34 083 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in verband met de versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 6 mei 2015

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering de vragen uiterlijk 15 mei 2015 te beantwoorden. Vertrouwende op een volledige en tijdige reactie achten de leden van de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord. Het valt deze leden ook nu weer op dat er in de wijze waarop ministeries antwoorden op de tijdens het voorbereidend onderzoek gestelde vragen, duidelijke verschillen bestaan. Het Ministerie van SZW antwoordt doorgaans op een combinatie van een aantal vragen met een kort betoog. Dit komt echter de precisie van de antwoorden per afzonderlijke vraag niet altijd ten goede. De leden van deze fractie willen daarom een aantal vragen herhalen.

In de beantwoording geeft de regering aan dat «de betaalbaarheid van [het] stelsel (...) voor de middellange termijn onder druk [is] komen te staan als gevolg van de economische crisis en de begrotingstekorten van de afgelopen jaren. Het kabinet heeft in dit perspectief een afweging moeten maken tussen de urgentie van de budgettaire problematiek en de rechtszekerheid voor mensen die vlak voor hun pensioen staan. De problemen zijn zo omvangrijk dat ook van deze groep een bijdrage verwacht mag worden.» In iets andere bewoordingen wordt dit nog eens herhaald. De leden van de SP-fractie maken hieruit op dat in deze paar zinnen de rechtvaardiging van onderhavig wetsvoorstel schuilt. De regering stelt ondertussen echter ook dat «in het Centraal Economisch Plan 2015 van het Centraal Planbureau is te zien dat de Nederlandse economie zich gestaag herstelt en het overheidstekort daalt (...) van 2,6% bbp in 2014 tot 1,8% bbp in 2015 en 1,2% bbp in 2016.» Daarbij wordt aangetekend dat deze daling mede een gevolg is van onderhavig wetsvoorstel.

Om de urgentie van de budgettaire problematiek af te zetten tegen de rechtszekerheid voor de mensen die vlak voor hun pensioen staan, is het vooral relevant te weten hoe het overheidstekort zich zou ontwikkelen zonder het effect van onderhavig wetsvoorstel. De leden van de SP-fractie herhalen daarom hun vraag hiernaar en vragen wat de projectie van het begrotingstekort van Nederland is indien de door onderhavig wetsvoorstel beoogde bezuinigingen op de korte en middellange termijn niet worden gerealiseerd en hoe zich dit verhoudt tot de Europese begrotingsnorm.

Ten aanzien van de arbeidsmarkteffecten herhaalt de regering de redenatie dat de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd geen structureel effect heeft op verdringing. «De vraag naar arbeid wordt op de langere termijn namelijk bepaald door het aanbod van arbeid», zo meldt de memorie van antwoord letterlijk. Erkent de regering dat deze uitspraak bij een «modelwerkelijkheid» hoort en er in deze modelwerkelijkheid geen structurele werkloosheid bestaat? Kan de regering aangeven wanneer voor het laatst voor elk arbeidsaanbod er ook daadwerkelijk vraag naar arbeid was?

Het voorgaande laat ook volgens de regering onverlet dat op korte termijn, vooral in economische laagconjunctuur waarin de werkloosheid relatief hoog ligt, wel enige verdringing kan plaatsvinden. De leden van de SP-fractie vragen daarom opnieuw dit verdringingseffect op korte en middellange termijn te kwantificeren. Graag krijgen zij een zo nauwkeurig mogelijke inschatting van genoemd effect voor de komende jaren.

Ten slotte vragen de leden van de fractie van de SP opnieuw hoe belangenorganisaties van pensioenuitvoerders, gepensioneerden en ouderen, alsmede sociale partners op onderhavig wetsvoorstel hebben gereageerd. Deze leden zouden genoemde reacties op het wetsvoorstel graag in het debat betrekken.

GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie danken de regering voor de memorie van antwoord. Zij hebben de regering in het voorlopig verslag gevraagd gedetailleerd aan te geven wat de gevolgen van het wetsvoorstel zullen zijn voor een aantal nader gespecificeerde groepen, zowel financieel als anderszins. De regering heeft daarop een tamelijk algemeen antwoord gegeven. De leden van de fractie van GroenLinks zijn zo vrij geweest om deze antwoorden op te nemen in een schematisch overzicht, waarbij zij de door de regering gegeven antwoorden hebben aangevuld met de bij hen bekende algemene kennis over de mogelijke gevolgen (Zie hiervoor de bijlage: Overzicht gevolgen van versnelde verhoging AOW-leeftijd).

De leden van de fractie van GroenLinks vernemen graag of de gevolgen van de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd in het bijgevoegde overzicht juist zijn weergegeven. Zij verzoeken de regering voorts om de laatste twee kolommen in te vullen: indien mogelijk met bekende gegevens; indien deze niet voorhanden zijn, dan verzoeken zij de regering hiervan een schatting te geven.

Uit het overzicht van de gevolgen zijn naar het oordeel van de fractie van GroenLinks drie conclusies te trekken, die zij de regering graag voorleggen:

Ten eerste: voor werkenden heeft het wetsvoorstel geen financiële gevolgen; wel zullen zij een aantal maanden langer door moeten werken. De besparingen die het wetsvoorstel oplevert voor de AOW worden gedragen door werkgevers, die de salarissen doorbetalen.

Ten tweede: het aantal mensen met een inkomensgat ter grootte van de extra maanden zonder AOW is naar verwachting beperkt; het betreft degenen met een VUT/prepensioen die niet in aanmerking komen voor de overbruggingsuitkering (OBR), plus degenen met een uitkering die stopt voor de nieuwe AOW-leeftijd terwijl er geen recht bestaat op een vangnetuitkering op basis van de bijstand/participatiewet. Daarnaast zijn er mensen die niet zozeer te maken hebben met een inkomensgat, als wel met uitstel van inkomen; dat gaat met name om niet-werkenden met een partner met inkomen.

Ten derde: dat er relatief weinig mensen zijn met een inkomensgat betekent dat de bezuinigingen slechts in beperkte mate neerkomen bij de burgers. Dit is deels zo omdat een groot (?) deel van de te realiseren bezuinigingen wordt opgevangen doordat andere uitkeringen worden verlengd of toegekend. De bezuiniging levert aldus wel een besparing op de AOW-uitgaven op, maar niet van de overheidsuitgaven.

De leden van de fractie van GroenLinks ontvangen graag een reactie van de regering op deze conclusies. Ook krijgen zij graag een antwoord op de vraag welk deel van de besparingen op AOW-uitgaven alsnog ten laste van de overheid zullen komen vanwege de verlenging/toekenning van andere uitkeringen.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

Bijlage: Overzicht gevolgen van versnelde verhoging AOW-leeftijd.

wie

Gevolgen voor betrokkene

Wie betaalt (waar slaat de bezuiniging neer)?

Hoe groot is de groep?

Totaalbedrag besparing AOW-uitgaven voor deze groep

Werkenden

Langer doorwerken

Werkgevers (tegenprestatie: arbeid)

   

Mensen die voor 1-7-2015 met prepensioen of VUT gaan

Inkomensgat als einddatum VUT/prepensioen ligt voor AOW-leeftijd; voor sommigen deels gecompenseerd door OBR

OBR (overheid)/betrokkenen zelf

   

Mensen die na 1-7-2015 met prepensioen/VUT gaan

Indien einddatum prepensioen/VUT voor AOW-leeftijd ligt inkomensgat

Betrokkenen

Klein?

 

Mensen met WW-recht dat doorloopt tot na nieuwe AOW-datum

Langer WW

UWV (overheid)

   

Mensen met WW-uitkering die stopt voor nieuwe AOW-datum; daarna geen recht op bijstand/IOW/IOAW (i.v.m. partner en/of vermogen)

Inkomensgat

Betrokkene

   

Mensen met WW-uitkering die stopt voor nieuwe AOW-datum; daarna recht op bijstand/IOW/IOAW

Andere uitkering i.p.v. AOW

Uitkering (overheid)

   

Mensen met bijstandsuitkering /IOW/IOAW

Uitkering loopt langer door

Uitkering (overheid)

   

Niet werkenden met partner met inkomen anders dan AOW met partnertoeslag

Later ingaan AOW betekent geen inkomensachteruitgang maar wel mislopen inkomen waarop was gerekend

Betrokkene

   

Niet werkenden met partner met AOW met partnertoeslag

Langer toeslag naar partner i.p.v. eigen AOW

AOW-partner (overheid)

   

X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Sylvester (PvdA) (voorzitter),Terpstra (CDA), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Backer (D66), Beckers (VVD), De Boer (GL), Van Dijk (PVV) (vice-voorzitter), Ester (CU), De Grave (VVD), Hoekstra (CDA), De Lange (OSF), Postema (PvdA), Scholten (D66), Sent (PvdA), Sörensen (PVV), Swagerman (VVD), Kok (PVV), Koning (PvdA), Van Zandbrink (PvdA).

Naar boven