafgaand aan de Riga Top.

De associatieovereenkomst is ondertekend op 27 juni 2014 en wordt, wat betreft de delen die onder de competentie van de EU vallen, voorlopig toegepast vanaf 1 september 2014. Het verdrag zal in werking treden twee maanden nadat de laatste partij zijn ratificatie heeft afgerond. Op dit moment hebben, naast Moldavië zelf, tien EU-lidstaten hun ratificatie afgerond, en staat een aantal andere lidstaten op het punt dit te doen. Het streven binnen de EU is de nationale ratificatieprocessen af te ronden vóór de Top van het Oostelijk Partnerschap in Riga in mei 2015, uiteraard afhankelijk van het verloop van de nationale ratificatieprocedures. Het kabinet heeft de verdragen met voorrang behandeld. Afronding van het Nederlandse ratificatieproces voorafgaand aan de Riga Top zal zowel binnen de EU als in de betreffende landen van het Oostelijk Partnerschap worden gewaardeerd.

De leden van de SP-fractie vragen de regering of kan worden toegelicht wat de houding onder de bevolking van Moldavië is betreffende verdere toenadering tot de EU, met name onder de meer op Rusland gerichte bevolking in Transnistrië en Gagaoezië. Deze leden vragen tevens welke relevantie de regering hecht aan deze verdeeldheid.

De regering deelt de observatie dat Moldavië een land is dat op economisch, taalkundig en politiek vlak verdeeld lijkt. Niettemin zijn de redenen voor de bevolking om al dan niet op pro-Europese of pro-Russische partijen te stemmen breder dan alleen gebaseerd op een geopolitieke keuze voor de EU of Rusland. Uit peilingen voorafgaand aan de verkiezingen in november 2014 bleek dat vooral de breed gedragen zorgen over de verslechterende economische omstandigheden en het gebrek aan rechtszekerheid een grote rol speelden bij het bepalen van stempatronen. Een nipte meerderheid van de Moldavische bevolking ziet toenadering tot de Europese Unie als de beste oplossing voor deze problemen. De bevolking in Gagaoezië heeft overwegend voor de pro-Russische partijen gestemd. Van de mensen in Transnistrië heeft slechts een klein deel aan de verkiezingen deelgenomen via stemlokalen die aan de buitengrenzen waren ingericht. De regering benadrukt dat een Europese oriëntatie primair een binnenlandse keuze is van de Moldavische regering, die een mandaat van de Moldavische kiezers heeft verkregen. Deze pro-Europese oriëntatie gaat gepaard met het doorvoeren van een politieke en economische hervormingsagenda die besloten ligt in voorliggende associatieovereenkomst.

De leden van de SP-fractie vragen naar de economische relatie tussen Moldavië en Rusland en de wederzijdse economische afhankelijkheid. Deze leden vragen specifiek naar de afhankelijkheid van Moldavië van import van energie uit Rusland en openstaande schulden bij Russische energieleveranciers. De leden van de SP-fractie vragen naar de verwachte economische gevolgen van implementatie van de associatieovereenkomst voor de economische relatie tussen Moldavië en Rusland en naar maatregelen van Rusland indien het akkoord verder wordt geïmplementeerd en de gevolgen die dit zal hebben voor de economie en de bevolking van Moldavië.

Rusland was jaren de belangrijkste handels- en investeringspartner van Moldavië. Echter, de relatie is de afgelopen jaren sterk veranderd. In 2014 ging 52% van de export van Moldavië naar de EU, vergeleken met 20% naar Rusland. De verwachting is dat deze heroriëntatie zich zal voortzetten, dankzij verbeterde toegang tot de EU door de associatieovereenkomst en als gevolg van de handelsrestricties die zijn opgelegd door Rusland aan goederen uit Moldavië.

Kwetsbaar blijft de grote afhankelijkheid van inkomsten van Moldavische burgers werkzaam in het buitenland («remittances»), die ruim 20% van het BNP vertegenwoordigen. Schatting van de Nationale Bank van Moldavië is dat 68% van deze «remittances» afkomstig is uit Rusland. Vanwege de economische crisis in Rusland en de Russische maatregelen om arbeidsmigratie uit Moldavië te verminderen is de verwachting dat deze «remittance» stroom de komende maanden verder zal afnemen, met negatieve gevolgen voor de economie en de bevolking van Moldavië.

Moldavië is volledig afhankelijk van gas uit Rusland. De recent aangelegde koppeling tussen het gasleidingnet van Moldavië en Roemenië biedt op termijn perspectief op alternatieve bronnen. Echter, het bedrijf verantwoordelijk voor de aankoop, distributie en management van gas in Moldavië, Moldova-GAZ, heeft als meerderheidsaandeelhouder Gazprom. Rusland maakt bezwaar tegen de invoering van het zgn. «Derde Energiepakket» voor liberalisatie van de energiemark. Moldavië wil dit uitvoeren in het kader van zijn lidmaatschap van de Europese Energiegemeenschap, maar deze liberalisatie kan de dominante marktpositie van Gazprom ondermijnen. Om deze reden wil Rusland geen nieuwe lange termijnovereenkomst voor gaslevering afsluiten. Wel heeft Rusland de bestaande gasleveringsovereenkomst recent met een jaar verlengd. Op de achtergrond speelt de onopgeloste kwestie van de uitstaande miljardenschuld aan Gazprom voor gasleveranties aan de afgescheiden regio Transnistrië, waarvan de rekening door Rusland in Chisinau wordt neergelegd.

Eerder werd al ingegaan op de maatregelen die Rusland nam in de aanloop naar de ondertekening van de associatieovereenkomst om druk te zetten op Moldavië. Er zijn geen voorspellingen te doen over toekomstige maatregelen van Rusland. Wel kan worden gesteld dat de overeenkomst een sterk verbeterde toegang voor Moldavië tot de EU-markt inhoudt, en dat verdere versteviging van de handels- en investeringsrelatie met de EU een positieve impuls kan geven aan de Moldavische economie.

De leden van de CDA-fractie achten het opvallend is dat de regering pas ingaat op de binnenlandspolitieke situatie in Moldavië en de relatie met Rusland na kritiek van de Raad van State op de toelichting van het wetsvoorstel. Zij vragen waarom de regering dit in eerste instantie niet heeft gedaan.

De actuele situatie in Moldavië is regelmatig onderwerp van gesprek tussen het kabinet en het parlement. Het parlement wordt door middel van brieven of in algemene overleggen geïnformeerd. De regering acht deze informatieverstrekking en het debat dat daarover wordt gevoerd de aangewezen weg: een memorie van toelichting bij een wetsvoorstel is geen politiek document en leent zich hiervoor ook niet, aangezien de Memorie een tijdloos document is dat de bepalingen van de overeenkomst, die immer dezelfde blijven, toelicht. De actuele situatie daarentegen is vanzelfsprekend aan verandering onderhevig. De relatie met Rusland en hoe deze zich heeft ontwikkeld is op zichzelf niet relevant voor de bepalingen die zijn opgenomen in de associatieovereenkomst en die zijn overeengekomen door de soevereine partijen die zich aan de overeenkomst hebben gebonden.

De leden van de CDA-fractie vragen voorts wat de EU-strategie is ten aanzien van Rusland en hoe de associatieakkoorden met Oekraïne, Georgië en Moldavië hierin passen.

De betrekkingen tussen de EU en Rusland zijn sterk verslechterd naar aanleiding van de schendingen van de soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne door Rusland. Nederland en de EU willen Rusland, met zowel druk als dialoog, bewegen tot een andere opstelling ten aanzien van Oekraïne. Uiteraard wordt het conflict in Oekraïne hierbij niet als geïsoleerd geval beschouwd, maar bezien in een trend van toenemend Russisch revisionisme, hetgeen zich uit in een assertieve opstelling jegens buurlanden, waaronder de landen van het Oostelijk Partnerschap en ook Moldavië. De EU heeft consequent benadrukt en aangetoond dat het Oostelijk Partnerschap, inclusief de overeengekomen associatieovereenkomsten, geen bedreiging vormen voor Rusland.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de geopolitieke consequenties zijn als het associatieakkoord daadwerkelijk van kracht wordt.

Nederland en de EU wijzen de gedachte af dat Rusland het recht zou hebben om de soevereine beslissingsbevoegdheid van derde landen om betrekkingen met de EU aan te knopen op welke wijze dan ook in te perken. Het zou derhalve oneigenlijk zijn om Russische dreigementen mee te wegen in de analyse of een associatieovereenkomst met een soevereine staat al dan niet wenselijk is; hiermee zou de facto een Russische invloedssfeer worden erkend.

Daarnaast is de regering van mening dat afzien van een associatieovereenkomst, met als argument Rusland niet voor het hoofd te willen stoten, in het geheel niet zou bijdragen aan vermindering van de spanningen in de regio. Een dergelijke handelwijze zou Rusland alleen maar bevestigen in het streven naar een post-Sovjet «invloedssfeer» waarin buurlanden van Rusland slechts een beperkte soevereiniteit mogen uitoefenen.

Moldavië is voor de EU een belangrijke partner, niet vanwege een gefingeerde geopolitieke competitie met Rusland, maar omdat het land een onmisbare partner is voor de EU voor het creëren van stabiliteit en welvaart aan de Oostgrens. Dat is in het voordeel van de gehele regio. De EU heeft dan ook steeds open gestaan voor besprekingen met Rusland om de betekenis en opzet van de associatieovereenkomst uit te leggen en eventuele Russische bezwaren te bespreken. Ook nu houdt de EU de deur voor dialoog, bijvoorbeeld met de Euraziatische Economische Unie, open.

Overigens worden grote delen van deze associatieovereenkomst, waaronder de meeste handelsbepalingen, reeds voorlopig toegepast en werd hierboven al vastgesteld dat de Russische druk op Moldavië vooral in de aanloop naar de ondertekening van de overeenkomst toenam. Inwerkingtreding van het verdrag zal naar verwachting dan ook geen wezenlijk verschil uitmaken ten aanzien van de Russische opstelling.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe hard de economie van Moldavië getroffen kan worden door Russische sancties en of er mogelijkheden zijn om in overleg met Rusland en Moldavië tot een associatieakkoord te komen dat tegemoet komt aan de bezwaren van Rusland.

Wat betreft de export van Moldavische producten zal een aanscherping van de Russische boycot geringe gevolgen hebben omdat de belangrijkste exportproducten reeds worden geboycot. Zoals hierboven reeds werd uiteengezet, zijn de «remittances» afkomstig uit Rusland echter een ander verhaal. Vanwege de economische crisis in Rusland en de Russische maatregelen om arbeidsmigratie uit Moldavië te verminderen is de verwachting dat deze «remittance»-stroom de komende maanden verder zal afnemen, met negatieve gevolgen voor de economie en de bevolking van Moldavië. Daarnaast is Moldavië volledig afhankelijk van gas uit Rusland. De recent aangelegde koppeling tussen het gasleidingnet van Moldavië en Roemenië biedt op termijn perspectief op alternatieve bronnen. Echter, het bedrijf verantwoordelijk voor de aankoop, distributie en management van gas in Moldavië, Moldova-GAZ, heeft als meerderheidsaandeelhouder het Russische Gazprom.

Nederland en de EU wijzen de gedachte af dat Rusland het recht zou hebben de soevereine beslissingsbevoegdheid van derde landen om betrekkingen met de EU aan te knopen op welke wijze dan ook in te perken. Er heeft tussen de EU, Moldavië en Rusland geen overleg plaatsgevonden over deze associatieovereenkomst.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering nader kan ingaan op de bepalingen in het associatieakkoord over meer samenwerking op het gebied van buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB en GVDB) met Moldavië.

In de associatieovereenkomst zijn afspraken gemaakt over samenwerking op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB). Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan conflictpreventie en crisisbeheer, regionale stabiliteit, ontwapening, non-proliferatie, wapenbeheersing en wapenuitvoercontrole en aan een betere dialoog over ruimtevaart. Hiertoe wordt de wederzijdse dialoog en samenwerking geïntensiveerd, waaronder op het vlak van conflictpreventie en crisisbeheer, in het bijzonder met het oog op versterkte deelname van Moldavië aan civiele en militaire operaties inzake crisisbeheer onder leiding van de EU en aan oefeningen en opleidingen, ook die in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB). Ook zal Moldavië nauwe contacten met het Europees Defensieagentschap (EDA) onderhouden, onder andere over de verbetering van de militaire capaciteit, ook op technologisch vlak. Daarnaast zijn in het Associatieakkoord afspraken gemaakt over samenwerking aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens, daarmee samenhangende materialen en de overbrengingsmiddelen daarvoor, alsook op het gebied van samenwerking op het vlak van ontwapening, waaronder de vermindering van hun voorraad overtollige handvuurwapens en lichte wapen en inzake de gevolgen voor de bevolking en voor het milieu van niet-ontploft achtergelaten materieel.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het associatieakkoord, inclusief een diepe en brede vrijhandelszone (AA/DCFTA), van invloed zal zijn op de handelsstromen tussen de EU en Moldavië.

Uit onafhankelijk economisch onderzoek blijkt dat door de associatieovereenkomst de uitvoer van Moldavië naar de EU met 16% zal toenemen en de invoer uit de EU met 8% zal stijgen. Als de hervormingen voltooid zullen zijn, zal als gevolg van de overeenkomst het BBP naar verwachting jaarlijks met 5,4% stijgen.

De leden van de CDA-fractie vragen of Moldavië op dit moment voldoet aan de politieke criteria om in aanmerking te komen voor een associatieakkoord.

De associatieovereenkomst met Moldavië is gericht op het versterken van de banden met de Unie door middel van politieke associatie en economische integratie. De fundamentele waarden van de Unie op het gebied van de rechtsstaat, democratie en mensenrechten vormen de grondslag van het akkoord. Een belangrijk deel van het akkoord is daarmee ook gericht op toenadering tot deze Europese waarden. Uit de overeenkomst vloeien hervormingen voort op deze terreinen, waaronder versterking van de rechtsstaat en bestrijding van corruptie. Bovendien geeft de overeenkomst de EU verdere mogelijkheden de dialoog aan te gaan over zorgpunten of misstanden en worden de mogelijkheden van de EU deze ontwikkelingen positief te beïnvloeden vergroot.

Het afsluiten van een associatieovereenkomst is niet te vergelijken met het uitbreidingsproces, waar vastgestelde politieke en economische criteria aan ten grondslag liggen. Deze trajecten zijn – terecht – gescheiden. Het Oostelijk Partnerschap, inclusief de associatieovereenkomsten, vormen geen voorportaal voor EU-lidmaatschap.

De leden van de VVD-fractie hebben vragen aangaande de territoriale toepassing van de associatieovereenkomst, vastgelegd in artikel 462. Deze leden vragen of de Europese Unie en/of Moldavië in gesprek zijn met de «autoriteiten» in Chisinau om de implementatie en naleving van de associatieovereenkomst te garanderen in Transnistrië, aangezien de Republiek Moldavië hier geen effectief gezag heeft en welke omstandigheden aanleiding zouden kunnen vormen voor de Associatieraad om te beslissen om de toepassing van het akkoord in de genoemde regio’s op te schorten.

Ook de leden van de SP-fractie vragen naar de territoriale toepassing.

De associatieovereenkomst tussen de EU en Moldavië bepaalt dat deze van toepassing is op het gehele grondgebied van Moldavië binnen de internationaal erkende grenzen, maar de facto niet wordt geïmplementeerd in die gebieden waarover effectief gezag ontbreekt, tot het moment dat het gezag van Moldavië aldaar weer is hersteld. Deze bepaling geldt voor alle gebieden waar Moldavië thans niet het effectief gezag uitoefent. In de huidige situatie wordt het akkoord niet daadwerkelijk toegepast in Transnistrië. Van het overgaan tot opschorting in deze regio’s is dus, conform het gestelde in de bepaling, geen sprake.

De leden van de SP-fractie vragen of een overzicht kan worden gegeven van de relevante ontwikkelingen in Transnistrië en Gagoezië en welk perspectief er is voor een politieke oplossing van de geschillen.

De onderhandelingen voor het oplossen van het sluimerende conflict vindt plaats in de zogenaamde 5+2 gesprekken, waarin naast Moldavië en de niet-erkende Transnistrische autoriteiten ook Rusland, Oekraïne, de OVSE aan deelnemen, met externe waarneming door de EU en de VS. De laatste keer dat dit format bijeenkwam was in april 2014. Met het escaleren van het conflict in Oekraïne zijn de spanningen in Transnistrië opgelopen, onder meer vanwege de aanwezigheid van een Russische troepenmacht die met enige regelmaat oefeningen houdt. De niet-erkende autoriteiten van Transnistrië verkeren in financieel zwaar weer. De zogenaamde «premier» van Transnistrië verklaarde eind december dat het budget van de autoriteiten voor niet meer dan een vijfde kan worden vervuld uit eigen middelen. Dit onderstreept het bestaande beeld dat Transnistrië militair en economisch afhankelijk blijft van Rusland. Er zijn echter geen aanwijzingen dat Rusland interesse heeft om serieuze vooruitgang te maken in het vinden van een politieke oplossing van het conflict.

De bevolking van Gagaoezië heeft zich op 3 februari 2014 per referendum uitgesproken tegen het afsluiten van de associatieovereenkomst. In een verkiezing die door de centrale overheid als niet rechtsgeldig wordt beschouwd, stemde het overgrote deel van de Gagaoezische bevolking tegen toenadering tot de EU, vóór toenadering tot de douane-unie en vóór het recht op onafhankelijkheid indien Gagaoezië haar autonomie zou verliezen. Als gevolg daarvan zijn de relaties tussen de autonome Gagaoezische autoriteiten en de centrale regering in Chisinau bekoeld. Niettemin is de premier van Gagaoezië nog steeds formeel lid van het kabinet en wordt er ondanks de retoriek nog gewoon samengewerkt. Er lijkt vooralsnog geen sprake van een beweging van de Gagaoezische autoriteiten om zich daadwerkelijk onafhankelijk te verklaren.

De leden van de SP-fractie vragen naar de hervormingsagenda van Moldavië die in de associatieovereenkomst ligt besloten en in welke mate voortgang voorwaardelijk is gemaakt aan implementatie van (onderdelen) van de associatieovereenkomst.

De associatieovereenkomst bevat twee soorten bepalingen: politieke en handelsgerelateerde. Op deze beide terreinen schrijft het akkoord een vergaande toenadering tot de standaarden en normen van de EU voor. Op politiek vlak valt hierbij te denken aan het verbeteren van het functioneren van de democratie, rechtsstaat, corruptiebestrijding en mobiliteit. Voor wat betreft de handelsparagrafen wordt de oprichting van een Deep and Comprehensive Free Trade Area beoogd, wat betekent dat landen een groot deel van het economische EU-acquis dienen over te nemen en op die terreinen onderdeel worden van de Europese interne markt. Dit houdt onder andere in de geleidelijke afschaffing van invoerheffingen, aanpassing van wetten en regels voor productstandaarden in de landbouwsector, maakindustrie, etc.

Via de associatieovereenkomst zegt de EU toe de hiermee gepaard gaande hervormingsagenda in Moldavië te zullen ondersteunen. Bestaande conditionaliteiten blijven daarbij uiteraard van kracht.

De leden van de SP-fractie vragen of het aangaan van een associatieakkoord met Moldavië op geen enkele manier kan worden opgevat als voorstadium van een uiteindelijk EU-lidmaatschap voor het land en of dit besef ook in Moldavië bestaat.

Zoals aangegeven in het schriftelijk overleg voor de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van augustus 2014 [Kamerstuknr. 21 501–02 Nr. 1410], mag elke Europese staat die de fundamentele beginselen van de EU onderschrijft en in staat is deze waarden uit te dragen, op basis van artikel 49 van het EU-Verdrag een aanvraag doen voor EU-lidmaatschap. Dit geldt ook voor de drie landen van het Oostelijk Partnerschap die een associatieovereenkomst zijn aangegaan met de Unie, waaronder Moldavië. De regering acht het echter onverstandig hen hiertoe aan te moedigen. Voor deze landen is een lidmaatschapsperspectief niet aan de orde. Dat zou ook geen antwoord bieden op de huidige problematiek in de regio. De EU dient vast te houden aan de eigen strategie: namelijk deze landen door middel van een associatieovereenkomst en vrijhandelszone te helpen bij hun transitie en hen een bijzondere en sterke band met de EU te geven. Het Oostelijk Partnerschap is dan ook niet bedoeld als voorportaal voor EU-toetreding. Hier wordt in de associatieovereenkomsten ook op geen enkele manier op gezinspeeld. De associatieovereenkomst is nadrukkelijk gericht op politieke associatie en economische integratie. Met de uitvoering van deze akkoorden zal de toenadering tot Europese normen en standaarden reeds een aanzienlijke impuls krijgen. Hier zou nu alle aandacht naar uit moeten gaan. Deze lijn draagt de regering ook consequent uit in EU-verband en in bilaterale gesprekken met Moldavië.

De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven in hoeverre op dit moment wordt voldaan aan de essentiële elementen (eerbiediging van de democratische beginselen, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zoals gedefinieerd in internationale verdragen en eerbieding van de rechtsstaat) die opschortende werking hebben.

De regering is van mening dat schending van de essentiële elementen op basis waarvan tot opschorting van de overeenkomst zou dienen te worden overgegaan, niet aan de orde is. De associatieovereenkomst is juist gericht op verdere toenadering tot Europese waarden op het gebied van democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Uit de overeenkomst vloeien ook hervormingen voort op deze terreinen, waaronder versterking van de rechtsstaat en bestrijding van corruptie. Bovendien geeft de overeenkomst de EU verdere mogelijkheden de dialoog aan te gaan over zorgpunten of misstanden en vergroot het de mogelijkheden van de EU deze ontwikkelingen positief te beïnvloeden.

Moldavië heeft de laatste jaren al veel hervormingen doorgevoerd. Zo heeft het in 2014 een nationaal mensenrechten actieplan en een nationaal plan voor de ondersteuning van Roma opgesteld. Tegelijkertijd bestaan er nog steeds zorgen over corruptie, de macht van oligarchen, het gebrek aan onafhankelijkheid van de rechtelijke macht en de juridische keten, alsmede van de media en het gebrek aan overkoepelende wetgeving ter bescherming van minderheden waaronder de LHBT gemeenschap. De huidige situatie geeft zeker geen aanleiding tot opschorting van het akkoord, maar wordt geadresseerd in de dialooggremia die de associatieovereenkomst met zich meebrengen. Zo kan worden gewezen op tekortkomingen en kan de EU Moldavië ondersteunen in het verdere hervormingsproces.

De leden van de SP-fractie vragen tot slot in hoeverre corruptiebestrijding een voorwaarde is voor implementatie van (onderdelen van) de overeenkomst en of er vorderingen op dit terrein worden gemaakt. Zij vragen hoe corrupt Moldavië is.

Voor wat betreft het tegengaan van corruptie heeft Moldavië nog een lange weg te gaan.

Moldavië staat op de 103e plek van de Corruption Perception Index 2014 van Transparency International. Gedurende de zitting van het vorige Moldavische kabinet en in het bijzonder sinds het aantreden van (de momenteel demissionaire) premier Leanca in augustus 2013 is er veel aandacht in Moldavië voor het hervormen van de justitiële sector. Inmiddels lopen er projecten om hieraan vorm te geven, met ondersteuning vanuit de Europese Commissie, de EU lidstaten en andere landen zoals Noorwegen en de VS. Nederland draagt hieraan bij middels een aantal Matra-projecten die zich, bijvoorbeeld, richten op kennisuitwisseling tussen de Nederlandse en de Moldavische Raad voor de Rechtspraak of op steun aan een NGO die bijdraagt aan de verbetering van wetgeving op het gebied van corruptiebestrijding.

Het tegengaan van corruptie is een van de belangrijkste onderwerpen uit het akkoord waarop de EU de samenwerking met Moldavië zal uitbreiden. Het is een dwarsdoorsnijdend thema binnen het verdrag, zo wordt de afspraak gemaakt dat Moldavië binnen drie jaar relevante EU richtlijnen moet hebben doorgevoerd met betrekking tot het voorkomen van corruptie en fraude bij de besteding van EU middelen. Daarnaast is de verwachting ook dat zodra de in het verdrag beoogde toenadering tot Europese normen en standaarden op gang komt en de nodige justitiële hervormingen plaatsvinden, het politieke systeem en maatschappij in Moldavië beter worden opgewassen tegen corruptie.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven