34 054 Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact

J/ Nr. 9 VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE

Vastgesteld 5 april 2019

Op 18 en 19 februari vond in Brussel de halfjaarlijkse bijeenkomst over stabiliteit, economische coördinatie en bestuur (SECG) in de Europese Unie plaats. Deze vond plaats onder artikel 13 van het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie (VSCB) (het zogenoemde «Begrotingspact»). Namens de Tweede Kamer werd hier aan deelgenomen door het lid Evert Jan Slootweg (CDA), namens de Eerste Kamer nam het lid Van Rij (CDA) deel. Ambtelijk werd de delegatie begeleid door de heer Bokhorst (EU-adviseur Financiën van de Tweede Kamer) en mevrouw Kilic (Stafmedewerker Commissie voor Financiën Eerste Kamer).

Plenaire openingssessie: Hoe heeft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid tot op heden gewerkt?

De heer Valdis Dombrovskis, vicepresident van de Europese Commissie verantwoordelijk voor de euro en de sociale dialoog, stelt in zijn openingsbetoog dat het Europees Semester successen heeft geboekt. Er zijn volgens Dombrovskis drie succesfactoren voor het Europees Semester: de kwaliteit van de onderliggende analyse van de aanbevelingen, de communicatie naar de lidstaten toe en het eigenaarschap van de lidstaten zelf. Op deze factoren heeft de Europese Commissie geleverd in de ogen van Dombrovskis. Het uiteindelijke resultaat van het Europees Semester is wisselend. Een meerjarenanalyse van de implementatie van aanbevelingen laat zien dat er bij bijna 70% van de aanbevelingen een bepaalde mate van vooruitgang is geboekt. Ook zijn er in 2019 minder landen die onder de macro-economische onevenwichtighedenprocedure vallen en heeft vrijwel elk land het buitensporig tekort weggewerkt. Tegelijkertijd stelt Dombrovskis dat het momentum voor hervormingen aan het wegebben is. Dit is te wijten aan verminderde druk van de markten op landen. Hij roept lidstaten echter op om niet alleen te reageren op marktdruk, maar te blijven hervormen. Voor de toekomst benadrukt Dombrovskis dat de discussie zich niet zo zeer zou moeten richten op institutionele hervorming van het Europees Semester zelf, maar op de vraag of lidstaten en nationale parlementen actief gebruik maken van het Europees Semester.

Mevrouw Marianne Thyssen, eurocommissaris voor werkgelegenheid, sociale zaken, vaardigheden en arbeidsmobiliteit beoordeelt in haar openingsbetoog het Europees Semester als een essentieel instrument voor coördinatie en als een succes. Het succes kan afgelezen worden aan de hoge werkgelegenheidsgraad en de robuuste economische groei in de meeste landen van de EU. De huidige Europese Commissie heeft volgens Thyssen sterk ingezet op sociale hervormingen en heeft de discussie ingang gezet over de Europese Pijler voor Sociale Rechten (EPSR). Deze EPSR is een belangrijke basis voor aanbevelingen onder het Europees Semester. Tevens stelt zij dat onder het Europees Semester van 2019 de aandacht vooral zal uitgaan naar investeringen, waarbij ook de link wordt gezocht tussen nationale investeringsbehoeften en de cohesiefondsen.

De heer Tom Vandenkendelaere, lid van het Europees parlement (EP) en rapporteur voor het Europees Semester (EVP), benadrukt in zijn betoog dat de uitdaging voor de toekomst wat hem betreft ligt in de vergrijzende samenlevingen. Vergrijzing mag prominenter naar voren komen in de jaarlijkse groeianalyse, het document dat de beleidsprioriteiten van elke Europees Semester ronde vaststelt. Om zich adequaat op de vergrijzing voor te bereiden moeten lidstaten begrotingsbuffers opbouwen, toekomst gericht investeren en structurele hervormingen doorvoeren.

Mevrouw Agnieszka Kozlowska-Rajewicz, lid van het comité voor werkgelegenheid en sociale zaken in het Europees parlement (EVP), benadrukte in haar betoog dat de uitdaging voor de EU niet alleen ligt bij vergrijzing, maar ook bij het nog altijd hoge percentage jongeren dat niet werkend is of een opleiding volgt. Ook wijst zij op de genderkloof die in veel Europese samenlevingen erg diep is en ook nadelig uitpakt voor de economie. Om dit aan te pakken moet het Europees Semester zich onder andere richten op faciliteiten voor de kinderopvang, onderwijs en met name het gebrek aan digitale vaardigheden voor vrouwen.

Maria del Mar Angulo, lid van het Spaanse parlement beschreef het Europees Semester als een succes voor Spanje. Spanje heeft vooruitgang geboekt ten aanzien van de staatsfinanciën, onevenwichtigheden in de Spaanse economie, structurele hervormingen en investeringen. Het Europese Semester heeft hier een belangrijke bijdrage aan geleverd in Spanje. Ook wijst zij op het hoge aantal projecten dat momenteel onder het ondersteuningsprogramma voor structurele hervormingen valt en waarbij de Europese Commissie lidstaten technische ondersteuning kan bieden bij het doorvoeren van structurele hervormingen. Spanje heeft hier dankbaar gebruik van gemaakt.

John Lahart, lid van het Ierse parlement, benadrukte dat in Ierland het Europees Semester een bijdrage heeft geleverd aan de transparantie van de besluitvorming over de begroting. Het Ierse parlement heeft nu meer grip dan vroeger op het begrotingsproces. Het Ierse parlement bespreekt de begroting vóór het naar Brussel gaat en heeft het begrotingsproces op het Europees Semester afgesteld. Ook het landenrapport en de aanbevelingen worden in het Ierse parlement uitvoerig besproken.

Sessie 1: georganiseerd door het comité voor economische en monetaire zaken. Belastingen, anti-witwas maatregelen en de uitdagingen voor de toekomst voor de bankenunie

Tijdens de eerste discussie van de deelsessie, georganiseerd door het comité voor economische en monetaire zaken stonden belastingen en anti-witwas maatregelen centraal. Ook werd gesproken over de recente Commissiemededeling inzake de gekwalificeerde meerderheid op fiscaal gebied.

Volgens de heer Petr Ježek, lid van het Europees parlement (ALDE), heeft het huidige anti-witwaskader van de EU een aantal systematische tekortkomingen. Het EP heeft altijd aangedrongen op strengere maatregelen in het kader van anti-witwassen, terwijl een aantal lidstaten zich terughoudend opstellen, zo stelde de heer Ježek. Derhalve wordt er slechts stap voor stap vooruitgang geboekt bij de totstandkoming van de wetgeving. De heer Ježek benadrukte tenslotte in zijn inleiding dat vooruitgang boeken op het gebied van digitale belastingen cruciaal is.

Volgens de heer Valère Moutarlier, directeur-generaal van DG TAXUD van de Europese Commissie, zijn de maatregelen van fraudebestrijding gebaseerd op drie pijlers; 1) fiscale transparantie; 2) versterking van de internationale fiscale samenwerking; 3) modernisering van de Europese belastingwetgeving. De heer Moutarlier stelde dat het moeilijk is om vooruitgang te boeken op deze gebieden. Dit toont de beperkingen die gecreëerd worden door de unanimiteitsvereiste. Om dit probleem aan te kaarten is de discussie inzake gekwalificeerde meerderheid op bepaalde fiscale gebieden van de EU op gang gebracht. Het gaat hier simpelweg over het versnellen van besluitvormingsprocessen in bepaalde dossiers die nodig zijn om de interne markt te versterken en om belastingfraude en belastingontduiking aan te pakken. Het recht op controle door het nationale parlement blijft en is gegarandeerd binnen de verdragen, aldus de heer Moutarlier.

Ook de heer Dariusz Rosati, lid van het Europees parlement (EVP), sprak over significante tekortkomingen in het anti-witwaskader van de EU. Schandalen hebben aangetoond dat ondanks de inspanningen van de EU het systeem grote hoeveelheden belastingontduiking, belastingontwijking en belastingfraude mogelijk maakt. Winstbelasting in de digitale economie blijft een dossier met specifieke uitdagingen. De heer Rosati sprak zijn steun uit voor het voorstel van de Europese Commissie om ondernemingen die online zakendoen te belasten in de staten waar sprake is van digitale aanwezigheid. Tenslotte benadrukte de heer Rosati dat leden van nationale parlementen de vertegenwoordigers van nationale parlementen zouden moeten aanmoedigen om dit voorstel van de Commissie te steunen.

Volgens de heer Jeppe Kofod, lid van het Europees parlement (S&D), werken de EU-lidstaten niet systematisch genoeg. Hoewel de EU een interne markt heeft, bestaan er wel 28 verschillende systemen voor toezicht op banken en kapitaal. Dit zorgt voor een ingewikkeld en slecht functionerend systeem. Volgens de heer Kofod is dit een schending van de verdragen die de lidstaten verplichten loyaal en oprecht samen te werken. De Raad blijft de broodnodige hervormingen om internationale belastingontwijking, belastingontduiking en financiële misdaden te bestrijden tegenhouden. De combinatie van de vereiste geheimhouding en de vereiste unanimiteit is gevaarlijk, volgens de heer Kofod.

De heer Hans Michelbach, lid van het Duitse parlement (EVP), stelde dat nauwe samenwerking tussen de relevante autoriteiten op het gebied van anti-witwassen belangrijk is. Het feit dat sommige lidstaten in het verleden de nationale wetgeving in bepaalde situaties hebben genegeerd, heeft speciale voorwaarden voor transnationale ondernemingen gecreëerd. Dit is verwerpelijk, zo stelde de heer Michelbach.

Op het gebied van belastingen in de digitale economie, is een internationale oplossing gewenst en haalbaar. De heer Michelbach sprak zijn voorkeur uit om dit in OESO-verband te doen. De heer Michelbach sprak tenslotte over de Commissiemededeling inzake de gekwalificeerde meerderheid op fiscaal gebied. Hij benadrukte hierbij dat elke poging die belastingsoevereiniteit zou creëren voor Brussel, door Duitsland tegengehouden zal worden. Belastingheffing is een kwestie van nationale soevereiniteit. Deze poging van de Commissie is een teken van centralistisch denken, aldus de heer Michelbach.

In het daaropvolgend debat met de zaal kwamen verschillende meningen naar voren. Zo stelde mevrouw Marianne Mikko, lid van het Estse parlement (S&D), dat de EU zich meer moet focussen op nieuwe risico’s, zoals cryptovaluta. De heer Gerasimos Balaouras, lid van het Griekse parlement (GUE/NGL), stelde dat lidstaten te weinig doen wanneer misstanden onthuld worden en in plaats daarvan de banken en grote bedrijven beschermen. Hij pleitte voor een betere samenwerking op Europees niveau. Volgens de heer Balaouras zorgt de oneerlijke verdeling ervoor dat burgers zich verzetten tegen de EU. Mevrouw Pervenche Berès, lid van het Europees parlement (S&D) benadrukte dat de nationale wetgeving excessen toestaat, maar dat de impact van deze wetgeving veel verder gaat dan de grenzen van dat specifieke land. De heer Van Rij, lid van het Nederlandse Senaat (CDA-EVP) sprak over (het ontbreken van) de capaciteiten van belastingautoriteiten. Hoewel de EU de afgelopen jaren veel heeft gedaan in het kader van het bestrijden van belastingontwijking, belastingontduiking en belastingfraude, zijn er ook lidstaten waarvan de belastingautoriteiten niet in staat zijn om de ingewikkelde regelgeving op dit gebied uit te voeren, aldus de heer Van Rij. Om de wetgeving te laten werken, moeten de belastingautoriteiten in de verschillende EU-landen over de capaciteiten beschikken om deze regels toe te passen, te controleren en intensief samen te kunnen werken op een grensoverschrijdende basis. Of dat realistisch is, is nog maar de vraag, zo stelde de heer Van Rij.

Tijdens de tweede sessie van deze interparlementaire bijeenkomst georganiseerd door het comité voor economische en monetaire zaken stond de bankenunie centraal.

De heer Andrea Enria, voorzitter van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme van de Europese Centrale Bank, stelde in zijn inleiding dat de doeltreffendheid van de bankenunie afhangt van de nauwe interactie tussen nationale en Europese autoriteiten en tussen nationale en Europese wetgevers. Het aantal niet-presterende leningen is nog steeds hoog voor een aantal banken. Banken staan ook voor uitdagingen met betrekking tot hun IT-systemen en cyberbeveiliging.

De bankenunie is succesvol geweest in het bevorderen van een veerkrachtige banksector, maar slaagt er nog steeds niet in om een geïntegreerde binnenlandse markt voor het bankwezen te realiseren. Derhalve werkt de banksector nog steeds als een schokversterker, zo stelde de heer Enria.

De heer Olivier Guersent, directeur-generaal van DG FISMA van de Europese Commissie, benadrukte dat het belangrijk is om de weg vrij te maken voor het voltooien van de bankenunie. Hoewel het niveau van de niet-presterende leningen de afgelopen twee jaar behoorlijk is gedaald, zijn er nog steeds aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten. Tegen deze achtergrond verwelkomde de heer Guersent de resultaten van de Eurotop van 14 december, waar veel vooruitgang is geboekt met betrekking tot de belangrijkste elementen van de bankenunie. De Europese Commissie zal blijven bijdragen aan de werkzaamheden van de nieuw opgerichte werkgroep die zich bezighoudt met de vervolgstappen inzake EDIS, aldus de heer Guersent.

In het debat met de zaal kwamen verschillende meningen naar voren. De heer Alberto Bagnai, voorzitter van de Italiaanse Senaatscomité voor Financiën (ENF), stelde dat lage rentetarieven en een lage wisselkoers voor de euro nodig zijn wanneer de volgende crisis aankomt en daarna om de breuk tussen het noorden en het zuiden in de EU te verzachten. Volgends de heer Hans Michelbach, lid van het Duitse parlement (EVP) is de bankenunie noodzakelijk, maar moet de basis hiervoor zeer solide zijn. De vraag naar EDIS is iets wat we serieus moeten nemen, aldus de heer Michelbach. Mevrouw Pervenche Berès, lid van het Europees parlement (S&D) benadrukte dat ook nagedacht moet worden over de politieke dimensies van financiële keuzes. De heer Marco Valli, lid van het Europees parlement (EVDD) stelde tenslotte dat de EU veel landen financieel heeft ondersteund en dat Italië niet tot deze landen behoort.

Sessie 2: georganiseerd door het comité voor begrotingszaken. Het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027 en het eigen middelen besluit

De heer Jean Arthuis, voorzitter van het comité voor begrotingszaken (ALDE), verdedigde de positie van het Europees parlement dat het MFK moet groeien van rond de 1% naar 1,3% van het BNP van de EU landen. Dit percentage is een reflectie van de prioriteiten die gesteld worden, zoals: een uitbreiding van het Horizon Europa programma (de opvolger van Horizon2020), een uitbreiding van het Erasmus fonds en tegelijkertijd het behoud van het cohesiefonds, de sociale fondsen en de landbouwsteun. Daarnaast zijn er nieuwe uitdagingen voor Europa die ondersteund dienen te worden vanuit het MFK, met name ten aanzien van migratie en veiligheid. Arthus stelde verder dat een verhoging van het MFK gepaard kan gaan met een verlaging van nationale uitgaven aangezien sommige publieke goederen efficiënter op Europees niveau kunnen worden georganiseerd. Tevens stelde Arthus dat het huidige MFK op een te rigide wijze is georganiseerd en hierdoor niet op noodgevallen kan reageren. Een flexibeler ingericht MFK met eigen middelen zou dit wel kunnen.

De heer Janusz Lewandowski, lid van het Europees parlement en rapporteur voor het eigen middelen besluit (EVP), bekritiseerde in zijn bijdrage het besluit van de Europese Commissie om bij de plannen voor het nieuwe MFK ook de nationale enveloppen (gealloceerde middelen per land) te publiceren. Deze leiden tot een rigide begroting aangezien het grootste gedeelte van de begroting dan via preallocatie vaststaat. Volgens Lewandowski biedt de brexit tevens een kans om de inkomstenkant van het MFK te moderniseren, bijvoorbeeld door het systeem van nationale kortingen af te schaffen en een gedeelte van de inkomsten via eigen middelen te organiseren. Het voorstel voor eigen middelen leidt volgens Lewandowski niet tot een inperking van de soevereiniteit van lidstaten, aangezien de landen nog steeds over de totale grootte van het MFK gaan. Toch verwachtte Lewandowski weinig van de Raad ten aanzien van het eigen middelen besluit.

De heer Gerard Deprez, lid van het Europees parlement en mede-rapporteur voor het eigen middelen besluit (ALDE), vulde hier op aan dat het eigen middelen besluit niet over Europese belastingen gaat, maar slechts over het stabiliseren van de inkomensstroom voor het MFK. Wel is het een manier om langzaamaan af te stappen van het debat waarbij elk land evenveel uit het MFK wil halen als dat men er in stopt, aangezien de inkomensstroom diffuser wordt.

In het debat met de zaal kwamen verschillende meningen naar voren. Een Oostenrijkse parlementariër waarschuwde voor een uitkomst waarbij de lidstaten alleen tot een compromis kunnen komen als alles hetzelfde blijft. Een Portugese parlementariër gaf aan dat de Portugese regering bereid is om meer bij te dragen aan het MFK omdat de nieuwe doelstellingen worden ondersteund. Een Duitse parlementariër benadrukte dat bij nieuwe prioriteiten ook de keuze past om elders minder uit te geven. Wat deze parlementariër betreft lag er onvoldoende Europese meerwaarde bij het gezamenlijk landbouwbeleid. Een Italiaanse parlementariër gaf aan dat wat hem betreft de ECB extra geld zou moeten bijdrukken om het MFK te vullen aangezien er tevens een te lage inflatie in de eurozone is. Een Poolse parlementariër wees op het belang van convergentie in de EU en de rol die cohesiebeleid hierbij speelt. Verschillende parlementariërs benadrukten het belang van klimaatbeleid voor het nieuwe MFK. Een lid van het Europees parlement reageerde hierop door te stellen dat volgens het EP 25% van het nieuwe MFK moet worden uitgegeven aan klimaatbeleid en dat dit zal moeten groeien naar 30% in latere jaren.

Plenaire sessie: Convergentie, stabilisatie en cohesie in de EMU: welke rol voor het MFK?

De heer Günther Oettinger, eurocommissaris voor begrotingszaken en personeelsbeleid, ging in zijn bijdrage in op de internationale rol van de euro. Een sterke internationale rol maakt de eurozone meer soeverein in zijn ogen. Tevens beschreef hij de successen van het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM), met name ten aanzien van Cyprus en Spanje die snel konden terugkeren op de kapitaalmarkten. Echter, aangezien landen in de eurozone niet kunnen devalueren moet het raamwerk voor de eurozone worden uitgebreid met een begrotingsinstrument voor de eurozone. Oettinger stelde aanvankelijk sceptisch te zijn ten aanzien van het idee voor een nieuw begrotingsinstrument aangezien hij drie groepen tegenover elkaar zag staan: de groep Macron, de Hanze groep en de niet-euro landen die bang waren dat het nieuwe begrotingsinstrument het MFK leeg trekt. Maar inmiddels is hij optimistischer geworden over de mogelijkheden en overtuigd van de noodzaak voor het instrument. Als voorbeeld gebruikte Oettinger Ierland, als dit land door de brexit geraakt wordt zou het tijdelijke steun moeten kunnen ontvangen. Wel zet de Europese Commissie in op de twee reeds bestaande voorstellen die afgelopen juni gepresenteerd zijn: het voorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma en het voorstel voor een stabilisatiefunctie voor investeringen. Het is voor de Commissie van belang dat nieuwe instrumenten voor de eurozone niet de eenheid van het MFK in gevaar brengen. Tot slot stelde Oettinger dat het van cruciaal belang is om de onderhandelingen over het MFK uiterlijk in de herfst van 2019 af te ronden. De Europese Commissie kan pas over partnerschapsovereenkomsten onder het MFK onderhandelen als er volledige goedkeuring is gegeven en dergelijke onderhandelingen kunnen lang duren. Als er pas op het laatste moment een akkoord is over het MFK, beginnen de onderhandelingen over deze partnerschapsovereenkomsten te laat en kunnen de Europese instellingen in het eerste jaar van het nieuwe MFK weinig bijdragen aan de economische groei in de EU.

Mevrouw Eider Gardiazabal Rubial, de rapporteur in het Europees parlement voor het hervormingsondersteuningsprogramma (S&D), wees in haar bijdrage op de onvolkomenheden van de EMU en de noodzaak om asymmetrische schokken aan te pakken. Volgens Rubial zijn de huidige voorstellen die besproken worden slechts een embryo van wat de eurozone eigenlijk nodig heeft. Het bedrag voor het hervormingsondersteuningsprogramma dat nu op tafel ligt – 25 miljard over een periode van zeven jaar – is volgens Rubial te weinig, zeker aangezien het ook gebruikt dient te worden voor pre-toetredingssteun voor de EMU. Tevens stelde ze dat de doelstelling voor het instrument moet worden uitgebreid van positieve prikkels voor concurrentiekracht naar duurzaamheidsdoelstellingen. In haar ogen is technische assistentie bij hervormingen tot nu toe succesvol geweest en dient het huidige programma te worden uitgebreid. Tot slot stelde ze voorstander te zijn van een systeem waarbij niet de bevolkingsomvang van een land leidend is bij de vraag hoeveel bijdrage een land kan ontvangen, maar juist de inzet en snelheid van de implementatie van hervormingen.

Mevrouw Pervenche Berès, de rapporteur in het Europees parlement voor de stabilisatiefunctie voor investeringen (S&D), riep op om het voorstel van de Europese Commissie serieus te nemen. Volgens haar is het een bescheiden voorstel, maar kan het wel een belangrijke bijdrage leveren. Berès vindt het dan ook zonde dat de Raad het voorstel tot nu toe afwijst. Het feit dat het instrument onder het MFK zou moeten vallen is volgens Berès geen probleem en ligt in lijn met eerdere ontwikkelingen. Het MFK speelde ook een rol bij de totstandkoming van de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (de voorloper van het Europees stabiliteitsmechanisme) welke ook het stabiliseren van de eurozone tot doelstelling had. Mede-rapporteur José Manuel Fernandes vulde hierop aan dat het begrotingsinstrument niet moet worden geschreven als een eurozonebegroting, aangezien het een begrotingsinstrument is en geen vaststaande begroting. Immers, in het voorstel van het Europees parlement krijgt de stabilisatiefunctie directe inkomsten vanuit het muntgeld (seignorage) van de Europese Centrale Bank.

De heer Evert Jan Slootweg, namens het Nederlandse parlement (CDA-EVP), gaf aan – overeenkomstig met de vooraf besproken inzet – dat wat een meerderheid in het Nederlands parlement betreft het nieuwe MFK efficiënt moet zijn, goed moet worden verantwoord en moet worden gemoderniseerd. Hij sprak hierbij steun uit voor het voorstel om structurele hervormingen middels positieve prikkels te stimuleren via het MFK, maar stelde tevens dat stabilisatie vooral dient plaats te vinden middels de nationale begroting. Om dit te bereiken is respect voor de gezamenlijke begrotingsregels van belang.

De heer Duarte Pacheco, lid van het parlement van Portugal, stelde dat jonge Europeanen niet meer per definitie geloven in de Europese droom en dat daarom Europese politici ambitieuzer moeten worden. Deze ambitie moet ook zijn weerslag vinden in het MFK. Het MFK moet zich richten op goed bestuur, goede regulering en transparantie, maar zal zich daarnaast ook moeten richten op stabilisatie. De euro overleeft alleen als er ook daadwerkelijke convergentie plaatsvindt, hiervoor is stabilisatie van belang. Tot slot benadrukte Pacheco het belang van het vervolmaken van de bankenunie.

Plenaire sessie: De euro@20: de weg naar de toekomst

De heer Mario Centeno, voorzitter van de eurogroep, stelde dat de eurozone in een woelige wereld verkeerd, maar ook interne uitdagingen heeft, zoals opkomend populisme. Deze vindt zijn oorzaak in een gebrek aan inclusieve groei. De eurozone heeft volgens Centeno gemiddelde groei, maar wie voorbij het gemiddelde kijkt ziet dat niet iedereen van deze groei profiteert. De eurogroep heeft in zijn ogen momenteel drie hoofdtaken: het amenderen van het Europees stabiliteitsmechanisme, het vervolmaken van de bankenunie met een gezamenlijk depositogarantiestelsel en het uitwerken van de kenmerken van het begrotingsinstrument voor de eurozone. Dit laatste instrument is wat Centeno betreft niet slechts een cosmetische aanpassing van het MFK, maar een kernonderdeel van de eurozone van de toekomst. Op de lange termijn gaat dit een belangrijk instrument worden. Volgens Centeno moet het instrument zich richten op het stimuleren van hervormingen, maar ook op het stimuleren van publieke investeringen. Als voorbeeld voor hervormingen die onder dit instrument kunnen vallen noemde Centeno hervormingen op segregatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan.

De heer Luis de Guindos, vicepresident van de Europese Centrale Bank (ECB), benadrukte in zijn bijdrage vooral het belang van goede betrokkenheid van nationale parlementen bij het proces tot hervorming van de EMU. Hij wees hierbij ook op de verantwoordingsrol die de ECB heeft ten opzichte van het Europees parlement, welke in zijn ogen zeer belangrijk is. Naast sterke instituties en sterke regels is voor de Guindos sterke verantwoording de derde pilaar voor een stevige EMU. De Guindos riep op tot bewustwording van de eigen rol onder nationale parlementariërs in het Europese proces. Als voorbeeld gaf hij het terugdringen van nationale uitzonderingen binnen de regels van de bankenunie, welke relatie houdt met de algehele hervorming van de bankenunie. Interparlementaire uitwisseling is volgens de Guindos vooral van belang om te leren van elkaar.

De heer Pierre Moscovici, de eurocommissaris voor economische en financiële zaken, belastingen en douane, beschreef de euro als een succes. Hij wees op de grote steun onder burgers voor de euro en het aantal niet-euro landen dat de euro als referentiemunt gebruikt. Alhoewel er economische successen worden geboekt in de eurozone ziet Moscovici een politieke crisis aan de horizon verschijnen. Er zijn gevoelens van onrecht en ongelijkheid onder burgers die leiden tot steun voor populistische stromingen. Dit vraagt om ambitieuze antwoorden van politici. Voor de eurozone betekent dit het vervolmaken van de bankenunie, het aannemen van beide voorstellen van de Europese Commissie voor de begrotingscapaciteit (het voorstel voor een hervormingsondersteuningsprogramma én het voorstel voor een stabilisatiefunctie voor investeringen) en ten derde het aanstellen van een Europese Minister van financiën om te komen tot gedegen democratische verantwoording bij de besluitvorming in de eurozone.

De heer Roberto Gualtieri, voorzitter van het comité voor economische en monetaire zaken in het Europees parlement (S&D), beschreef de euro ook als een succes. Zonder de euro zijn landen in zijn ogen minder soeverein, omdat zij dan slechts de grote wereldmunten kunnen volgen en te maken krijgen met een grotere mate van financiële volatiliteit. Echter, bij een regio met een geïntegreerde financiële sector en geliberaliseerde kapitaalstromen, zoals de eurozone, hoort een duidelijk institutioneel en regelgevend kader. Anders kan een muntunie juist crises verdiepen. Als voorbeeld noemde Gualtieri het OMT-programma die markten deed kalmeren tijdens de crisis, daar waar de Deauville verklaring van Sarkozy en Merkel destijds juist leidde tot een versterking van de financiële paniek. Uiteindelijk kostte het OMT-programma de eurolanden niets en was het toch effectief. Het laat volgens Gualtieri zien dat een duidelijke stap richting versteviging van de muntunie kalmerend en stabiliserend kan werken. Dit is in zijn ogen een les die in het achterhoofd dient te worden gehouden bij de discussie over een Europees depositogarantiestelsel. Als lidstaten in deze discussie blijven volharden in te hoge eisen voor risicoreductie leidt dit paradoxaal genoeg juist tot een hoger risico in de bankensector omdat de hervorming van de eurozone hierdoor stilstaat.

Plenaire toespraak door Antonio Tajani

De heer Antonio Tajani, voorzitter van het EP (EVP), ging in zijn toespraak in op het belang van economische en sociale inclusiviteit. Om dit te bereiken wil het EP de interparlementaire samenwerking versterken. Nationale parlementen moeten meer betrokken worden bij besluitvormingsprocessen, zodat de resultaten hiervan tastbaar zijn, zo stelde de voorzitter.

De prognose voor 2019 onthult, na jaren van groei, een vertraging voor Europa. Ook zorgwekkend is het verschil in economische groei tussen landen en regio’s in landen. De jeugdwerkloosheid is nog steeds op een onaanvaardbaar niveau. De technologische revolutie heeft de groei en het concurrentievermogen van de EU bevorderd, maar tegelijkertijd heeft het ook geleid tot een «race naar de bodem» op het gebied van arbeidsvoorwaarden, belastingen, milieunormen en sociale inclusiviteit. De enige oplossing voor de voorgenoemde problemen zijn concrete acties, die alleen een effectiever, verenigd en democratisch Europa kan bieden.

Economische groei alleen is niet voldoende. Net zo belangrijk is dat groei leidt tot werkgelegenheid en welvaart voor alle Europeanen. Om dit te bereiken ondersteunt het EP specifieke maatregelen in het MFK 2021–2027. Zo is het Europees Sociaal Fonds verhoogd tot € 121 miljard om het beleid voor ondersteuning van jeugdwerkgelegenheid en de transitie van het studeren naar werk aan te moedigen. Daarnaast pleit het EP ervoor dat € 5,5 miljard aan fondsen van het InvestEU-programma wordt geoormerkt voor investeringen in professionele vaardigheden. Het Europees parlement pleit daarnaast voor een verhoging van 50% van het huidige Horizon 2020 programmabudget naar een budget van € 120 miljard.

Tajani pleitte tenslotte in zijn speech voor een rechtvaardigere interne markt, waarbij belastingharmonisatie een belangrijke rol speelt. Belastingparadijzen en belastingniveaus die vrijwel nihil zijn, zijn onacceptabel, aldus de heer Tajani.

Plenaire sessie: Investeringsprioriteiten voor de periode na 2020

Tijdens de laatste afsluitende plenaire sessie van de conferentie, die werd voorgezeten door de heer Jean Arthuis (ALDE), voorzitter van het EP-comité voor begrotingszaken en de heer Sorin Lazar, voorzitter van het comité voor begroting, financiën en banken in het Roemeense parlement (S&D), stond het belang van investeringen centraal. Introducties werden gegeven door de heer Werner Hoyer, voorzitter van de Europese Investeringsbank, mevrouw Annemie Turtelboom, lid van de Europese Rekenkamer, de heer José Manuel Fernandes, lid van het Europees parlement en co-rapporteur voor de oprichting van het InvestEU-programma (EVP), de heer Iulion Iancu, voorzitter van het comité voor Industrie en Diensten van het Roemeense parlement (S&D) en de heer Harri Jaskari, lid van het Finse parlement (EVP).

Volgens de heer Werner Hoyer verhult de economische groei van de afgelopen jaren enkele belangrijke structurele zwakheden van de EU. Zo is er ongelijke groei tussen regio’s en tussen lidstaten. De heer Hoyer stelde dat de Europese financiële markt nog steeds gedomineerd wordt door financiering via het bankwezen. Europa lijdt onder teruglopende concurrentie, voornamelijk in vergelijking met Noord-Amerika en Azië. Investeringen worden grotendeels aangestuurd door de private sector. Derhalve raakt de EU ook achter op het gebied van investeringen in vergelijking met Noord-Amerika en Azië. Als de EU de ambitie heeft om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN en de klimaatdoelstellingen van het Akkoord van Parijs te behalen, moet zij de private sector mobiliseren. Het geld van de publieke belastingbetaler zal nooit voldoende zijn om deze doelstellingen te behalen, zo stelde de heer Werner Hoyer.

Mevrouw Annemie Turtelboom stelde dat het nieuwe InvestEU-programma een belangrijke bron van steun zal zijn voor investeringen in het kader van het volgend MFK 2021–2027 zijn. Het programma zal werken met een begrotingsgarantie van € 38 miljard (EFSI: € 26 miljard). De Europese Rekenkamer heeft onlangs een rapport uitgebracht over de werking van de eerste drie jaar van het EFSI, EFSI 1.0. Uit het onderzoek van de Europese Rekenkamer kwamen een aantal uitdagingen naar voren die ook relevant zijn voor InvestEU. De vijf belangrijkste uitdagingen die de Europese Rekenkamer identificeert zijn: 1) het beter afstemmen van de aangeboden producten, zodat investeringssteun complementair is; 2) het vermijden van concurrentie met andere EU-fondsen; 3) het waarborgen van additionaliteit; 4) het verbeteren van de huidige methodologie voor ramingen van werkelijk gemobiliseerde investeringen; 5) een eerlijkere verdeling van de ondersteuning.

De heer José Manuel Fernandes pleitte voor een verhoging van de begrotingsgarantie van InvestEU tot boven de € 40 miljard. In zijn inleiding benadrukte de heer Fernandes dat InvestEU als doel heeft het cohesiebeleid aan te vullen en het platform voor beleggers te verbeteren. Het is daarbij van cruciaal belang dat lidstaten op nationaal niveau en op regionaal niveau advies verstrekken aan investeerders om nieuwe projecten te starten, aldus de heer Fernandes.

In zijn inleiding stelde de heer Iulian Iancu dat de EU de hoogste energierekening heeft van alle regio’s ter wereld. De heer Iancu pleitte daarom voor een grotere focus op investeringen op Europees niveau. Daarnaast stelde hij dat EU-begrotingsdoelstellingen haaks staan op de Duurzame Ontwikkelingsdoelen. De oplossing voor de afhankelijkheid in budgettaire termen van fossiele brandstoffen enerzijds en macro-economische- en begrotingsonevenwichtigheden anderzijds, is om Europese structuurfondsen te gebruiken voor het juiste soort investeringen. Nationale parlementsleden moeten prioriteiten stellen door middel van deadlines en routekaarten, zo stelde de heer Iancu.

De heer Harri Jaskari merkte op dat tijdens de Europese parlementaire week vaak is gesproken over de uitdagingen van nieuwe technologie. Hij pleitte in plaats daarvan voor een focus op de mogelijkheden van nieuwe technologie. Volgens de heer Jaskari zou de EU in plaats van het invoeren van digitaledienstenbelasting moeten werken aan het creëren van een platform-economie, zodat internetreuzen en digitale giganten ook kunnen ontstaan en bestaan in de EU.

In zijn afsluitende speech concludeerde de heer Sorin Lazar dat tijdens de Europese parlementaire week zeer uiteenlopende vraagstukken voorbij zijn gekomen, waarvoor de EU in de nabije toekomst oplossingen moeten vinden.

De delegatie vanuit de Tweede Kamer,

Slootweg

De delegatie vanuit de Eerste Kamer,

Van Rij

De ambtelijke begeleiding van de delegatie,

Bokhorst (Tweede Kamer), Kilic (Eerste Kamer)

Naar boven