Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34053 nr. G |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34053 nr. G |
Vastgesteld 28 oktober 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft kennisgenomen van de brief van 10 juli 2019 met de evaluatie van de Wet op de jeugdverblijven en de reactie van de regering hierop.2 Naar aanleiding hiervan zijn op 2 oktober 2019 vragen gesteld aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 28 oktober 2019 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer
Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Den Haag, 2 oktober 2019
De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van 10 juli 2019 met de evaluatie van de Wet op de jeugdverblijven en de reactie van de regering hierop.3 Naar aanleiding hiervan hebben de fracties van FVD, PvdA en PVV nog enkele vragen.
De leden van de FVD-fractie vinden dat controles niet alleen aangekondigd, maar ook onregelmatig en onverwachts plaats moeten vinden. Bij afwijkingen dient er voorts altijd controle op verbetering te zijn. Deelt de regering deze mening? Welk plan is er om verbetering in pedagogische begeleiding aan te brengen en komt er controle op de implementatie daarvan? Welk effect zal dit hebben op de jeugd? De leden van de FVD-fractie verzoeken de regering hier nader op in te gaan.
De leden van de fractie van de PvdA zijn verheugd te lezen dat de jeugdverblijven voldoen aan de wettelijke vereisten en dat de veiligheid van de jeugdigen sinds de invoering van de wet beter geborgd is dan voorheen. Het baart deze leden echter zorgen dat er slecht zicht is op de pedagogische kwaliteit in de jeugdverblijven. Zij onderschrijven het belang van de vervolgstappen die de regering voorstelt om de kwaliteit verder te verbeteren, maar vragen zich af of deze voorstellen toereikend zijn om de kwaliteit van de jeugdverblijven te waarborgen. In het debat met de toenmalige Minister van SZW4 is door verschillende fracties, waaronder de PvdA, aangedrongen op onaangekondigd inspecties door de GGD om zicht te krijgen en te houden op de kwaliteit van de jeugdverblijven en dit niet te beperken tot een jaarlijks inspectie door de GGD. In de reactie van de regering op de evaluatie lijkt het erop dat het toezicht minder stringent wordt (meer stimulerend dan controlerend) en dat de frequentie van eens per jaar als toereikend wordt beschouwd. De leden van de fractie van de PvdA willen de regering oproepen met de veldpartijen af te spreken dat er sprake zal blijven van risicogestuurd toezicht en dat het toezicht niet alleen gepland maar ook onverwacht plaatsvindt. Dit om te borgen dat de kwaliteit van de geboden begeleiding van de jeugdigen elke dag adequaat is, volgens de normen die we in Nederland hebben vastgesteld. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een reactie van de regering op dit punt.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 10 juli jl. Aanleiding voor de Wet op de Jeugdverblijven was de wenselijkheid van en veiligheid op Turks-Nederlandse internaten, en het ontbreken van toezicht op met name privaat gefinancierde jeugdverblijven. Gemeenten moeten adequaat toezicht kunnen houden op dergelijke initiatieven. De controle op de veiligheid, het pedagogisch klimaat en de ontwikkeling van minderjarigen in de jeugdverblijven betekent in de praktijk dat er een dialoog plaatsvindt tussen het jeugdverblijf en de betrokken gemeente. Het zogenaamde uitgangspunt van het stimulerend toezicht (meeluisteren, meedenken, meekijken en monitoren), dat interactie vereist tussen begeleiders, jongeren en toezichthouders, blijkt in de praktijk nog niet te werken. Ook blijkt er nog onvoldoende toezicht te zijn op de pedagogische praktijk in de jeugdverblijven. De «dialoog» tussen jeugdverblijf en betrokken gemeente blijkt niet voldoende op gang gekomen, maar de intentie is dat deze wel zal worden «versterkt». De leden van de PVV-fractie vragen of de regering aan kan geven wat zij verstaat onder het versterken van de «dialoog» tussen jeugdverblijf en gemeente, en hoe dat er in de praktijk uit gaat zien. Ook vernemen zij graag welke sanctiemogelijkheden er zijn indien jeugdverblijven niet goed functioneren. In hoeverre maakt de financiering van jeugdverblijven («wie betaalt die bepaalt» c.q. «de lange arm van Erdogan») onderdeel uit van het toezicht?
De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag bij voorkeur voor 25 oktober 2019.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.A.M. Adriaansens
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2019
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de antwoorden op de vragen van uw commissie van 2 oktober 2019 naar aanleiding van de evaluatie van de Wet op de jeugdverblijven (165390.01u) De antwoorden zijn per thema gerangschikt.
Toezicht
Zowel de leden van de FVD-fractie als de leden van de PvdA vinden dat de controles niet alleen aangekondigd maar ook onregelmatig en onverwachts plaats moeten vinden. De leden van de FVD-fractie vragen daarnaast of er bij afwijkingen altijd controle op verbetering is. De leden van de PvdA vragen zich af of een jaarlijkse inspectie voldoende is en of het toezicht in de toekomst minder stringent wordt.
Zoals wij in onze brief van 10 juli 2019 hebben aangegeven zijn wij met de betrokken gemeenten, jeugdverblijven en de inspecties in overleg om te bezien hoe vervolg gegeven kan worden aan de aanbevelingen uit het rapport van het Verwey-Jonker Instituut. Belangrijk onderdeel van dit overleg zijn de aanbevelingen over de wijze en de frequentie van de inspectiemomenten alsook de wijze van aankondiging van de bezoeken. Het onaangekondigd uitvoeren van inspectiebezoeken is thans reeds mogelijk op basis van de Wet op de jeugdverblijven.
Bij afwijkingen die bij de huidige inspectiebezoeken geconstateerd worden, zoals het niet aanwezig zijn van een Verklaring omtrent het Gedrag van een vrijwilliger, is vervolgens altijd controle op verbetering. De GGD GHOR Nederland (koepel van GGD’en) laat weten dat verbeterpunten in de inspectieverslagen snel op orde worden gebracht.
Pedagogische praktijk
De leden van de FVD-fractie vragen welk plan er is om verbetering in de pedagogische begeleiding aan te brengen, en of er controle komt op de implementatie hiervan en welk effect dit op de jeugd zal hebben.
Om meer zicht op de pedagogische praktijk te krijgen, bezien wij samen met de betrokken partijen hoe de observatie van de pedagogische praktijk verbeterd kan worden. Daarbij kan gedacht worden aan het uitwerken van een aantal indicatoren voor een goed pedagogisch klimaat in observeerbare gedragstermen. Ook zal de mogelijkheid worden besproken of de toezichthouder meer met jongeren en andere betrokkenen kan gaan praten.
Dialoog
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering aan kan geven wat zij verstaat onder het versterken van de «dialoog» tussen jeugdverblijf en gemeente, en hoe dat er in de praktijk uit gaat zien.
Ook dit aandachtspunt zullen we gezamenlijk met de betrokken partijen gaan uitwerken. Wij denken hierbij aan het bevorderen van regelmatig contact tussen een jeugdverblijf en de gemeente, dat kan leiden tot meer onderling vertrouwen, zicht op elkaars praktijk en mogelijk samenwerking.
Sanctiemogelijkheden
De leden van de PVV-fractie vragen welke sanctiemogelijkheden er zijn indien jeugdverblijven niet goed functioneren. Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie ook in hoeverre de financiering van jeugdverblijven onderdeel uit maakt van het toezicht?
Het college van burgemeester en Wethouders van de betreffende gemeente is belast met het toezicht op de naleving van de wet en kan aan de houder een aanwijzing geven. De aanwijzing bevat een termijn waarbinnen de houder ten aanzien van het jeugdverblijf aan de aanwijzing dient te voldoen (art 9 van de Wet op de jeugdverblijven).
Daarnaast heeft de burgemeester de zelfstandige bevoegdheid om bij een gegrond vermoeden van een overtreding of misdrijf dat directe gevolgen heeft voor de veiligheid of de ongestoorde ontwikkeling van een minderjarige in het jeugdverblijf, over te gaan tot sluiting van het jeugdverblijf. Deze bevoegdheid staat in principe los van het toezicht, uitgevoerd door de toezichthouder. De bevoegdheid van de burgemeester is gericht op situaties met een ernstig karakter (art 10 van de Wet op de jeugdverblijven).
De wijze waarop de financiering van de jeugdverblijven is geregeld, is geen onderdeel van het toezicht.
Zoals eerder in onze brief van 10 juli 2019 aangegeven, zullen wij uw Kamer over de verdere uitwerking van aanbevelingen uit de evaluatie begin 2020 informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
Samenstelling:
Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA),Teunissen (PvdD), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Wever (VVD), Adriaansens (VVD) (voorzitter), Beukering (FVD), Van der Burg (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Van Huffelen (D66), Van Pareren (FVD) (ondervoorzitter), Van der Linden (FVD), Prins (CDA), Rookmaker (fractie-Otten), Vendrik (GL), Verkerk (CU), Van Wely (FVD), Hermans (FVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34053-G.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.