Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2015
Met de brief van 4 juni 2015 verzoekt de vaste commissie van Binnenlandse Zaken mij
om een reactie op de initiatiefnota van het lid Tanamal over buurtrechten (Kamerstuk
34 065). Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.
Met veel waardering heb ik kennis genomen van de initiatiefnota van Mw. Tamanal over
buurtrechten (Kamerstuk 34 065). De nota sluit aan bij de ontwikkeling die wordt geschetst in de Agenda Lokale Democratie
die op 8 januari 2015 aan uw kamer is toegezonden (Kamerstuk 34 000 VII, nr. 36): er is sprake van een transitiefase waarin de klassieke representatieve democratie
steeds meer wordt verrijkt met nieuwe – veelal participatieve – vormen van democratie.
Immers voor de ontwikkeling van een vitale lokale democratie is een actieve betrokkenheid
– participatie – van de burger noodzakelijk. Nog te vaak heeft de actieve betrokkenheid
van de burger een vrijblijvend karakter. Participatie vraagt om versterking van de
positie van de burger in diens relatie met het bestuur. Buurtrechten, zoals die in
de initiatiefnota worden bepleit, vormen een mogelijk instrument om burgerparticipatie
te ontdoen van dit vrijblijvende karakter. Over de manier waarop dit het meest effectief
kan worden vormgegeven bestaan nog de nodige vragen. Juist daarom is de lijn van de
initiatiefnota, waarin wordt bepleit in gemeenten te beproeven hoe «buurtrechten»
in de praktijk kunnen worden vormgegeven en werken, in mijn ogen heel zinvol.
Zoals in de agenda al is opgemerkt en ik tijdens werkbezoeken heb waargenomen, wordt
in verschillende gemeenten gedacht over en gewerkt aan het vernieuwen en verbeteren
van de relatie tussen burger en bestuur aan de hand van buurtrechten. Het gaat daarbij
ook om het wegnemen van knelpunten, zo daarvan aantoonbaar sprake is, in de regelgeving
gericht op het bieden van ruimte voor initiatieven uit de samenleving. Die initiatieven
strekken zich uit op alle domeinen, van zorg, tot en met welzijn en de directe leefomgeving.
Bij het volgen en inventariseren van die initiatieven wordt waar mogelijk samengewerkt
met de VNG. De initiatiefnota biedt overigens interessante aanknopingspunten voor
het stimuleren en optimaliseren van experimenten op het gebied van buurtrechten. De
verdere behandeling ervan volg ik dan ook met belangstelling.
Bij de behandeling van de Agenda Lokale Democratie tijdens een AO met uw kamer op
23 april 2015 heb ik toegezegd dat ik in de tweede helft van dit jaar een inhoudelijk
onderbouwd standpunt zal formuleren over het versterken van de participatiemogelijkheden
van de burger waarvan het recht op participatie, buurtrechten, een onderdeel kunnen
zijn (Kamerstuk 34 000 VII, nr. 47). In het voorbereidende traject is duidelijk geworden dat de vraag op welke manier
het recht op participatie het best kan worden geborgd niet eenvoudig kan worden beantwoord.
Waar door sommigen bijvoorbeeld wordt gepleit voor het vastleggen van buurtrechten
in een wettelijk kader, wijzen anderen er weer op dat een dergelijk kader na kortere
of langere tijd als knellend kan worden ervaren waardoor het de doorontwikkeling en
verbreding van initiatieven in de weg kan staan. Inmiddels is vanuit BZK een proces
in gang gezet om samen met betrokkenen uit de praktijk, deskundigen op het gebied
van gemeentelijke wetgeving en lokale bestuurders de gedachtenvorming over het recht
op participatie/buurtrecht in een aantal interactieve bijeenkomsten vorm te geven.
Dit proces zal, omwille van de zorgvuldigheid, nog enkele maanden vergen. De uitkomsten
ervan zullen, evenals de conclusies van de initiatiefnota, dienen als input voor het
definitieve standpunt van het kabinet dat later dit jaar aan uw kamer wordt voorgelegd.
Daarbij zullen dilemma’s en alternatieven zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen.
De dialoog zoals die vorm krijgt in voornoemd proces zal eraan bijdragen dat deze
afwegingen in wisselwerking met (ervarings)deskundigen plaatsvindt.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk