Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 september 2015
Hierbij doe ik U, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, overeenkomstig
de toezegging gedaan bij het notaoverleg van 15 juni 2015 (Kamerstuk 34 102, nr. 9) over de initiatiefnota van het lid Sjoerdsma «Wereldwijd jezelf kunnen zijn» (Kamerstuk
34 102, nr. 2), het antwoord toekomen op de vraag die het lid Pia Dijkstra stelde aan het kabinet
over de wederzijdse erkenning binnen de Europese Unie van het voor paren van gelijk
geslacht opengestelde huwelijk. Tevens informeer ik U over het tijdspad met betrekking
tot het onderzoek inzake de openstelling van het huwelijk voor niet-Nederlanders of
niet-ingezetenen.
Wederzijdse erkenning huwelijk binnen EU
Sinds 1 april 2001 is het burgerlijk huwelijk in Nederland opengesteld voor partners
van gelijk geslacht. In de rest van de Europese Unie loopt de situatie sterk uiteen.
Inmiddels zijn er 11 EU-lidstaten die het huwelijk hebben opengesteld. Een groter
aantal heeft een vorm van geregistreerd partnerschap voor partners van gelijk geslacht.
Echter in sommige lidstaten, waaronder Hongarije, Polen en Slowakije, is het huwelijk
grondwettelijk gedefinieerd als verbintenis tussen man en vrouw. Omdat familierecht
primair een bevoegdheid is van de lidstaten, verloopt Europese harmonisatie op dit
punt moeizaam en traag.
Nederland is en blijft een warm pleitbezorger van wederzijdse erkenning van het voor
paren van gelijk geslacht opengestelde huwelijk binnen de Europese Unie. Via een stap-voor-stap-benadering
zet Nederland zich, samen met gelijkgezinde landen in de EU, in voor gelijktrekken
van de rechten en plichten voor paren van verschillend en gelijk geslacht. Lidstaten
die het huwelijk of het geregistreerd partnerschap tussen personen van gelijk geslacht
niet kennen, stellen moeite te hebben met deze stappen.
In Europees verband wordt momenteel gesproken over ontwerpverordeningen betreffende:
-
1. de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijk recht en de erkenning en tenuitvoerlegging
van beslissingen inzake het internationaal huwelijksvermogensrecht;
-
2. de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijk recht en de erkenning en tenuitvoerlegging
van beslissingen inzake de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.
Inzet van Nederland bij deze verordeningen is dat de regels voor paren van verschillend
en gelijk geslacht zoveel mogelijk gelijk moeten luiden. Hoewel de verordeningen niet
gaan over de erkenning van het huwelijk tussen personen van gelijk geslacht of van
het geregistreerd partnerschap maar slechts over de vermogensrechtelijke gevolgen
ervan, ligt dit reeds heel gevoelig voor een aantal lidstaten dat het huwelijk of
het geregistreerd partnerschap tussen personen van gelijk geslacht niet kent.
Onder Luxemburgs voorzitterschap worden de onderhandelingen over beide ontwerpverordeningen
voortgezet. De inzet van Nederland blijft daarbij gericht op een niet-discriminatoire
regeling. De Kamer wordt over de voortgang van de onderhandelingen door de Minister
van Veiligheid en Justitie geïnformeerd.
Openstelling Nederlands huwelijk
In de motie-Pia Dijkstra (Kamerstuk 34 102, nr. 5) verzocht Uw Kamer het kabinet een onderzoek uit te voeren naar de voor- en nadelen
van het openstellen van het burgerlijk huwelijk in Nederland voor bruidsparen zonder
de Nederlandse nationaliteit of woonplaats en in hoeverre dit kan bijdragen aan de
emancipatie van LHBT’s wereldwijd. In het kader hiervan zal onder meer advies gevraagd
worden aan de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht en de Commissie
van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit. Het
kabinet verwacht de uitkomsten van het onderzoek in het voorjaar van 2016 met Uw Kamer
te kunnen delen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders