In het voorstel van wet (stuk nr. 2) worden de volgende verbeteringen aangebracht:
Artikel I, onderdelen D, E en F komen te luiden:
D
Na artikel 218 wordt ingevoegd artikel 218a dat luidt:
Artikel 218a
1. Getuigen die als journalist of publicist in het kader van nieuwsgaring, beschikken
over gegevens van personen die deze gegevens ter openbaarmaking hebben verstrekt onder
voorwaarde dat de verstrekking niet tot hen kan worden herleid, kunnen zich verschonen
van het beantwoorden van vragen over de herkomst van die gegevens.
2. De rechter-commissaris kan het beroep van de getuige, bedoeld in het eerste lid,
afwijzen indien hij oordeelt dat bij het onbeantwoord blijven van vragen aan een zwaarder
wegend maatschappelijk belang een onevenredig grote schade zou worden toegebracht.
E
Artikel 222 komt te luiden:
Artikel 222
1. De rechtbank beveelt de gijzeling van de getuige voor ten hoogste twaalf dagen
indien dit in het belang van het onderzoek dringend noodzakelijk is. Zij bepaalt daarbij
het tijdstip waarop de getuige wederom aan haar wordt voorgeleid teneinde te worden
gehoord.
2. De rechtbank kan op verslag van de rechter-commissaris, op vordering van de officier
van justitie, of op verzoek van de verdachte bevelen dat de gijzeling van de getuige
die bij zijn verhoor te kennen heeft gegeven te blijven bij zijn weigering aan zijn
verplichting tot antwoorden te voldoen en daarvoor geen wettige grond heeft, telkens
met ten hoogste twaalf dagen wordt verlengd. Zij bepaalt daarbij telkens een tijdstip
van voorgeleiding.
3. De rechtbank kan zich voorafgaand aan de beslissing tot het verlenen van het bevel
tot gijzeling of de verlenging daarvan laten voorlichten door een vertegenwoordiger
van de beroepsgroep, waartoe de getuige, bedoeld in artikelen 218 tot en met 219b,
behoort.
F
Artikel 294 komt te luiden:
Artikel 294
1. Indien de getuige bij zijn verhoor zonder wettige grond weigert de gestelde vragen
te beantwoorden, ofwel de gevorderde eed of belofte af te leggen, kan de rechtbank
indien dit dringend noodzakelijk is voor het onderzoek, diens gijzeling bevelen voor
ten hoogste dertig dagen. De rechtbank beveelt op welk tijdstip, maar in ieder geval
uiterlijk binnen veertien dagen nadat het bevel tot gijzeling is gegeven, dat de getuige
aan haar wordt voorgeleid.
2. Voordat het bevel tot gijzeling wordt gegeven worden de getuige en diens advocaat
gehoord over de reden van diens weigering. Tegen dit bevel staat geen rechtsmiddel
open.
3. De rechtbank gelast het ontslag van de getuige uit de gijzeling, zodra hij aan
zijn verplichtingen heeft voldaan of het onderzoek op de terechtzitting is gesloten.
Zij is echter bevoegd het ontslag van de getuige uit de gijzeling in elke stand van
het onderzoek te bevelen, ook op verzoek van de getuige.
4. De artikelen 222, derde lid, 223, tweede en derde lid, 224 en 225 zijn van overeenkomstige
toepassing.