Met veel belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie
voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke ordening over haar bevindingen inzake bovenvermeld
wetsvoorstel. De leden van de PVV-fractie hebben enkele vragen gesteld.
In antwoord op deze vragen zij opgemerkt dat het onder de huidige wetgeving reeds
mogelijk is dat betaaldiensten door één of meer andere service providers dan Trans
Link Systems (hierna te noemen: TLS) worden verleend. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk
om indien dit noodzakelijk is voor een goed functionerende betaalmarkt regels te stellen
met betrekking tot instellingen die betaaldiensten, al dan niet in concurrentie, aanbieden.
Het voorgestelde artikel 30a biedt hiervoor de mogelijkheden. Gedacht kan worden aan
regels voor redelijke en non-discriminatoire tarieven en voorwaarden van TLS of toekomstige
aanbieders van betaaldiensten alsmede regels voor de toetreding van gegadigde aanbieders
van onder meer nieuwe mobiliteitsdiensten. Dit met het oog op een level playing field
voor alle partijen. Het toezicht op de regels die op grond van het voorgestelde artikel
30a genomen worden berust bij de Autoriteit Consument en Markt.
Met de delegatiebepalingen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen kan beter rekening
worden gehouden met het moment waarop en de omstandigheden waaronder maatregelen getroffen
of aangepast moeten worden dan met maatregelen die direct in de wet worden opgenomen.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heb ik aangegeven dat
regelgeving in elk geval wordt overwogen voor spelregels op de OV-betaalmarkt (TK
34 042, nr. 6).
Ik heb de Tweede Kamer toegezegd dat voor onderwerpen die voor regelgeving in aanmerking
komen, eerst een hoofdlijnennotitie opgesteld en aan de Tweede Kamer gezonden zal
worden waarin nut, noodzaak en proportionaliteit van regelgeving behandeld zullen
worden (Handelingen TK 2014/15, nr. 88, item 3). In de hoofdlijnennotitie zal beschreven worden hoe de OV-betaalmarkt er uitziet,
hoe regelgeving hierop ingrijpt en wat het beoogde effect is van die regelgeving.
Ook financiële aspecten en administratieve lasten worden bekeken. Bij het opstellen
van de hoofdlijnennotitie worden decentrale overheden, vervoerders, consumentenorganisaties
en andere belanghebbenden betrokken. Pas daarna zal concrete regelgeving voor een
algemene maatregel van bestuur worden opgesteld die bij het parlement zal worden voorgehangen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld