De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat EU-lidstaten hebben afgesproken om het afgeven van wapenexportvergunningen
te toetsen aan een gemeenschappelijke set van criteria op het gebied van onder andere
mensenrechten en regionale veiligheid;
constaterende dat de interpretatie van deze criteria in de praktijk per lidstaat kan
verschillen en dat sprake is van zogenaamde «undercuts», waarbij de ene lidstaat een
vergunning afwijst waarna een andere lidstaat deze alsnog toewijst;
constaterende dat Nederlandse bedrijven tevens aanlopen tegen andere verschillen tussen
lidstaten, waardoor zij een concurrentienadeel kunnen ondervinden;
constaterende dat deze praktijk bovendien de geloofwaardigheid en effectiviteit van
een eenduidig Europees buitenland- en veiligheidsbeleid kan aantasten;
verzoekt de regering, in EU-verband te pleiten voor een diepgaande analyse, door de
Europese Commissie/Hoge Vertegenwoordiger, van de wijze waarop de lidstaten invulling
geven aan hun wapenexportbeleid;
verzoekt de regering tevens, daarbij verschillen zowel in nationale regelgeving en
procedures als in de interpretatie van de gemeenschappelijke toetsingscriteria in
kaart te brengen;
verzoekt de regering voorts, de Kamer in aanloop naar de reguliere overleggen over
het wapenexportbeleid te informeren over de voortgang hieromtrent,
en gaat over tot de orde van de dag.