34 083 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in verband met de versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd

Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID SCHUT-WELKZIJN

Ontvangen 25 maart 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

4. Na het derde lid wordt, onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien uit de raming van de macro gemiddelde resterende levensverwachting in een kalenderjaar van verhoging, bedoeld in het tweede lid, blijkt dat de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd na dat kalenderjaar verder zullen worden verhoogd voor een kalenderjaar of kalenderjaren die liggen direct na dat kalenderjaar, zal de vaststelling van de verhoging voor dat latere kalenderjaar of die latere kalenderjaren, in afwijking van het tweede lid, aanhef, plaatsvinden in hetzelfde jaar als waarin de verhoging voor dat kalenderjaar wordt vastgesteld. In afwijking van het derde lid treedt de verhoging voor het latere kalenderjaar of die latere kalenderjaren in werking met ingang van 1 januari van dat jaar of die jaren.

Toelichting

Dit amendement maakt het mogelijk dat eerder dan vijf jaar voorafgaande aan de leeftijdsverhoging van de AOW hierover een besluit wordt genomen. Zo krijgen mensen langer de tijd om zich voor te bereiden op de verhoging van de AOW leeftijd. Dit kan alleen worden gedaan als uit CBS prognoses langer dan vijf jaar voorafgaande aan de AOW leeftijdsverhoging, voorspeld wordt dat de AOW leeftijd in een opeenvolgend jaar moet worden verhoogd.

Bijvoorbeeld: op basis van de prognoses van december 2014 is bekend dat in 2022 de AOW leeftijd 67 en 3 maanden is, in 2030 de leeftijd van 68 wordt bereikt en in 2038 de leeftijd van 69 jaar. Indiener acht het in dat geval wenselijk om te regelen dat de vaststelling van de pensioengerechtigde leeftijd voor 2022 nu al plaatsvindt. De vaststelling van de verhoging van een bepaald jaar kan uiteraard niet plaatsvinden zolang over de tussenliggende jaren nog geen zekerheid bestaat. Door dit amendement is het niet langer noodzakelijk tot vijf jaar voorafgaande aan een AOW-leeftijdsverhoging te wachten met de aankondiging hiervan.

In technisch opzicht introduceert dit amendement de mogelijkheid om de vaststelling van een verdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd op een eerder moment dan ingevolge de AOW het geval is, te kunnen laten plaatsvinden. Indien uit de raming van de macro gemiddelde resterende levensverwachting blijkt dat de pensioengerechtigde leeftijd verder zal worden verhoogd in jaren die liggen ná het jaar waarin de verhoging, op basis van de raming, in ieder geval zal plaatsvinden, kan ook de vaststelling van die verdere verhoging alvast plaatsvinden. Zodoende is de vaststelling van de verdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd niet langer gebonden aan een termijn van vijf jaar (ingevolge de AOW treedt de vastgestelde verhoging vijf jaar na de uiterste datum van vaststelling in werking, en kan vaststelling over jaren die liggen ná die vijf jaar dus niet plaatsvinden). Het gevolg van deze wijziging is, zoals hierboven al gesteld, dat toekomstig pensioengerechtigden eerder op de hoogte kunnen worden gesteld over het moment waarop zij de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, en dit niet pas vijf jaar van tevoren weten.

Schut-Welkzijn

Naar boven