34 100 Wijziging van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II en de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I ter implementatie van de richtlijn 2014/51/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EU en 2009/138/EG alsmede de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PbEU 2014, L 153) (Wet implementatie Omnibus II-richtlijn)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 25 februari 2015

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, subonderdeel 71, vervalt.

B

In artikel I, onderdeel A, komt subonderdeel 72 te luiden:

72. Onderdeel CM wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 3:135, vijfde lid, komt te luiden:

5. Bij uitzonderlijke ongunstige omstandigheden als bedoeld in artikel 138, vierde lid, van de richtlijn solvabiliteit II, kan de Nederlandsche Bank besluiten de in het vierde lid bedoelde periode voor de getroffen verzekeraars te verlengen met een periode van maximaal zeven jaar, rekening houdende met alle relevante factoren, inclusief de gemiddelde uitlooptermijn van de technische voorzieningen.

b. Artikel 3:137 komt te luiden:

Artikel 3:137

1. De Nederlandsche Bank kan de vrije beschikking door een verzekeraar met zetel in Nederland over zijn door de Nederlandsche Bank aangewezen waarden, waar zij zich ook bevinden, beperken of hem verbieden om anders dan met machtiging van de Nederlandsche Bank te beschikken over deze waarden, indien:

a. de verzekeraar niet voldoet aan het bij of krachtens artikel 3:67 bepaalde met betrekking tot de technische voorzieningen;

b. sprake is van een constatering als bedoeld in artikel 3:57, vierde lid, tweede volzin, en zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan de Nederlandsche Bank verwacht dat de financiële positie van de verzekeraar nog verder zal verslechteren;

c. sprake is van een constatering als bedoeld in artikel 3:53, zesde lid; of

d. onverminderd de artikelen 3:135 en 3:136, sprake is van een aanhoudende verslechtering van de solvabiliteitspositie van de verzekeraar.

2. De Nederlandsche Bank beperkt de vrije beschikking door een verzekeraar met zetel in Nederland over zijn door de Nederlandsche Bank aangewezen waarden, waar zij zich ook bevinden, of verbiedt hem om anders dan met machtiging van de Nederlandsche Bank te beschikken over deze waarden, indien de Nederlandsche Bank de vergunning van de verzekeraar intrekt op grond van artikel 1:104, eerste of tweede lid.

3. Alvorens een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, te nemen, stelt de Nederlandsche Bank de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waar de herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar een bijkantoor heeft of waarnaar hij vanuit zijn vestigingen in een lidstaat diensten verricht, in kennis van haar voornemen.

4. In geval van toepassing van het eerste lid, onderdelen b, c, d of tweede lid, stelt de Nederlandsche Bank de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waar de verzekeraar een bijkantoor heeft of waarnaar hij vanuit zijn vestigingen in een lidstaat diensten verricht, in kennis van alle genomen maatregelen.

5. Indien de Nederlandsche Bank een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid heeft genomen, kan zij de toezichthoudende instantie, bedoeld in het derde lid, verzoeken overeenkomstige maatregelen te treffen ten aanzien van de in de betrokken lidstaten aanwezige waarden, onder opgave van een overzicht van die waarden.

6. De verzekeraar kan de ongeldigheid van een rechtshandeling, verricht in strijd met de beperking of het verbod, inroepen indien de wederpartij de maatregel kende of daarvan niet onkundig kon zijn.

7. De Nederlandsche Bank heft de beperking of het verbod op zodra de verzekeraar weer voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet.

8. De Nederlandsche Bank stelt de toezichthoudende instanties, bedoeld in het derde en vierde lid, in kennis van het besluit, bedoeld in het zevende lid.

C

In artikel I wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

A1

In artikel II, onderdeel G, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II wordt in het tiende lid «artikel 3:73b» vervangen door: artikel 3:73c.

D

Na artikel III worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA

Artikel 1, eerste lid, onderdeel l, subonderdeel 4°, van de Wet toezicht accountantsorganisaties komt te luiden:

4°. een verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht met zetel in Nederland, niet zijnde een verzekeraar met beperkte risico-omvang als bedoeld in dat artikel;.

ARTIKEL IIIB

1. Ter voorbereiding op de invoering van richtlijn 2009/138/EG van het Europees parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (herschikking) (PbEU 2009, L 335) kan de Nederlandsche Bank de besluiten, bedoeld in artikel 308 bis, eerste lid, onderdelen a tot en met i en k en l, tweede en derde lid, van de richtlijn solvabiliteit II nemen.

2. Besluiten van de Nederlandsche Bank als bedoeld in artikel 308 bis, vierde lid, van de richtlijn solvabiliteit II treden niet in werking voor 1 januari 2016.

Toelichting

Algemeen

De in deze nota van wijziging voorgestelde aanpassingen hebben tot doel enkele verbeteringen en aanvullingen aan te brengen in de implementatie van de richtlijn solvabiliteit II, zoals gewijzigd door de richtlijn Omnibus II. Met de wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) in onderdeel D (artikel IIIA) wordt beoogd een onbedoeld effect van het nieuwe toezichtregime voor verzekeraars met beperkte risico-omvang te voorkomen.

Artikelsgewijs

A

Artikel 3:135 eist dat een verzekeraar in bepaalde situaties een herstelplan indient. Artikel I, onderdeel A, subonderdeel 71, beperkt dit ten onrechte tot verzekeraars die onder de richtlijn solvabiliteit II vallen. Verzekeraars met beperkte risico-omvang moeten echter ook indien nodig een dergelijk plan indienen. Daarom dient dit subonderdeel te vervallen.

B

Ter wille van de duidelijkheid wordt voorgesteld subonderdeel 72 opnieuw vast te stellen. De aanpassing van het nog niet in werking getreden artikel 3:135 Wft is ongewijzigd, maar toegevoegd is een aanpassing van het eveneens nog niet in werking getreden artikel 3:137 Wft. Wanneer de vergunning van een verzekeraar wordt ingetrokken, dient de toezichthouder van de lidstaat van de zetel op grond van artikel 144, tweede lid, laatste alinea, van de richtlijn solvabiliteit II de vrije beschikking van de activa van de verzekeraar te beperken. Artikel 3:137, eerste lid, van de Wft kent echter alleen een bevoegdheid tot beperking en geen verplichting. In het nieuwe tweede lid is nu conform artikel 144, tweede lid, van de richtlijn solvabiliteit II een verplichting opgenomen in het geval van intrekking van de vergunning, ter vervanging van het eerste lid, onderdeel e. De invoeging van het tweede lid heeft aanpassing van verwijzingen en vernummering van leden tot gevolg en daarom is ervoor gekozen artikel 3:137 in zijn geheel opnieuw vast te stellen.

C

In artikel II, onderdeel G, van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II wordt een verwijzing aangepast.

D

De in artikel IIIA voorgestelde aanpassing van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) wijzigt de definitie van het begrip organisatie van openbaar belang (OOB) in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van die wet. De Wta regelt het toezicht op accountantsorganisaties die wettelijke controles uitvoeren bij controleplichtige ondernemingen en instellingen. Daarbij gelden stringentere eisen ten aanzien van controles bij OOB’s. Tot de ondernemingen die als OOB in de zin van de Wta worden aangemerkt behoren herverzekeraars, levensverzekeraars en schadeverzekeraars met zetel in Nederland waaraan een Wft-vergunning is verleend. Kleine onderlinge schadeverzekeraars met zetel in Nederland die niet in het bezit zijn van een vergunning, maar waaraan door de Nederlandsche Bank een verklaring is verleend als bedoeld in paragraaf 2.1.1 van het Besluit reikwijdtebepalingen Wft, vallen thans niet onder de definitie van OOB.

De introductie van een apart toezichtregime voor verzekeraars met beperkte risico-omvang heeft tot gevolg dat een kleine onderlinge schadeverzekeraar, indien deze niet onder de vrijstellingsregeling valt, een vergunning dient aan te vragen. Dit zou er bij de huidige definitie van het begrip OOB toe leiden dat de verzekeraar kwalificeert als OOB en te maken zou krijgen met de zwaardere eisen die de Wta stelt ten aanzien van de accountantscontrole bij OOB’s. Om dit onbedoelde gevolg en de daaraan verbonden nalevingskosten te voorkomen, wordt voorgesteld de definitie van OOB, voor zover het verzekeraars betreft, te beperken tot verzekeraars met beperkte risico-omvang. Dit is in overeenstemming met de herziene richtlijn wettelijke controles van jaarrekeningen (2006/43/EG), op grond waarvan verzekeraars die onder de toepasselijke richtlijnen vallen (thans: de richtlijn solvabiliteit II) als OOB dienen te worden aangemerkt.

Artikel IIIB implementeert artikel 308 bis van de richtlijn solvabiliteit II. Ter voorbereiding op de toepassing van de richtlijn solvabiliteit II dienen door de toezichthouder bepaalde besluiten te worden genomen, zoals de goedkeuring van het interne model dat de verzekeraar met ingang van 1 januari 2016 wil toepassen.

De richtlijn bepaalt in artikel 308 bis, vierde lid, dat de besluiten van de toezichthouder over aanvragen voor goedkeuring of toestemming niet in werking treden voor 1 januari 2016. Hierin voorziet het tweede lid.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven