34 054 Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact

H/ Nr. 7 VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE

Vastgesteld 23 april 2018

Op 19 en 20 februari 2018 vonden tijdens de Europese parlementaire week (EPW) in Brussel twee interparlementaire EU-conferenties plaats. Het betrof de jaarlijkse conferentie over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie en de halfjaarlijkse bijeenkomst over stabiliteit, economische coördinatie en bestuur in de Europese Unie.1 Deze laatste conferentie vond plaats onder artikel 13 van het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie (VSCB) (het zogenoemde «Begrotingspact»). Vanuit de Tweede Kamer namen deel de leden Anne Mulder (VVD), Omtzigt (CDA) en Alkaya (SP). Namens de Eerste Kamer namen deel de leden Van Rij (CDA) en Ester (ChristenUnie). De delegatie werd begeleid door de heer Beun (Tweede Kamer) en mevrouw Faas (Eerste Kamer). Tevens waren tijdens beide conferenties aanwezig mevrouw Timmer en mevrouw Layeb van de parlementaire vertegenwoordiging der Staten-Generaal bij de Europese Unie.

1. Interparlementaire conferentie over het Europees Semester 2018

Plenaire openingssessie: de prioriteiten van het Europees Semester 2018

De conferentie begon met een plenaire sessie over de beleidsprioriteiten van het Europees semester 2018. Inleidingen op het thema werden gegeven door de Eurocommissaris voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken, Marianne Thyssen, Europarlementariërs Krzysztof Hetman (EVP) en Hugues Bayet (S&D) (rapporteurs Europees semester 2018), de vicevoorzitter van de commissie Financiën in de Franse senaat, Fabienne Keller (Les Républicains, EVP) en Domagoj Ivan Milošević (Kroatische Democratische Unie, EVP) voorzitter van de commissie voor Europese Zaken in het Kroatische parlement. Vervolgens vond er een plenaire discussie plaats met de aanwezige vertegenwoordigers van de nationale parlementen.

Zowel tijdens de eerste inleidende gedachtewisseling als tijdens de hieropvolgende discussie bestond er onder de deelnemers brede overeenstemming dat de economie van de EU herstellende is, maar dat dit herstel nog steeds kwetsbaar is. Zo constateerde mevrouw Thyssen in haar inleiding dat met name de investeringen in de EU achterblijven en dat ook een stijging van de lonen nog noodzakelijk is. In sommige lidstaten liggen de private schulden (waaronder de zogenoemde niet-presterende leningen, npl's) te hoog en blijft er sprake van te hoge werkloosheid. Het herstel is ongelijk verdeeld tussen lidstaten en tussen regio's. Daarom pleitte de Eurocommissaris voor inclusieve en duurzame groei, waarbij meer aandacht voor investeringen en loonstijgingen van belang zijn. Zij kondigde aan dat op 7 maart 2018 de landenspecifieke aanbevelingen gepresenteerd zouden worden, waarna er een debat hierover zal plaatsvinden met de lidstaten en het maatschappelijk middenveld.

Verscheidende sprekers wezen – in navolging van Eurocommissaris Thyssen – op de toenemende sociale en economische ongelijkheid tussen de lidstaten en tussen regio's in lidstaten. De heer Bayet pleitte daarom voor een versterking van het onderwijs en ondersteuning van het MKB in de lidstaten. De heer Hetman stelde dat hervormingen en een snelle toepassing van de landenspecifieke aanbevelingen door de lidstaten geboden zijn; van de landenspecifieke aanbevelingen uit 2016 is volgens hem slechts 2% volledig toegepast en 43% gedeeltelijk toegepast. De heer Milošević was van mening dat meer middelen voor goed onderwijs nodig zijn en dat een strategie moet worden ontwikkeld om een brain drain in bepaalde Europese regio's tegen te gaan. Hij noemde ook het belang van een goed cohesie- en sociaal beleid in deze context.

Mevrouw Keller ging in haar inleidende bijdrage in op de bestuurlijk-institutionele dimensie van het Europees semester en uitte zich voorstander van nieuwe instrumenten voor beleidscoördinatie. Zo zouden de interparlementaire bijeenkomsten verbeterd moeten worden, bijvoorbeeld door ter afsluiting een een resolutie of conclusies aan te nemen en deze aan de Europese instellingen aan te bieden, een idee waarin zij werd gesteund door mevrouw Marques, lid van het Portugese parlement (PS, S&D). Mevrouw Marques stelde tevens dat lidstaten nu te weinig tijd krijgen om te reageren op de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie, terwijl lidstaten juist meer eigenaarschap ten aanzien van deze aanbevelingen moeten ervaren.

Mevrouw Angulo Martinez van de Spaanse senaat (PP, EVP) en mevrouw Rodrigues van het Europees parlement (S&D, PRT) benadrukten tijdens de discussie dat het economisch herstel door de lidstaten aangegrepen zou moeten worden om hervormingen door te voeren.

Enkele deelnemers waren de mening toegedaan dat in het Europees semester meer aandacht zou moeten zijn voor sociale aspecten. Alleen een focus op het bbp zegt te weinig over de toestand in een lidstaat, aldus mevrouw Creţu (Socialistische en Democratische Partij, S&D) van de Roemeense Senaat. Mevrouw Marques uitte zich in dit kader positief over het sociale scoreboard dat aan het Europees semester is toegevoegd, maar dit moet volgens haar wel leiden tot concrete acties op institutioneel niveau. De heer Hunko (Die Linke, GUE/NGL) van de Duitse Bondsdag was van mening dat in het sociale scoreboard en in de sociale pijler nog te weinig aandacht is voor ongelijkheid en vroeg welke maatregelen de parlementen in dit kader nog van de Europese Commissie mogen verwachten. De heer Bodry van het Luxemburgse parlement (LSAP, S&D) vroeg hoe de Commissie ervoor gaat zorgen dat de sociale pijler zal werken binnen het huidige kader van regels. Hoe verhoudt de sociale pijler zich bijvoorbeeld tot de doelstellingen van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP)?

In haar reactie op de verschillende bijdragen beaamde mevrouw Thyssen dat er ten aanzien van de landenspecifieke aanbevelingen behoefte bestaat aan gedeeld eigenaarschap en dat de Commissie erover zal nadenken hoe dit versterkt zou kunnen worden. Zij herhaalde haar pleidooi voor meer investeringen. Daarnaast wil de Commissie werken aan een moderne sociale bescherming, waarbij uitkeringen worden gecombineerd met diensten en het investeren in mensen. Dit zou niet strijdig hoeven zijn met de regels van het SGP omdat deze investeringen zich uiteindelijk terugbetalen. Zij herhaalde dat de sociale ongelijkheid in bijna alle EU-lidstaten is toegenomen. In dit kader gaf zij aan dat de Commissie de sociale pijler wil uitbouwen.

Interparlementaire bijeenkomsten van de EP-commissies

Tijdens het tweede deel van de conferentie over het Europees semester vonden interparlementaire commissievergaderingen plaats. Een van de bijeenkomsten werd georganiseerd door de EP-commissie voor Economische en Monetaire Zaken (ECON) en ging over de toekomst van het EU-belastingbeleid, waaronder de belastingheffing in de digitale economie en de gevolgen van de Panama Papers, Paradise Papers en de onderzoekscommissie PANA2. Inleidingen werden gegeven door Valère Moutarlier, directeur van DG TAXUD, Werner Langen, voorzitter van de PANA-commissie, Eric Woerth, voorzitter van de commissie voor Financiën in het Franse Assemblée nationale (Les Républicains, EVP) en Ahmed Laaouej, voorzitter van de commissie Panama Papers in de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (PS, S&D).

Onder de sprekers was er brede overeenstemming dat de tijd is gekomen om nu de belastingheffing op de digitale economie te verbeteren. De heer Moutarlier van de Europese Commissie constateerde dat de EU vooruitgang heeft geboekt op het gebied van de aanpak van belastingparadijzen en agressieve fiscale planning en het bevorderen van transparantie. Voor wat betreft de toekomst pleitte hij voor een geconsolideerde heffingsgrondslag voor bedrijven en belastingheffing in de digitale context. Ook de heer Woerth benadrukte het belang van een effectieve belastingheffing in de digitale economie. De digitale bedrijven hebben een unieke positie in een snel veranderende wereld; zij hebben vaak een meer omvangrijke begroting dan sommige lidstaten en vergaren veel persoonlijke data. Dit leidt ook tot ongelijkheid en enkele van deze bedrijven maken zich schuldig aan sociale en fiscale dumping. Er is nationale en internationale wetgeving nodig om deze praktijken aan te pakken, in het bijzonder de inzet van de OESO3 is in dezen van belang.

Daarnaast kwamen de CC(C)TB-voorstellen4 ter sprake. Omdat een gemeenschappelijke Europese vennootschapsbelasting nog op zich laat wachten totdat er een gezamenlijke definitie van «permanente vestiging» is ontwikkeld, stelde de heer Laaouej in zijn bijdrage voor dat er tot die tijd actie zou moeten worden ondernomen door belasting te heffen op omzet.

Tijdens de hieropvolgende discussie met de aanwezige parlementsleden vond het belang van belastingheffing in de digitale economie veel weerklank. Hierbij werd door enkele aanwezigen, waaronder de heer Staikouras (Nieuwe Democratie, EVP) van het Griekse parlement gepleit voor een gemeenschappelijke heffingsgrondslag in de EU. EP-rapporteur Tang (PvdA, S&D) onderstreepte dat het huidige stelsel van vennootschapsbelasting niet meer van deze tijd is; het gaat nu om de digitale economie en vraagstukken zoals intellectueel eigendom. Bedrijven kunnen nu kiezen waar ze winst boeken en waar ze belasting heffen, daarom is het consolidatie-aspect van het CCCTB-voorstel van belang. Dit voorstel moet aangepast worden aan de werkelijkheid van de digitale economie. Het Europees parlement wil de zogenoemde digitale «reuzen» belasten via de vennootschapsbelasting, maar dan moet er wel een gemeenschappelijke definitie van «permanente vestiging» worden ontwikkeld.

De heer Moutarlier sloot de discussie af met de aankondiging dat de Europese Commissie eind maart een pakket van voorstellen met maatregelen voor een betere belasting van digitale bedrijven zal presenteren. Hij verwachtte dat er een gericht voorstel voor oplossingen op de korte termijn zullen worden gedaan, totdat de lidstaten een oplossing voor de lange termijn hebben gevonden om de fiscale voet vast te stellen.

Tijdens de tweede sessie van deze interparlementaire bijeenkomst van de commissie ECON stond de bankenunie centraal. De sessie werd geopend met een presentatie van de heer Guersent, directeur-generaal van het DG FISMA van de Europese Commissie, gevolgd door presentaties van enkele nationale parlementsleden. De heer Brackmann, lid van de Duitse Bondsdag (CDU, EVP), benadrukte in zijn presentatie het belang van het afbouwen van de zogenoemde niet-renderende leningen (npl's). De heer Eblé, lid van de Franse senaat (PS, S&D), wees er in zijn presentatie op dat een Europees depositogarantiestelsel (EDIS) van essentieel belang is voor het functioneren van de bankenunie. Tevens zouden nationale parlementen volgens hem betrokken moeten worden bij een fiscale achtervang. De heer Guerrieri Paleotti, lid van de Italiaanse senaat (Democratische Partij, S&D), sprak over de rol die European safe assets zouden kunnen spelen in de voltooiing van de bankenunie. Na de presentaties volgde een korte discussie met de aanwezigen in de zaal, waarbij de mate van risicoreductie en (de snelheid van) het proces van risicoreductie de hoofdonderwerpen van gesprek waren.

Tevens vond gelijktijdig een bijeenkomst plaats die werd georganiseerd door de EP-commissie voor Begrotingszaken (BUDG). Ook deze bijeenkomst bestond uit twee sessies. De eerste sessie ging over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor de periode 2021–2027. Inleidingen werden gegeven door Jean Arthuis, voorzitter van de commissie voor Begrotingszaken in het Europees parlement, Jan Olbrycht en Isabelle Thomas, co-rapporteurs in het Europees parlement voor het MFK, Daniele Viotti, rapporteur in het Europees parlement voor de begroting van 2019 en Jordi Solé, schaduwrapporteur MFK (Groenen/ALE). In hun inleidingen pleitten de sprekers onder meer voor duidelijke politieke keuzes ten aanzien van de doelen en toekomst van de EU, waarbij door enkele sprekers werd benadrukt dat de nieuwe toekomstige uitdagingen voor de Unie in de toekomst ook om financiële middelen vragen.

Zo gaat het volgens co-rapporteur Olbrycht bij de discussie over het volgende MFK over de politieke discussie wat we verwachten van de EU na 2020. Wat willen we gezamenlijk doen, welke activiteiten willen we uitvoeren en wat zijn de kosten die hieraan verbonden zijn? Hij sprak de hoop uit dat het volgende MFK voor medio 2019 gefinaliseerd zal zijn, alvorens de Europese verkiezingen zullen plaatsvinden. De heer Solé sloot zich aan bij het betoog van de heer Olbrycht en stelde eveneens dat er eerst overeenstemming moet zijn over de politieke doelen van de EU en dat vervolgens zou moeten worden bepaald hoe deze doelen gefinancierd zouden moeten worden. De huidige begroting laat volgens hem weinig ambitie voor een sterkere Unie zien, terwijl het Europees parlement deze wel zou moeten nastreven. In het volgende MFK moet volgens hem daarom meer worden besteed aan duurzame ontwikkeling en aan een actief migratiebeleid. Mevrouw Thomas wees in relatie tot de omvang van het volgende MFK op de dynamische internationale context waarbinnen de EU opereert; om deze reden zijn onder meer investeringen in defensie nodig, maar dat kan volgens haar niet zonder extra financiële middelen. Daarnaast zijn investeringen door de EU via het cohesiebeleid van belang. Gelet op enkele nieuwe uitdagingen, waaronder het aanpakken van werkloosheid en het voeren van een vluchtelingenbeleid, tegen de achtergrond van de Brexit, schatten de rapporteurs dat de vereiste MFK-uitgavenplafonds 1,3% van het bni van de EU-27 zouden moeten bedragen.5 De heer Viotti ging in op de EU-begroting voor 2019, de laatste begroting onder het huidige MFK, waarin volgens hem de bouw van sociale pijler, migratie en defensie de belangrijkste prioriteiten zouden moeten zijn.

In de vervolgdiscussie toonde een aanzienlijk aantal sprekers zich voorstander van een eventuele stijging van de EU-meerjarenbegroting, gekoppeld aan het belang van bestaande en nieuwe beleidsprioriteiten en taken, zoals het cohesiebeleid. Volgens het Roemeense parlementslid Cocoş (Sociaal Democratische Partij, S&D) is het huidige MFK onvoldoende om aan alle wensen van de EU te voldoen. Hij pleitte daarom voor een hervormd, meer stabiel en duurzaam MFK en voor een systeem van eigen middelen voor de EU dat kan zorgen voor meer middelen in EU-begroting. Europarlementariër Gardiazabal Rubial (S&D) was van mening dat de parlementsleden en regeringen van de lidstaten zichzelf niet voor de gek houden door te stellen dat de EU meer met minder kan doen. Als de EU meer moet doen dan zal ook de begroting moeten stijgen, je kunt niet meer doen met minder. Zij pleitte ervoor dat het volgende MFK voor de verkiezingen van 2019 rond zal zijn en riep alle aanwezigen op om hun nationale regeringen onder druk te zetten om tot een spoedig akkoord te komen. Mevrouw Angulo Martinez van de Spaanse senaat (PP, EVP) stelde dat het volgende MFK moet staan voor een sterkere, meer geïntegreerde EU. Dat is een EU die beter tegemoet kan komen aan de verwachtingen van burgers. Het cohesiebeleid is daarbij van groot belang en zou niet alleen moeten worden gezien als een uitgave, maar ook als een bron van inkomsten, omdat het gaat om investeringen in de EU. Ook mevrouw Marques (PS, S&D) pleitte voor een sterk cohesiebeleid, waarin migratie en werkgelegenheid een plek krijgen.

Het Franse parlementslid Giraud (La République en Marche) vreesde voor complicaties voor de begroting na de Brexit en gaf aan dat Frankrijk geen voorstander is van een korting op de afdracht voor enkele lidstaten. Hij stelde bereidwillig te staan tegenover een stijging in de Franse nationale bijdrage, maar dat zou ook afhangen van de bijdragen van anderen. Hij benadrukte het belang van de cohesiefondsen voor de EU.

Daarnaast was een enkele spreker kritisch over een eventueel omvangrijker MFK na 2020. Zo bracht de heer Anne Mulder (VVD, ALDE) naar voren dat de EU in Nederland niet populairder zal worden wanneer de uitgaven van de EU zullen stijgen. Dit zou immers betekenen dat nationale lidstaten zelf moeten bezuinigen of de belastingen zullen moeten verhogen als gevolg van een hogere nationale bijdrage aan de EU; dat zijn geen populaire maatregelen, aldus de heer Anne Mulder. Omdat de EU kleiner zal worden als gevolg van de Brexit zal ook de EU-begroting in omvang moeten afnemen, zo betoogde hij. Ook zou moeten worden gekeken naar de effectiviteit en efficiëntie van de bestedingen van de EU. Ten aanzien van het idee van Europese belastingen gaf de heer Anne Mulder aan dat hier onder Nederlandse burgers geen steun voor zal zijn.

In een reactie stelde co-rapporteur Olbrycht dat een groter EU-budget geen doel op zich is, maar als we de ambities van de EU niet willen reduceren en als regeringen besluiten om nieuwe taken aan de begroting toe te voegen, zoals defensie en veiligheid, waar is dan het geld om deze ambities en nieuwe uitdagingen te financieren? Mevrouw Thomas bevestigde het pleidooi van de heer Olbrycht: het gaat niet om het verhogen van het EU-budget, maar wel om de EU-begroting te houden op hetzelfde niveau als voor het vertrek van het Verenigd Koninkrijk. En als de EU nieuwe programma's wil uitvoeren dan zijn hiervoor ook nieuwe financiële middelen nodig.

De aansluitende tweede deelsessie ging over het hervormen van het EU-systeem van eigen middelen. Mevrouw Angelova, vicevoorzitter van de commissie voor Financiën en Begrotingszaken in het Bulgaarse parlement (PP GERB, EVP), benadrukte in haar introductie het belang van een EU die zorgt voor sociale inclusiviteit en een duurzame toekomst voor alle burgers. Zij gaf aan dat communicatie over het beleid van de EU richting de burgers noodzakelijk is om hun zorgen weg te nemen. Vervolgens was het woord aan enkele sprekers die een inleiding op het onderwerp verzorgden, de heer Janusz Lewandowski en Gérard Deprez, co-rapporteurs eigen middelen van het Europees parlement en de heer Alain Lamassoure, lid van de High Level Group on own Resources.

De heer Lewandowski gaf in zijn inleiding aan dat het controversieel is om te bepalen wat nieuwe bronnen van inkomsten voor de EU zouden kunnen zijn. Gedacht kan worden aan de Financial Transaction Tax, het belasten van het bedrijfsleven of een vorm van milieubelasting. Hij moedigde de Europese Commissie aan om met voorstellen op dit terrein te komen. De heer Deprez onderstreepte dat de co-rapporteurs niet willen raken aan de fiscale soevereiniteit van de lidstaten, in die zin dat zij niet pleiten voor nieuwe, aanvullende Europese belastingen. Wel zouden sommige belastingen uit het nationale systeem kunnen worden gehaald en door de EU geheven kunnen worden, waarvan het voorstel voor een CCCTB of de Financial Transaction Tax voorbeelden zijn. Om aan de nieuwe financiële behoeften van de EU te kunnen voldoen moet er een gemeenschappelijk stelsel van financiering komen, zo opperde de heer Lamoussoure in zijn bijdrage.

In het hieropvolgende debat benadrukte de heer Szlachta van de Poolse Sejm (ECH) dat alle parlementen in de EU ambitieus moeten zijn wat betreft de omvang van de EU-begroting. Eigen middelen kunnen een aanvullende bijdrage zijn. De heer Andersson, lid van de Zweedse Riksdag (Moderata Samlingspartiet, EVP) gaf aan dat Zweden weliswaar pro-EU is, maar hij was wel van mening dat er een zekere balans in het MFK zou moeten zitten. Volgens hem is het van belang te kijken naar hoe binnen de begroting verandering kunnen worden doorgevoerd, zonder dat er wordt geraakt aan de nationale bevoegdheid om belasting te heffen. Europese belastingen zouden juist kunnen leiden tot minder vertrouwen bij de burgers. In relatie tot de inkomsten en uitgaven van de EU vroeg het Franse parlementslid mevrouw Thillaye (La République en Marche) of de lidstaten een gedeeld doel hebben; dat is een vraag die voor burgers van belang is en die gesteld zou moeten worden. De verantwoording richting de Europese burgers is belangrijk. Zij opperde daarom om via consulaties aan Europese burgers te vragen welke uitdagingen de EU zou moeten aangaan.

2. Interparlementaire conferentie over stabiliteit, economische coördinatie en bestuur in de EU

Plenaire sessie: Het versterken van veerkracht en stabilisatie in de EMU

Het openingswoord van de eerste plenaire sessie van de conferentie werd verzorgd door Antonio Tajani, voorzitter van het Europees parlement. Hij schetste het doel van het Europese Parlementaire Week; het betrekken van nationale parlementen bij het economische bestuur van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Verder benadrukte de heer Tajani in zijn bijdrage de noodzaak om de concurrentiekracht van en convergentie binnen de EMU te versterken en zo bij te dragen aan veerkracht en stabiliteit van de muntunie. De EU moet economische en financiële risico's indammen en hiervoor gezamenlijke instrumenten hebben, zoals een EU-minister van Financiën en een goed functionerend Europees Monetair Fonds (EMF) waarmee structurele hervormingen ondersteund kunnen worden. Vervolgens was het woord aan Tsveta Karayancheva, voorzitter van het Bulgaarse parlement (PP GERB, EVP). Zij pleitte in haar openingsbijdrage in het bijzonder voor een goede discussie over het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK), het monetair beleid en het fiscale beleid van de EU. Conform het motto van het Bulgaarse voorzitterschap «united we stand strong», benadrukte zij dat de lidstaten moeten proberen hun verschillen te overbruggen. In dit kader pleitte zij voor initiatieven om risico's in de bankensector te verminderen en tegelijkertijd verdere stappen richting de bankenunie te zetten.

Na de openingsbijdragen was het woord aan Eurocommissaris Dombrovskis (Euro en Sociale Dialoog), die in zijn keynote speech aandacht besteedde aan de toekomst van de EMU. Kijkend naar de toekomst van de EMU zijn volgens de Commissie eenheid, stabiliteit en democratische verantwoording nodig. Vanuit deze gedachte gaf de Eurocommissaris een toelichting op het zogenoemde «decemberpakket»6 van voorstellen van de Europese Commissie om de EMU te verdiepen. Deze betreffen het voorstel om het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) om te vormen naar een Europees Monetair Fonds (EMF)7 en het vervatten van alle (nu nog deels intergouvernementele) begrotingsregels in het juridisch kader van de EU8. De EU-begroting zou voorts meer nationale hervormingen moeten ondersteunen9; de Commissie zal hiertoe een voorstel doen in het volgende MFK. Het beschikbare budget voor het EU-steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP) zou moeten worden verhoogd10. Voor de eurozone is het creëren van een fiscale stabilisatiefunctie om economische schokken op te kunnen vangen van belang. De Commissie zal hiervoor een voorstel doen in het kader van het volgende MFK.

Ook ten aanzien van het voltooien van de bankenunie zijn nog een aantal stappen nodig, zo zette de heer Dombrovskis uiteen. De Europese Commissie zal onder meer voorstellen doen om de zogeheten niet-presterende leningen (npl's) aan te pakken. De heer Dombrovskis waarschuwde dat een gezamenlijk Europees depositogarantiestelsel (EDIS) niet tot moral hazard zou moeten leiden. Daarom heeft de Europese Commissie in oktober 201711 een voorstel gedaan voor een meer graduele weg richting EDIS.

De Eurocommissaris sloot zijn betoog af met de constatering van intensieve samenwerking met het Europees parlement en consultatie van nationale parlementen door de Commissie van groot belang is voor het voltooien van de EMU: een volledige EMU kan alleen maar een democratische EMU zijn, aldus de heer Dombrovskis.

In de hieropvolgende discussie tussen de afgevaardigden bracht het Italiaanse parlementslid Galli (Democratische Partij, S&D) naar voren dat het Italiaanse parlement al heeft ingesteld met de decembervoorstellen van de Commissie. Volgens hem circuleren er in de EU voorstellen en papers over het herstructureren van nationale schulden; hij waarschuwde dat wanneer de EU hier regels voor zal opstellen het risico van een selffulfilling prophecy bestaat en dit juist heel destabiliserend voor de EU zou kunnen uitwerken. De heer Papadimoulis, lid van het Europees parlement (GUE/NGL), pleitte voor het versterken van de economische unie, de bankenunie en de muntunie. Een van de instrumenten hiervoor is volgens hem de harmonisatie van belastingsystemen. Hij wees erop dat sommige lidstaten nu een soort «black holes» zijn, dat zou moeten worden tegengegaan. In navolging hiervan riep de heer Arhinmäki van het Finse parlement (Linkse Allinantie, GUE/NGL) om «tax dumping» en het bestaan van belastingparadijzen in de EU aan te pakken. Mevrouw Perić, lid van het Kroatische parlement (Kroatische Democratische Unie, EVP), liet weten dat Kroatië graag wenst toe te treden tot de euro. Een EMF zou structurele hervormingen in lidstaten kunnen stimuleren en lidstaten kunnen helpen om te voldoen aan de criteria voor invoering van de euro. Daarom wordt dit voorstel door Kroatië verwelkomd. De Deense parlementariër Louise Elholm (Venstre, ALDE) benadrukte in haar bijdrage het belang van hervormingen om bij te dragen om gunstigere overheidsfinanciën; hierin hebben alle lidstaten een eigen verantwoordelijkheid. Zij voegde hieraan toe dat ook in Denemarken de publieke discussie over socaal-economische ongelijkheid speelt, maar was van mening dat het aan iedere lidstaat zelf is om hier iets aan te doen.

Plenaire sessie: van het ESM naar het EMF: wat zou de rol van nationale parlementen moeten zijn?

In de volgende plenaire sessie over de mogelijke transitie van het ESM tot een Europees Monetair Fonds (EMF)12 stond de rol van nationale parlementen centraal. In zijn introductie onderstreepte de voorzitter van de ECON-commissie in het Europees parlement, de heer Gualtieri dat de verantwoordelijkheden bij de inrichting van een EMF goed gedefinieerd zouden moeten worden en moeten stroken met het Verdrag. Hij pleitte ervoor het EMF onder het Verdrag te brengen, zodat de besluitvorming beter geregeld zal zijn. De heer Brackmann, lid van de Duitse Bondsdag (CDU, EVP), noemde het in zijn introductie zorgelijk dat volgens het Europees parlement geen verdragswijziging nodig zou zijn voor de oprichting van een EMF. Het gaat immers om aanzienlijke bedragen, waarvoor niet voldoende rechtsgrondslag is. Belangrijker is volgens hem echter de vraag wat burgers en nationale parlementen vinden van een EMF. En leidt een EMF niet juist tot een Europa van twee snelheden? Hij kondigde aan dat de Bondsdag in ieder geval een actieve rol zal opeisen. Risico's en verantwoordelijk moeten volgens hem ook bij een EMF in handen van de lidstaten blijven. Desondanks ziet hij wel kansen in de omvorming van het ESM naar een EMF; het zou het IMF in de Trojka kunnen vervangen. Het EMF zou daarom een onafhankelijke instelling moeten worden, maar besluiten moeten genomen worden door de Europese Raad.

In haar introductiebijdrage sprak mevrouw Albuquerque (PSD, EVP) van het Portugese parlement over het achtervangmechanisme, dat volgens haar een cruciaal onderdeel is van het voorstel voor een EMF. Zij sprak de hoop uit dat er geen nieuwe crisis nodig zal zijn om de noodzaak hiervan aan te tonen. Voorts gaf zij aan een rol te zien voor de lidstaten om de steun van hun burgers voor een EMF tot stand te brengen.

Na de inleidende bijdragen was er ruimte voor reacties vanuit de zaal. Volgens mevrouw Keller van de Franse senaat (Les Républicains, EVP) zijn de parlementen van de lidstaten van groot belang om ervoor te zorgen dat er steun van de bevolking voor een EMF zal zijn. Daarnaast uitte zij zich voorstander van een eigen parlement voor de eurozone, bestaande uit Europarlementariërs en leden van de nationale parlementen, dat bijeenkomt in Straatsburg. De heer Papadimoulis, vicevoorzitter van het Europees parlement, was de mening toegdaan dat met name de rol van het Europees parlement versterkt zou moeten worden. Hij was het niet eens met de heer Brackmann over de rol van de nationale lidstaten omdat de intergouvernementele besluitvorming volgens hem te omslachtig is. Er is juist sterkere Unie-besluitvorming nodig met een sterkere rol van het Europees parlement. Het Nederlandse Tweede Kamerlid Omtzigt (CDA, EVP) sprak zijn steun uit voor de bijdrage van de heer Brackmann. Hij sloot zich tevens aan bij de eerdere uitspraak van Eurocommissaris Dombrovskis dat we alleen een volledige EMU kunnen hebben als deze democratisch is, met verwijzing naar het rapport Opening up closed doors13 dat enkele leden van de Tweede Kamer op 19 februari 2018 hebben aangeboden aan de Eurogroep. Tevens sprak hij zijn zorgen uit over de risico's van het opkoopprogramma van de ECB. Het is in de eerste plaats aan de lidstaten zelf om problemen op te lossen, aldus de heer Omtzigt. Mevrouw Malsack-Winkemann, lid van de Duitse Bondsdag, (AfD, EVDD) stelde dat een grotere rol van het Europees parlement bij een mogelijk EMF in zou gaan tegen het budgetrecht van de nationale parlementen, waarbij zij verwees naar artikel 352 van het Verdrag.

In zijn reactie op de sprekers stelde de heer Gualtieri dat artikel 352 van het Verdrag juist een eventueel probleem met het budgetrecht van parlementen oplost omdat besluitvorming unaniem moet zijn. Hij weersprak dat de positie van nationale parlementen ondermijnd zou worden door het voorstel van de Europese Commissie. Het voorstel voegt alleen een laag toe bovenop de bestaande controle door de nationale parlementen, zo besloot de heer Gualtieri.

Toespraak Mário Centeno, voorzitter van de Eurogroep

De heer Mário Centeno, voorzitter van de Eurogroep, ging in zijn toespraak in op het belang van versterken van de EMU. Nu de jaren van crisismanagement achter ons liggen en de Europese economieën weer veerkrachtiger worden, kan er gewerkt worden aan een nieuwe architectuur voor de EMU. Hierbij is het van belang om in het oog te houden dat de euro de uitkomst is van het proces van Europese integratie; het is een middel,maar geen doel op zich, aldus de heer Centeno. Hij benadrukte dat de euro er is voor het welzijn van Europese burgers, het functioneren van de interne markt, de veerkracht van de economie en het breder delen van economische groei. De euro dient het politieke project om Europese landen en steden bijeen te brengen. Met inachtneming van de crisis is het nu van belang om de euro sterker te maken en de Europese economieën te versterken, zodat de EU een volgende crisis beter het hoofd kan bieden, zo stelde de Eurogroepvoorzitter.

De financiële unie, waaronder de bankenunie en de kapitaalmarktunie, is een van de bouwstenen van een goed functionerende EMU. Daarom heeft het voltooien van de bankenunie volgens de heer Centeno momenteel topprioriteit. In juni zullen naar verwachting besluiten hierover worden genomen, waarbij de balans tussen risicoreductie enerzijds en risicodeling anderzijds, centraal zal moeten staan. In de komende maanden is er werk te doen om de euro op dit gebied verder te brengen, waarin het risico van moral hazard serieus wordt genomen. Het blijft volgens de heer Centeno mogelijk om de roadmap van 201614 hierin te volgen.

Plenaire sessie: Het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK)

Tijdens de laatste afsluitende plenaire sessie van de conferentie, die werd voorgezeten door Jean Arthuis, voorzitter van de EP-commissie voor Begrotingszaken en Menda Stoyanova, voorzitter van de commissie voor Financiën in het Bulgaarse parlement, stond het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) centraal. Introducties werden gegeven door de heer Günther Oettinger, Eurocommissaris voor Begrotingszaken, mevrouw Marinela Petrova, plaatsvervangend Minister van Financiën van Bulgarije, Jan Olbrycht en Isabelle Thomas, co-rapporteurs over het MFK in het Europees parlement, de heer Mahir Alkaya, lid van de vaste commissie voor Financiën in de Tweede Kamer (SP, GUE/NGL) en mevrouw Maria del Mar Angulo Martinez (PP, EVP) lid van de Spaanse senaat.

De heer Oettinger lichtte toe dat voor de meerjarenbegroting niet alleen de steun van een meerderheid in het Europees parlement nodig is, maar dat er daarnaast consensus in de Raad moet zijn: 27 ministers en 27 regeringsleiders moeten in de onderhandelingen over het MFK aan boord worden gehouden, 27 nationale parlementen moeten instemming verlenen. Daarom is het aan de Commissie om te zoeken naar een compromis dat voor iedereen acceptabel is. De commissie heeft een soort «menukaart»15 gepresenteerd als input voor de discussie in de Europese Raad van 23 februari 2018, waarbij het gaat om de vraag: wat willen we van de EU? Waar is de EU van toegevoegde waarde? Er zijn bijvoorbeeld de bestaande programma's, zoals Horizon 2020, het Erasmus Programma, maar er zijn ook nieuwe uitgaven bijgekomen, zoals de uitgaven op het gebied van migratie en veiligheid. Daarnaast werkt de EU samen aan defensiebeleid, daar zit ook duidelijk toegevoegde waarde van de EU, evenals dit het geval is waar het de controle van de buitengrenzen van de EU betreft. Maar de EU heeft middelen nodig om zijn taken te kunnen blijven uitoefenen. Daar komt bij dat het uittreden van het Verenigd Koninkrijk en de stijgende uitgaven aan migratie en defensie hebben geleid tot gaten in de begroting. Het gat in de begroting dat ontstaat door de Brexit zou volgens de Commissie voor 50% gedicht moeten worden door bezuinigingen, voor 50% zullen de middelen hiervoor van de andere lidstaten moeten komen. Voor het tekort dat is ontstaan aan de uitgavenkant stelt de Commissie voor dat dit voor 80% gefinancierd zou moeten met nieuwe middelen en voor 20% ondervangen zou moeten worden met besparingen. De Eurocommissaris erkent dat dit controversieel ligt in veel lidstaten. Alleen snijden in de begroting zou volgens de Commissie echter de verkeerde benadering zijn; alle regio's maken immers gebruik van de cohesiefondsen en de Commisise streeft ernaar Erasmus plus en Horizon 2020 voort te zetten zonder hierop te hoeven bezuinigen. De Europese instellingen en de lidstaten zullen dus een compromis moeten bereiken. Mevrouw Petrova sloot zich aan bij de woorden van de heer Oettinger en stelde dat het cohesiebeleid een van de prioriteiten zal moeten zijn in de komende onderhandelingen over het MFK.

EP-rapporteur Olbrycht pleitte ervoor dat zowel het Europees parlement als de nationale parlementen eerlijk zijn over wat zij van de EU verwachten. Zijn collega-rapporteur Thomas stelde dat zij tijdens de conferentie veel liefdesverklaringen aan de EU heft gehoord, maar weinig bewijzen heeft gezien. De afgelopen jaren is de EU-begroting alleen maar kleiner geworden, maar er komen wel telkens nieuwe prioriteiten bij. Iedere keer moet de EU meer doen met minder, maar zo kunnen we niet doorgaan, aldus mevrouw Thomas. Als de EU het bestaande beleid wil handhaven en nieuwe prioriteiten wil uitvoeren, dan zouden de MFK-uitgavenplafonds 1,3% van het bni van de lidstaten moeten bedragen. Tegelijkertijd kan niet al het geld uit de nationale begrotingen blijven komen en zou de EU moeten nadenken over eigen middelen. In de discussie over het volgende MFK zouden de instellingen en de parlementen zich moeten richten op wat wel en niet werkt binnen het cohesiebeleid en binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, zo benadrukte mevrouw Angulo Martinez in haar bijdrage.

De heer Alkaya, die sprak namens de Socialistische Partij (SP) in Nederland, stelde dat de EU ervoor moet zorgen dat een volgend MFK voldoende draagvlak heeft onder de bevolking van de verscheidende lidstaten. Hiervoor moet eerst het debat over de effectiviteit van het huidige EU-budget worden gevoerd. De partij is voor solidariteit tussen lidstaten, maar constateert dat de Nederlandse bevolking sceptisch is over onder andere het regionaal- en cohesiebeleid van de EU. Burgers vragen zich af of de herverdeling van welvaart wel via de EU zou moeten gaan. Hij waarschuwde dat een hogere EU-begroting zonder steun van de bevolking in de verschillende lidstaten nationalisme in de hand zal werken. We moeten burgers juist laten zien dat zij de koers van de EU kunnen beïnvloeden en daarom mogen nationale parlementen in deze discussie niet worden genegeerd, aldus de heer Alkaya. Er zou in de toekomst sprake moeten zijn van een kleine en effectieve EU, de EU-begroting zou na de Brexit niet mogen stijgen, alleen zo wordt de steun van lidstaten verkregen.

De daaropvolgende discussie richtte zich primair op de vraag of het volgende MFK een stijging zou mogen laten zien en welke veranderingen in de uitgaven gewenst zouden zijn. Zo uitten onder meer de Griekse en Portugese delegatie zich voorstander van meer solidariteit tussen lidstaten en investeringen in groei, banen en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De heer Mureşan (PMP, EVP) van het Europees parlement stelde dat wanneer de lidstaten verlangen dat de EU meer doet aan het verbeteren van veiligheid we moeten erkennen dat de EU niet meer kan doen met minder middelen. In reactie op de bijdrage van de heer Alkaya stelde hij dat wanneer Nederland meer zal bijdragen aan het MFK deze lidstaat ook meer zal ontvangen. Ook de nettobetalers zullen dan uiteindelijk beter af zijn in termen van wat burgers van de EU verwachten. De Hongaarse parlementariër Firtl (KDNP, EVP) stelde dat de grote uitdaging na Brexit de kosten van het defensiebeleid betreffen; deze zouden voldaan moeten worden uit additionele bijdragen van de lidstaten. Tevens was hij geen voorstander voor bezuinigigen op het cohesiebeleid. Hongarije zou volgens het parlementslid bereid zijn tot een verhoogde bijdrage, mits daar een doordacht Europees voorstel aan ten grondslag ligt. De heer Andersson van het Zweedse parlement (Moderata Samlingspartiet, EVP) constateerde dat de ambities van de lidstaten van wat zij willen met de EU-begroting uiteen liggen. Sommigen zullen zeggen dat de begroting groei en welvaart zouden moeten stimuleren, maar de heer Andersson denkt dat groei in de EU met name via de interne markt bereikt zou moeten worden.

In zijn afsluitende woorden concludeerde de voorzitter, de heer Arthuis, dat de uitgaven van de EU daadwerkelijk toegevoegde waarde moeten hebben en dat de EU burgers zal moeten beschermen tegen de gevaren van globalisering. De vraag waar het om draait is: wat is onze visie en wat is onze gedeelde ambitie voor de EU? En als we deze hebben vastgesteld dan moeten we hier conclusies aan verbinden en dat heeft gevolgen voor de begroting, aldus de heer Arthuis.

Namens de delegatie van de Tweede Kamer, Anne Mulder Omtzigt Alkaya

Namens de delegatie van de Eerste Kamer, Van Rij Ester

De griffier van de delegatie van de Tweede Kamer, Beun

De griffier van de delegatie van de Eerste Kamer, Faas

De parlementaire vertegenwoordiging der Staten-Generaal bij de Europese Unie, Layeb Timmer


X Noot
3

Zie onder meer: http://www.oecd.org/tax/beps/

X Noot
4

COM (2016) 685 en COM (2016) 683, zie ook de dossiers E160044 en E160043 op www.europapoort.nl

X Noot
5

Begrotingscommissie Europees parlement, Ontwerpverslag over het volgende MFK: voorbereiding van het standpunt van het parlement ten aanzien van het MFK voor de periode na 2020 (2017/2052(INI), 10 januari 2018, zie: http://www.emeeting.europarl.europa.eu/committees/agenda/201802/BUDG/BUDG(2018)0219_1P

X Noot
6

Zie de publicaties COM (2017) 821, COM (2017)822, COM (2017) 823, COM (2017) 824, COM (2017) 825, COM (2017) 826 en COM (2017) 827.

X Noot
7

COM (2017) 827, zie ook dossier E180006 op www.europapoort.nl

X Noot
8

COM (2017) 824, zie ook dossier E180003 op www.europapoort.nl

X Noot
9

COM (2017) 826, zie ook dossier E180005 op www.europapoort.nl

X Noot
10

COM (2017) 825, zie ook dossier E180004 op www.europapoort.nl

X Noot
11

COM (2017) 592.

X Noot
12

COM (2017) 827, zie ook dossier E180006 op www.europapoort.nl

X Noot
13

Paper from the Dutch COSAC delegation on EU transparency, Opening up closed doors: Making the EU more transparent for its citizens, Tallinn, 26-28 november 2017.

X Noot
14

Conclusies van de Raad over een routekaart voor de voltooiing van de bankenunie, zie: http://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2016/06/17/conclusions-on-banking-union/

X Noot
15

Mededeling COM (2018) 98 – Een nieuw, modern meerjarig financieel kader voor een Europese Unie die efficiënt haar prioriteiten verwezenlijkt na 2020.

Naar boven