Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 34054 nr. F;6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 34054 nr. F;6 |
Vastgesteld 21 februari 2017
Van 30 januari tot en met 1 februari vonden tijdens de «Europese parlementaire week» twee interparlementaire EU-conferenties plaats: over het Europees semester voor economische beleidscoördinatie en de halfjaarlijkse bijeenkomst over stabiliteit, economische coördinatie en bestuur plaats in Brussel. Vanuit de Eerste Kamer namen de Leden Van de Ven (VVD), Oomen-Ruijten (CDA) en Van Rooijen (50PLUS) deel. Namens de Tweede Kamer nam het Lid Moors (VVD) deel aan de conferentie over het Europees Semester. Tevens waren vanuit de Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies van de Tweede Kamer de Leden Groot (PvdA) en Merkies (SP) aanwezig. De delegatie werd begeleid door de heer Rijks (Eerste Kamer) en mevrouw Melis (Tweede Kamer).
Interparlementaire conferentie over het Europees semester
Plenaire openingssessie
De conferentie begon met een plenaire sessie die werd geopend met bijdragen van Eurocommissarissen Dombrovskis (Euro en Sociale Dialoog) en Moscovici (Economische en Financiële Zaken, Belastingen en Douane-Unie) over de beleidsprioriteiten van de Europese Commissie in 2017. De heer Dombrovskis gaf een overzicht van de reactie van de Europese Commissie op de ontwerpbegrotingsplannen van de lidstaten als onderdeel van het Europees Semester en de hier uit volgende aanbevelingen voor het economisch beleid van de eurozone. Hij benadrukte in dit kader dat de overheidsschulden in veel lidstaten nog te hoog zijn. Ook vermeldde hij de prioriteiten voor het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2017, waaronder de bankenunie en de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie (EMU).
De heer Moscovici onderstreepte allereerst het belang van nationale parlementen in de discussies over Europees economisch bestuur. Vervolgens ging hij nader in op de algemene economische situatie in de EU. Er is sprake van economisch herstel dankzij een aantal gunstige factoren, zoals de lage olieprijs en de afwaardering van de euro. De economische groei is desondanks bescheiden en de hoge (jeugd)werkloosheid in sommige landen is zorgelijk. Er zijn ook nog steeds persistente groeiverschillen tussen lidstaten. Het economisch groeiperspectief vindt plaats in de context van verhoogde risico’s en onzekerheden zoals de Brexit en de Amerikaanse koers onder President Trump. Welke consequenties dit zal hebben voor de inflatie en de rentevoet in de EU is nog onduidelijk, aldus de Eurocommissaris. De drie pijlers voor verder herstel in de EU zijn het aanzwengelen van investeringen, het doorvoeren van structurele hervormingen en de ten uitvoerlegging van een verantwoordelijk begrotingsbeleid. De heer Moscovici benadrukte de «positieve begrotingskoers» voor landen met ruimte op de begroting. Het groeibeleid stoelt nu teveel op monetair beleid, zo betoogde hij; het economisch herstel kan daar niet volledig van afhankelijk zijn. Verder refereerde de heer Moscovici aan rechtvaardige en efficiënte belastingheffing en de bestrijding van belastingontwijking/ontduiking. Het Europees Semester kan een bijdrage leveren aan het vergroten van transparantie in de belastingheffing. Bedrijven moeten bovendien belasting betalen waar zij winst genereren. De Eurocommissaris bepleitte een passende en billijke belastingdruk. Belastingen ondersteunen daarnaast investeringen en stimuleren onderzoek en ontwikkeling. Vooral de toegang van jonge innoverende bedrijven tot investeringen moet gestimuleerd worden.
Na de twee openingsspeeches volgden korte interventies door Gunnar Hökmark (EVP), rapporteur voor het Europees semester 2017 in het Europees Parlement (EP) en de EP-rapporteur voor het Europees semester 2016, Maria João Rodrigues (S&D). Zij spraken over de behaalde resultaten in 2016 en de resultaten van de jaarlijkse groeianalyse. De heer Hökmark merkte in dit kader op dat de belastingdruk in de EU hoog is, zoals de belasting op arbeid. Volgens EP-lid Rodrigues zijn drie zaken van fundamenteel belang komend jaar: (1) het implementeren van het voorstel van de Europese Commissie voor een positieve begrotingskoers. Dit kan leiden tot meer productieve investeringen in de EU die groei en banen zullen bewerkstelligen; (2) het bewerkstelligen van een territoriale dimensie in aanvulling op het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI/Junckerplan). Het EFSI maar ook de andere fondsen volstaan niet om de gewenste cohesie en convergentie tussen de EU-lidstaten te creëren; (3) de realisatie dat de uitvoering van het monetair beleid zoals dit is opgesteld door de Europese Centrale Bank (ECB) belangrijke implicaties heeft voor nationale schulden, en dat dit beleid de grens bijna heeft bereikt. Daarom moet koers worden gezet naar een echte EMU.
Leden van de Duitse parlementaire delegatie constateerden vervolgens dat het monetaire beleid weinig lijkt te hebben bereikt; het geld is naar de lidstaten gevloeid maar er moet meer worden geïnvesteerd door de lidstaten. De randvoorwaarden moeten op orde zijn, zodat private partners daartoe in staat worden gesteld. Men moet vertrouwen hebben in de stabiliteit, in de economische en begrotingssituatie in de lidstaten. Andere bijdragen focusten op het voorgestelde expansieve begrotingsbeleid, de resultaten van het monetaire beleid van de ECB en de rol van het bedrijfsleven in belastingontwijking/-ontduiking alsook bij het doen van investeringen.
Roberto Gualtieri, voorzitter van de commissie voor Economische en Monetaire Zaken in het EP, concludeerde dat het herstel er is, maar nog veel te fragiel. Bovendien wordt Europa blootgesteld aan een aantal risico's. Investeringen, structurele hervormingen en het begrotingsbeleid zijn de drie lijnen waarlangs lidstaten de groei kunnen bevorderen. Het dilemma hierbij is hoe we de EU-brede aanbevelingen succesvol kunnen toepassen op landenspecifiek niveau. De kwestie van convergentie tussen de lidstaten blijft een punt van aandacht. De EU roept de lidstaten daarom op tot het adresseren van macro-economische onevenwichtigheden enerzijds en het voeren van een bestendig begrotingsbeleid anderzijds. Wat betreft de autonome begrotingscapaciteit voor de Eurozone, merkt de voorzitter tenslotte op dat de Europese Commissie werkt aan een Witboek over dit onderwerp, waaraan het EP steun heeft betuigd.
Plenaire sessie over de Economische en Monetaire Unie
De daaropvolgende plenaire sessie ging nader in op de voltooiing van de EMU. Door de Eurocommissarissen Moscovici (Economische en Financiële Zaken, Belastingen en Douane-Unie) en Dombrovskis (Euro en Sociale Dialoog) werden korte inleidingen gegeven, waarin zij de beleidslijnen van de Europese Commissie uiteenzetten. Beiden benadrukten dat eigen middelen op termijn deel zullen moeten worden van de Europese begroting. Ook blikten zij vooruit op de contouren van het eerder aangehaalde Witboek. De heer Moscovici toonde zich voorstander van de mutualisatie tussen lidstaten van risico's en financiële schokken, maar voegde daaraan toe dat deelname aan een dergelijk mechanisme voorwaardelijk zou moeten zijn aan het doorvoeren van hervormingen.
Tijdens de discussie die volgende op de presentaties werd door verschillende vertegenwoordigers van nationale parlementen, met name uit de Zuidelijke lidstaten, opgeroepen om niet meer regels te stellen, maar om snel voortgang te boeken ten aanzien van het spreiden van financiële risico's binnen de EMU. Concreet werden onder meer het depositogarantiestelsel als onderdeel van de voltooiing van de Bankenunie genoemd, maar ook de oprichting van een Europees Monetair Fonds (EMF). Er zou een stabiliteitsmechanisme in de verdragen moeten worden opgenomen. Aan de inkomstenzijde van de EU begroting werden door enkele sprekers een financiële transactiebelasting, een CCCTB en een CO2-belasting voorgesteld.
In zijn reactie op de discussie onderstreepte de heer Dombrovskis het belang van publieke investeringen. Ten aanzien van de oproepen tot vervolmaking van de Bankenunie en een depositogarantiestelsel merkte hij op dat risico's en schulden eerst dienen te worden afgebouwd voordat ze gedeeld kunnen worden tussen de lidstaten. Het verminderen van de schuldenlast is volgens hem ook een belangrijke voorwaarde voor duurzame economische groei. De heer Moscovici benadrukte dat hernieuwde speculatie over een Grexit ongefundeerd is en de positie van Griekenland binnen de eurozone niet ter discussie staat. De heer Gualtieri, als voorzitter van de sessie, sloot de sessie af met de bespiegeling dat een begrotingscapaciteit voor de EU wat hem betreft noodzakelijk is.
Interparlementaire bijeenkomsten van EP-commissies
De tweede dag van de conferentie over het Europees Semester stond in het teken van interparlementaire commissievergaderingen. De eerste bijeenkomst die was georganiseerd door de EP-commissie voor Economische en Monetaire Zaken bestond uit twee sessies, over belastingontwijking/-ontduiking («Panama Papers en Bahama-leaks») en over de ontwikkelingen in de banken- en kapitaalmarktenunie en de interne markt voor financiële diensten. Deze sessie richtte zich op de ervaringen van nationale parlementen met het onderzoek naar belastingontwijking als gevolg van de Panama Papers en de Bahama-leaks. Inleidingen werden gegeven door:
– Werner Langen, voorzitter van de enquêtecommissie van het Europees parlement naar Witwaspraktijken, belastingontwijking en belastingontduiking (PANA)
– Mark Pieth, voormalig lid van de Panama commissie
– Ed Groot, voorzitter van de Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies van de Tweede Kamer
– Ahmed Ahmed Laaouej, voorzitter van de Belgische speciale commissie over de Panama Papers
– Kai Jan Krainer, vicevoorzitter van de Commissie voor Financiën van de Oostenrijkse Nationale Raad
Door de panelleden uit de parlementen werd uiteengezet volgens welke procedures er in hun parlement onderzoek gedaan wordt naar belastingontwijking, tegen welke problemen zij daarbij aanlopen en welke (voorlopige) uitkomsten zij daarbij hebben gevonden. De heer Groot heeft daarbij een presentatie gehouden over de procesmatige aspecten van de instelling en werking van de Parlementaire ondervragingscommissie Fiscale constructies in de Tweede Kamer. De heer Ahmed Laaouej ging in op de uitdagingen waar zijn commissie tegenaan is gelopen, zoals gebrekkige informatieoverdracht en het ontbreken van een eenduidige lijst van «belastingparadijzen». De heer Krainer sprak zich sterk uit tegen brievenbusmaatschappijen in Oostenrijk en betoogde dat deze enkel gericht zijn op belastingontduiking. In plaats daarvan moet er volgens hem meer bescherming komen voor klokkenluiders en moeten belastingsystemen in Europa verder geharmoniseerd worden. Hij pleitte dan ook voor een gemeenschappelijk geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (Common Consolidated Corporate Tax Base – CCCTB).
Tijdens de discussie die daarop volgde werd door een aantal sprekers kritisch gesproken over vermeende concurrentie op belastinggebied door bepaalde landen in Europa, waaronder Nederland. Deze sprekers pleitten voor wettelijk ingrijpen in Europees verband. De heer Van de Ven bracht naar voren dat de Parlementaire Assemblee van Raad van Europa op 11 oktober 2016 resolutie 2130 over geleerde lessen naar aanleiding van de «Panama Papers» heeft aangenomen. De heer Van de Ven vroeg de panelleden naar hun mening over dit standpunt van de PACE om belastingheffing en agressieve belastingplanning aan te pakken, met name zoals geformuleerd in artikel 5.12 van de motie. Tijdens de discussie ging de heer Merkies in op de kritiek die door sommige deelnemers werd geuit op het Nederlandse beleid. Hij gaf aan dat het Nederlandse parlement de regering ook kritisch volgt, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de richtlijn voor hybride mismatches. Tevens pleitte hij ervoor om zo snel mogelijk tot eenduidige standaarden voor zogenaamde blacklists te komen, zodat dit instrument ook daadwerkelijk effectief kan worden. Door andere deelnemers werd verder aandacht gevraagd voor de rol van intermediairs en adviseurs bij belastingontwijking, een Europese variant van de FATCA-wetgeving in de Verenigde Staten, en beneficiair eigendom.
In zijn antwoord op de vragen en opmerkingen, gaf de heer Pieth aan dat het verbieden van thans legale belastingconstructies niet de oplossing is, het zou immers tot minder transparantie leiden. De heer Groot merkte op dat de houding in Nederland de afgelopen jaren behoorlijk veranderd is. Er zijn al veel maatregelen genomen tegen brievenbusfirma's, de substance-eisen zijn aangescherpt en de boetes zijn verhoogd. Ook staat de geheimhoudingsplicht van belastingadviseurs ter discussie. In het Nederlandse parlement is er in hoofdlijnen overeenstemming om afspraken te maken over harmonisering in Europees verband. De heer Krainer gaf aan dat «naming en shaming» door middel van een «zwarte» of «grijze» lijst een effectieve methode is om landen te bewegen zich te conformeren aan de norm in Europa. In het geval van Oostenrijk heeft dat ook goed gewerkt met het bankgeheim.
Aansluitend vond een tweede sessies plaats over de bankenunie, de kapitaalmarktunie en de interne markt voor financiële diensten, eveneens georganiseerd door de EP-commissie voor Economische en Monetaire Zaken. Tijdens deze sessie werden inleidingen gehouden door:
– Roberto Gualtieri, voorzitter van de ECON-commissie van het EP
– Ugo Bassi, directeur voor Financiële Markten bij DG FISMA
– Andrea Enria, voorzitter van de Europese Bankenautoriteit en voorzitter van de Joint Committee of the European Supervisory Authorities (ESAs) en vicevoorzittter van de European Systemic Risk Board (ESRB)
– Burkhard Balz, EP-rapporteur bij het verslag over de inventarisatie en uitdagingen van de EU-verordening financiële diensten
De panelleden benadrukten dat de EU veel bereikt heeft op het gebied van regelgeving om het financiële klimaat in Europa te verbeteren. De eenwording van financiële markten in Europa vordert volgens hem gestaag. Een belangrijke component daarbij is de samenwerking tussen de verschillende nationale toezichthouders en agentschappen.
Als gevolg van de bankenunie neemt de noodzaak voor harmonisatie van het toezicht toe. Tegelijkertijd kent de EU een zeer divers financieel ecosysteem. Proportionaliteit is dan ook een sleutelwoord om te zorgen dat er een homogeen Europees toezichtkader is, dat rekening houdt met de onderlinge verschillen. Ten aanzien van de bankenunie vormt het single rulebook het sluitstuk van het regelgevend kader. Wat op dit moment in sterke mate bij zou dragen aan economische groei is versterking van de bankbalansen. Een groot deel van de financiering van de Europese economie loopt immers via banken. De relatief grote verliesgevende leningportefeuilles drukken zwaar op de balansen van veel banken. Een ander onderwerp dat aan de orde kwam was de uitdagingen die nieuwe technologieën met zich meebrengen voor toezichthouders. Genoemd werden onder andere robotadvies op het gebied van financiële producten en het gebruik van big data.
In antwoord op vragen van parlementariërs over de onderhandelingsstrategie van de EU bij de Brexit, werd vanuit het panel geantwoord dat het nu des te belangrijker is dat de overige 27 lidstaten de kapitaalmarktunie zo snel mogelijk geïmplementeerd hebben. Naar aanleiding van zorgen die geuit werden over de proportionaliteit van de complianceregels voor banken, werd door het panel geantwoord dat de grootste banken ook de grootste compliancedruk hebben. Voor kleine banken geldt dat vaak slechts een klein gedeelte van de regels op hen van toepassing is.
Tegelijkertijd vond een bijeenkomst plaats van de EP-Begrotingscommissie over de aanbevelingen die voortkomen uit het rapport van de «Groep op Hoog Niveau voor Eigen Middelen» (HLGOR/Monti-groep). In deze sessie werd gesproken over de wijze waarop de EU in de toekomst gefinancierd kan worden. Panelleden waren:
– Günther Oettinger, Eurocommissaris verantwoordelijk voor begrotingszaken en personeelszaken
– Alain Lamassoure, lid van de HLGOR namens het EP
– Ivailo Kalfin, lid van de HLGOR namens het EP
– Constanze Adolf, adjunct-directeur van de NGO «Green Budget Europe»
– Danuse Nerudová, docent aan de Mendel University in Brno (Tsjechië)
De panelleden bespraken verschillende opties voor mogelijk nieuwe «eigen middelen» die ook zijn genoemd in het HLGOR-rapport, zoals belasting op financiële transacties, belastinginkomsten die naar de EU zouden kunnen vloeien wanneer de onlangs gepubliceerde voorstellen voor een EU-vennootschapsbelastingsysteem (CCCTB) zouden worden aangenomen, en «groene» belastingen zoals koolstofbelastingen. De panelleden benadrukken verder dat het huidige systeem met kortingen en op basis van het principe van «juste retour» leidt tot een onhoudbare situatie. De begroting van de EU moet transparanter en begrijpelijker worden voor burgers; mede daarom is het van belang om de complexe structuur van kortingen op de begroting voor individuele lidstaten af te schaffen. Het rapport van de HLGOR is met opzet niet ingegaan op de omvang van de EU begroting; dit onderwerp blijft buiten de reikwijdte van de Groep.
In de daarop volgende discussie met nationale parlementsleden werd het belang benadrukt van het «zwaluwstaarten» van de aanbevelingen uit het HLGOR-rapport met het opstellen van het EU Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2017. Inkomsten en uitgaven zijn twee kanten van dezelfde medaille. In dit kader wordt door enkele parlementariërs uit de lidstaten ook de wens benoemd om te komen tot een meer flexibele EU-begroting die een kortere periode bestrijkt dan de huidige zeven-jaarstermijn. Leden van het Duitse parlement merkten daarnaast op dat de Europese Commissie wel voorstellen doet over extra financiële middelen voor de EU maar dat niet voldoende wordt aangedrongen op de naleving en eventuele aanscherping van de begrotingsregels voor de lidstaten; dit is niet goed voor het vertrouwen van de burger in EU-instellingen. Zolang er weinig vertrouwen in de EU is bij de Europese burger, zal het moeilijk zijn om meer geld voor de EU vrij te spelen.
Het Zweedse Parlementslid Jörgen Andersson (EVP) merkte op dat hij niet tegen het «Europese project» is en ook niet sceptisch over de eigen middelen. Wel is hij van mening dat het onmogelijk is om in de EU te komen tot één belasting voor alle lidstaten. Lidstaten zijn onderling zeer verschillend; de verdeeldheid onder lidstaten over de belasting op financiële transacties onderstreept dit. Het doel volgens het Zweedse lid is dan ook niet om gezamenlijk te komen tot meer belasting, maar tot meer flexibiliteit, minder bureaucratie en uiteindelijk tot meer vertrouwen van de burger in de EU. We moeten het doel van de EU aan de burger kunnen communiceren, zo besloot hij zijn bijdrage.
De EP-leden Lamassoure en Kalfin stelden de aanwezige leden van de nationale parlementen voor of zij het met elkaar eens kunnen worden dat 50% van de begroting van de EU uit eigen middelen voor EU bestaat en de andere helft uit nationale bijdragen. Ook concludeerden zij dat een nieuw systeem voor eigen middelen een «mandje» aan inkomstenbronnen nodig heeft, en niet een enkele bron. Inhoudelijke discussies tussen de parlementen moeten vervolgens plaatsvinden over de inhoud en juiste balans hiervan. Het is noodzakelijk dat er een mix komt waardoor alle lidstaten eerlijk worden behandeld. Daarbij moet tevens worden ingegaan op de meerwaarde die de EU creëert. Het is echter boekhoudkundig onmogelijk om de voordelen van EU precies in geld uit te drukken. Er zijn alleen afzonderlijke voorbeelden: de grootste zeehaven van de EU is Rotterdam. Deze haven kan zoveel omzet draaien doordat Nederland onderdeel is van de interne markt.
De heer Kalfin zei in het slotwoord dat de Brexit een mogelijkheid biedt om een eind te maken aan alle kortingen. Ook benadrukte hij dat «meer» eigen middelen niet per definitie «extra» eigen middelen betekent. De verplichte heffingen kunnen immers ook worden verzwaard. Tot slot stelde hij dat parlementen moeten vastleggen wat zij met de EU willen bereiken, waar geld aan besteed moet worden en of, en zo ja welke, bevoegdheden overgedragen moeten worden naar de EU. Het is van belang om uit te spreken wat de politieke bereidheid en de politieke visie van nationale parlementen is. Hij stelde voor om de banden tussen het EP en de nationale parlementen aan te halen, en bijvoorbeeld gezamenlijk resoluties aan te nemen op dit thema.
Interparlementaire conferentie over stabiliteit, economische coördinatie en bestuur in de EU
Plenaire openingssessie: het Begrotingsverdrag als onderdeel van nationaal economisch beleid. Uitwisseling van goede praktijken.
Het openingswoord werd verzorgd door Antonio Tajani, EP-voorzitter en Angelo Farrugia, voorzitter van het Maltese parlement. Zij wezen op een aantal uitdagingen voor de Europese economie. Zo stuit het MKB nog steeds op obstakels en is de jeugdwerkloosheid nog hoog. Er zijn goede instrumenten nodig om als EU deze problemen het hoofd te bieden en de voltooiing van de EMU te bewerkstelligen. Belangrijke elementen hierbij zijn de vervolmaking van de interne markt, energiemarkt en bankenunie. Het economisch bestel moet concurrerender worden en tegelijkertijd moet sociaaleconomische ongelijkheid in de EU worden tegengegaan. Nationale parlementen zijn actief betrokken bij de omzetting van regels van het Begrotingsverdrag in nationale wetgeving van lidstaten. Lidstaten van de Unie slagen er zelf niet altijd in om hun verschillen terzijde te schuiven om het hoofd te kunnen bieden aan uitdagingen die de eenheid van de EU kunnen aantasten. Dit holt het vertrouwen van de Europese burger in het EU instituties uit. We moeten als lidstaten gezamenlijk concrete resultaten neerzetten en efficiënt optreden bij crises. De heer Farrugia noemt voorts de prioriteiten van het Maltese EU-voorzitterschap: migratie, de interne markt, sociale inclusie, het EU nabuurschapsbeleid en de maritieme sector.
In de daaropvolgende keynote speech ging Eurocommissaris Dombrovskis in op het Begrotingsverdrag en het financieel-economisch bestuur van de EU. Het Begrotingsverdrag, zo stelt hij, moet niet in isolatie worden bezien maar in de context van de economische crisis van de afgelopen jaren. Hierbij is ook een rol voor nationale parlementen weggelegd. Zij implementeren immers het begrotingsbeleid en onderhouden nauwe relaties met het nationale kabinet over nationale beleidsprioriteiten en begrotingsplannen. Daarnaast onderstreepte de Eurocommissaris het belang van een onafhankelijke Begrotingsraad. Alle lidstaten hebben deze nu. De raad verleent onafhankelijk advies aan hun nationale parlementen over de naleving van de EU-begrotingsregels.
Vervolgens was het woord aan José Luis Escrivá, voorzitter van het EU netwerk van onafhankelijke fiscale instellingen (IFIs, in Nederland vervult de Raad van State deze rol). Hij ging nader in op twee elementen: (1) fiscaal toezicht en de monitoring daarop door IFIs in de lidstaten; (2) het vermogen om EU regelgeving af te stemmen op de specifieke nationale omstandigheden. Het netwerk vindt in dit kader dat de nadruk moet verschuiven naar het versterken van nationale begrotingskaders en nationaal eigenaarschap van beleid en regelgeving. Een zuivere EU-insteek werkt volgens hem niet. Nationale parlementen spelen een belangrijke rol in het begrotingsproces en kunnen hun nationale IFIs hierbij nauwer betrekken. Daarnaast noemde de heer Escrivá de uitdagingen van vergrijzing en economische groeivertraging in de EU. Tegen deze achtergrond meent het IFI dat het Begrotingsverdrag een positieve stap is, omdat het nationaal eigenaarschap van begrotingsbeleid en begrotingsinstellingen bevordert. Dit draagt bij aan een duurzame begroting. De werkzaamheden moeten echter worden opgevoerd. De Europese Commissie moet daarom nauw toezien op omzetting van het gehele Begrotingspact. Begrotingsinstellingen moeten beschikken over voldoende capaciteit en middelen om hun taak van onafhankelijke controle en toezicht te kunnen uitoefenen. Het praktisch toezicht op de regels van het Begrotingsverdrag is vaak zeer uitdagend. Lidstaten beschikken over een zekere flexibiliteit om het correctiemechanisme toe te passen maar de uitgangspunten van het pact blijken complex te zijn. Interpretatieakkoorden, outputkloof, middellangetermijndoelstelling, significante afwijking, one-offs...voor het publiek en voor experts is het moeilijk om tot een gemeenschappelijke interpretatie van deze begrippen te komen. IFIs zouden baat hebben bij verdere vereenvoudiging. Een van de taken van de EU Begrotingsraad is een evaluatie van de uitvoering van het Begrotingsverdrag, dit zal zeer nuttig zijn om te zien waar specifiek verbeterd kan worden. Tenslotte merkte hij op dat het IFI-netwerk graag in contact wil treden met nationale parlementen.
Paolo Guerrieri Paleotti, lid van de begrotingscommissie van de Italiaanse senaat, ging vervolgens dieper in op de bevindingen van de onafhankelijke Begrotingsraad in zijn land, waarbij hij refereerde aan de uitzonderingen op de tekort- en schuldregels die dit jaar door Italië zijn ingezet. Het betreft de uitzonderingspositie als gevolg van een recessie en een natuurramp. Vervolgens moeten beide Kamers instemmen met het verslag dat door het kabinet aan het parlement en de senaat wordt voorgelegd. Sinds 2012 zijn in Italië hervormingen van het pensioenstelsel en de overheidsfinanciën doorgevoerd als gevolg van de naleving van de EU-begrotingsregels. Het Italiaanse tekort neemt af – een trend die hopelijk de komende jaren wordt doorgezet; in dat geval is over drie jaar een evenwichtige begroting bereikt. Het recept werkt dus, zo stelde de senator: enerzijds duurzaam begrotingsbeleid, anderzijds structurele hervormingen. De flexibiliteit in het pact waar Italië gebruik van heeft gemaakt, is daar ontvangen als een prikkel voor verdere hervormingen en niet als een «ontsnappingsroute». De heer Guerrieri Paleotti wees er voorts op dat alleen in Duitsland het Begrotingsverdrag integraal is toegepast. Daarnaast besprak hij de hervormingen in het verdrag die volgens hem noodzakelijk zijn. Zo moeten de berekeningsmethoden worden herzien. «Structureel evenwicht» is zeer moeilijk in een cijfer uit te drukken, de methodologie om dit te berekenen kan verschillen tussen de lidstaten. Een foute raming kan beleidsfouten veroorzaken. Het medicijn is dan erger dan de kwaal. Een oplossing hiervoor is een op uitgaven gebaseerde regel. Dit is transparanter, begrijpelijker en het is een instrument dat rechtsreeks onder controle van de regering staat. Bij het structureel evenwicht is dat niet het geval.
De vierde spreker in deze sessie was Norbert Brackmann, lid van de begrotingscommissie van het Duitse parlement. Hij benadrukte het belang van een competitieve en stabiele EMU met een gezonde begroting. Het is daarbij een vereiste dat lidstaten de noodzakelijke beleidsmaatregelen treffen voor het doorvoeren van structurele hervormingen en het bereiken van begrotingsconsolidatie. De geloofwaardigheid van de EU hangt voor een belangrijk deel af van de Euro. Als de begrotingsregels met de voeten getreden (kunnen) worden, erodeert dit het vertrouwen. Begrotingsregels moeten daarom niet worden afgezwakt of genegeerd, dit zaait twijfel. De naleving van de huidige regels moet worden gewaarborgd voordat over verdere verdieping van de EMU kan worden gesproken. Hij deed daarom een oproep aan de Europese Commissie om niet alleen de letter maar ook de geest van het Begrotingspact te respecteren. Een terugkeer naar nationaal egoïsme en populisme dient te worden voorkomen. Tenslotte merkte de heer Brackmann op dat het huidige beleid van de ECB de geloofwaardigheid van de EU-instellingen op het spel zet. «Het water dat wordt gebruikt om het vuur te blussen richt meer schade aan dan het vuur zelf», aldus de parlementariër.
In de daaropvolgende discussie bracht het Griekse parlementslid Staikouras (EVP) naar voren dat cyclusschommelingen, begrotingsdruk en sociale cohesie ook meegenomen zouden moeten worden in de berekening van het structurele begrotingsevenwicht. De Oostenrijkse parlementariër Kai Jan Krainer (S&D) stelde in zijn interventie dat de EU in vergelijking met de VS naar de verkeerde factoren heeft gekeken in reactie op de economische crisis. De EU keek vooral naar tekort- en schuldpercentages. De jongerenwerkloosheid is nu hoger dan ooit; dit moet actief worden bestreden. De focus moet nu gericht zijn op het creëren van (jeugd-) werkgelegenheid en economische groei. De Spaanse senator Angulo(EVP) merkte op dat intensieve hervormingen het concurrentievermogen in Spanje aanzienlijk hebben verbeterd en hebben geleid tot economische groei en meer nieuwe banen. Zij ging verder in op de sociale dimensie van het begrotingsbeleid en de noodzaak om te komen tot territoriale overeenkomsten met autonome regio's. De heer Misiani (Italië, S&D) was van mening dat het Begrotingsverdrag opnieuw bekeken moet worden alvorens het op te nemen in EU-wetgeving. Hij verwees daarbij naar het onlangs gepubliceerde rapport van de IMF dat wijst op de problemen van het EU-begrotingsbeleid. Dit betreft ook de begrotingscriteria die in het Begrotingsverdrag worden gebruikt. Tot slot beschreef de heer Amaro (Portugal, EVP) de inspanningen die in Portugal zijn verricht in het kader van de EU-begrotingsvoorschriften. Als gevolg hiervan zijn de schulden onder controle gebracht en is er een nieuw systeem voor publieke verantwoording opgesteld. Met betrekking tot de door de Europese Commissie voorgestelde «geaggregeerde begrotingspositie» vroeg hij zich af, hoe dit in de praktijk zal worden vormgegeven en wat hierbij de rol van de Commissie is.
De heer Farrugia besloot deze sessie met een samenvatting van de bijdragen van de deelnemers en merkte op dat het Begrotingsverdrag weliswaar een onderdeel vormt van het Europese rechtskader maar een eigenstandige juridische aard heeft, aangezien het een intergouvernementeel verdrag betreft.
Plenaire sessie: Richting een meer eenduidige en gecoördineerde sociale dimensie in de EMU: gedachtewisseling.
Namens de Europese Vakbondsconfederatie benadrukte mevrouw Katja Letho dat de vakbonden teleurgesteld zijn in de interne markt en dat snel meer investeringen nodig zijn. Mevrouw Thérèse de Liedekerke van Business Europe, de Europese werkgeversorganisatie, betoogde dat het probleem niet is dat er niet genoeg geld wordt uitgegeven aan de sociale dimensie. De vraag is juist hoe er meer rendement uit deze investeringen gehaald kan worden. Wat haar betreft kunnen bedrijven een grotere rol spelen in dit proces, maar dan zouden wel een aantal structurele problemen op de arbeidsmarkt moeten worden opgelost. Een hervormde arbeidsmarkt zou minder gejuridiseerd moeten zijn en werknemers beter in staat moeten stellen zichzelf te ontwikkelen. Volgens Gabriele Bischoff zou de sociale dimensie volledig deel moeten uitmaken van de EMU en zou gesproken moeten worden over concrete voorstellen om dat voor elkaar te krijgen. Als uitkomst van een brede consultatie met sociale partners in de Europese hoofdsteden is volgens haar naar voren gekomen dat meer publieke investeringen in de sociale dimensie nodig zijn. Maria João Rodrigues, rapporteur van het EP voor de Europese Pijler voor Sociale Rechten, stelde dat nieuw Europees beleid nodig in in aanvulling op het bestaande nationale beleid. Als voorbeelden noemde zij een opleidingsgarantie voor werknemers, een beter minimumloon en verlaging van de belasting op arbeid. Tijdens de aansluitende discussie werd door verschillende deelnemers benadrukt dat het tijd is voor concrete acties.
Plenaire sessie: Richting benchmarking van nationale hervormingen die duurzame groei en banen moeten bevorderen: uitwisseling van goede praktijken.
Als eerste spreker ging mevrouw Kiviniemi, vice-Secretaris-Generaal bij de OESO in op de regeldruk en administratieve lasten in de EU-lidstaten. Zij benadrukte dat verdere harmonisatie van regelgeving in de EU een middel kan zijn om dit tegen te gaan. Mario Vella, President van de centrale bank in Malta ging vervolgens nader in op de rol van de «Open Coördinatie Methode» in de EU. Deze methode helpt om brede beleidsdoelen voor de EU als geheel te formuleren, maar gerichte beleidsacties dienen plaats te vinden op het niveau van de lidstaten. In Malta heeft de grootste verandering plaats gevonden op het gebied van de arbeidsmarkt; Malta heeft de hoogste werkgelegenheidsgroei van de hele EU bereikt. Bovendien zijn meer vrouwen toegetreden tot de arbeidsmarkt, met ondersteuning van aanvullend beleid zoals maatregelen voor meer en betere kinderopvang. Ook is de jongerenwerkloosheid aangepakt. Daarnaast heeft het land de transitie ingezet naar het gebruik van aardgas. Een uitdaging voor de nabije toekomst betreft de noodzakelijke investeringen in infrastructuur.
De derde spreker was de heer Thomas Wieser, voorzitter van de Economische en Financiële Commissie (EFC) en de Eurogroep Werkgroep (EWG). Zijn interventie richtte zich op de Eurogroep en de verhouding met de EU-28. De EU heeft te maken met subsidiariteit, mogelijke spill-over effecten met name in de Eurozone, en het belang van onderlinge solidariteit. De landenspecifieke aanbevelingen (LSAs) zijn een voorbeeld van een prikkel om nationale hervormingen te stimuleren. Dit kan tevens leiden tot een uitwisseling van goede praktijken, dat wil zeggen het stimuleren van peer support (géén peer pressure) zonder juridisch bindende voorschriften.
Tijdens het daaropvolgende debat ging de heer Staikouras (Griekenland, EVP) in op de reikwijdte van benchmarking. Dit moet volgens hem ruimte laten voor op maat gesneden implementatie van aanbevelingen en hervormingen in een lidstaat. Het Oostenrijkse parlementslid Rossmann (Groenen) bracht in dat klimaatverandering een toenemend risico vormt voor de toekomstige welvaart van de EU. Daarom is een radicale verandering van het economische – en begrotingsbeleid noodzakelijk. Hij refereerde hierbij aan de uitslag van het Britse referendum, dat een signaalfunctie zou moeten vervullen. Andere bijdragen richtten zich op het arbeidsmarktbeleid in de lidstaten van de EU, de bestrijding van demografische, sociale en economische onevenwichtigheden in de EU, en de hervorming van de producten- en dienstensector.
De sprekers onderschreven in een reactie op deze discussie de menselijke en sociale impact van structurele hervormingen. Er moet een balans worden gevonden tussen efficiënte en effectieve hervormingen enerzijds en billijkheid anderzijds, zowel horizontaal als tussen generaties. Structurele hervormingen zouden geconcentreerd kunnen worden waar sprake is van positieve overloopeffecten. Wat betreft het begrotingsbeleid werd opgemerkt dat flexibiliteit bij de toepassing van de begrotingsregels kan worden aangewend om economische groei te stimuleren.
Voorzitter Schembri van de commissie voor Economische en Financiële Zaken in het Maltese parlement concludeerde dat de aanwezigen hun zorgen hebben geuit over de stagnerende productiviteit, lage arbeidsmobiliteit en hoge regelgevingsbeletsels in de EU. Tegelijkertijd zijn er hoopgevende voorbeelden door verschillende lidstaten genoemd die het positieve gevolg zijn van de doorgevoerde hervormingen.
Plenaire sessie: de rol van het ESM en andere financiële instrumenten voor de stabiliteit van de Euro: gedachtewisseling.
De heer Klaus Regling, managing director van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) en de heer Edward Scicluna, voorzitter van de ECOFIN Raad, gaven introducties over de stand van zaken rond de stabiliteit van de eurozone. Beiden benadrukten dat er een sterke politieke wil is voor het laten voortbestaan van de EU. Ondanks de soms verschillende belangen tussen lidstaten zijn er grote stappen gezet. De echte crisis ligt achter ons. En ondanks het feit dat er bij het ontwerp van de EMU geen rekening mee werd gehouden dat een lidstaat mogelijk toegang tot de kapitaalmarkten zou verliezen, is er effectief gehandeld toen deze situatie zich daadwerkelijk voordeed. Dat is volgens beide sprekers vooral te danken aan de lidstaten, die hun huis op orde hebben gebracht. Dit heeft tot een vorm van Europese integratie geleid die voorheen ondenkbaar werd geacht. Daarbij is het zo dat niet alleen de zogenaamde programmalanden ingrijpende hervormingen hebben doorgevoerd, maar ook de landen die er financieel gezonder voor stonden.
Door het panel werd daarop benadrukt dat, ondanks kritiek vanuit sommige programmalanden, ook het ESM een belangrijke vorm van solidariteit inhoudt. Netto betalers aan het fonds lenen namelijk zelf geld op de kapitaalmarkt om het fonds mee te vullen, zodat programmalanden dit vervolgens tegen een zeer laag tarief kunnen lenen (in tegenstelling tot de hoge risicopremie die zij op de kapitaalmarkten zouden betalen).
Uit de presentaties, maar ook uit de inbrengen van de aanwezige parlementariërs, bleek dat convergentie tussen lidstaten nog ver te zoeken is en dat veel van de onderliggende problemen uit de eurocrisis op de achtergrond nog steeds aanwezig zijn, zoals een gebrek aan concurrentievermogen van de zuidelijke lidstaten. Tijdens de discussie waren opvallend veel parlementariërs uit Griekenland en uit Portugal aan het woord. Zij waren over het algemeen bijzonder kritisch over de steunprogramma's en pleitten voor meer ruimte om de sociale gevolgen van de crisis aan te pakken. Zowel de heer Regling als de heer Scicluna reageerden daarop door in herinnering te brengen dat de onderliggende oorzaken van de crisis in deze landen al ver voor de crisis aanwezig waren en dat de «pijn» van hervormingen zonder de Europese reddingsoperatie nog veel groter zou zijn geweest. Bovendien hebben deze landen, met name Griekenland, in de tien jaar voorafgaand aan de crisis geprofiteerd van een welvaartstoename die 50% hoger lag dan de productiviteitstoename. Dat was geen houdbaar groeipad voor de toekomst, zo concludeerden zij.
Namens de delegatie van de Eerste Kamer, Van de Ven Van Rooijen
Namens de delegatie van de Tweede Kamer, Moors
De griffier van de delegatie van Eerste Kamer, Rijks
De griffier van de delegatie van Tweede Kamer, Melis
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34054-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.