34 028 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 9 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN F.D. TE A.2 BETREFFENDE HERZIENING EN TERUGVORDERING VAN VOORSCHOTTEN KINDEROPVANGTOESLAG

Vastgesteld 19 maart 2015

Klacht

Verzoeker vraagt om kwijtschelding van de door de Belastingdienst teruggevorderde kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 en 2009, nadat een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule van artikel 63 van de Algemene wet rijksbelastingen is afgewezen.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

In april 2009 vraagt verzoeker digitaal een kinderopvangtoeslag aan voor zijn 2 kinderen met ingang van 1 januari 2008, een aanvraag die op grond van wettelijke bepalingen ook voor het jaar 2009 geacht wordt te zijn gedaan. Op basis van de bij de aanvraag verstrekte gegevens worden in mei 2009 de voorschotten voor de jaren 2008 en 2009 toegekend voor een bedrag van circa € 30.000 per jaar. Via een digitale wijziging geeft verzoeker in oktober 2009 aan dat voor beide jaren gebruik zal worden gemaakt van een gastouderbureau, maar hij verzuimt een overeenkomst met dit bureau aan de Belastingdienst te overleggen. Daar het recht op kinderopvangtoeslag bij gastouderopvang per 1 januari 2010 is gewijzigd en verzoeker heeft nagelaten de toeslag voor dat jaar aan te vragen, is het voorschot in maart 2010 bepaald op € 0.

Naar aanleiding van een onderzoek van de FIOD naar het betreffende gastouderbureau is verzoeker in juni en oktober 2011 schriftelijk gevraagd om informatie of hij voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van kinderopvangtoeslag voor 2008 en 2009. Aangezien hij slechts gedeeltelijk aan dit verzoek gehoor gaf, is per beschikking van 8 december 2011 het voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 en 2009 op nihil gesteld. Het tegen deze beschikking ingestelde bezwaar en beroep worden afgewezen. Tegen de beslissing van de rechtbank is geen hoger beroep ingesteld. Wel volgt tot slot het verzoek om toepassing van de hardheidsclausule, maar ook dit wordt afgewezen.

Overwegingen

Verzoeker en zijn partner, beiden afkomstig uit het verre buitenland en de Nederlandse taal daarom niet 100 procent meester, runnen een Chinees restaurant. In 2009 hebben zij kinderopvangtoeslag aangevraagd voor hun 2 kinderen die via een gastouderbureau opvang kregen. Dit gastouderbureau heeft alle formaliteiten op zich genomen met betrekking tot de aanvraag, verwerking en inning van de kinderopvangtoeslagen, maar was, zoals later bleek, te kwader trouw. Het gastouderbureau heeft het contract met terugwerkende kracht per 1 januari 2008 laten ingaan en het verzoek dusdanig ingevuld dat er sprake zou zijn van dagopvang in plaats van naschoolse opvang. Het bleek om een frauduleuze instelling te gaan, waarvan een van de eigenaren strafrechtelijk is veroordeeld. Op basis van een herziene voorschotbeschikking vordert de Belastingdienst de aan het gastouderbureau uitgekeerde toeslagen nu van verzoeker terug. Nu hij zo’n € 60.000 moet terugbetalen, dreigt er voor hem een persoonlijk faillissement.

Via zijn raadsman verwijt verzoeker de Belastingdienst de toeslagen zonder controle te hebben uitgekeerd op basis van onjuiste en frauduleuze informatie die was verstrekt door het gastouderbureau dat namens verzoeker de aanvraag deed. De Staatssecretaris werpt tegen dat verzoeker zelf verantwoordelijk is voor de aanvraag, zoals ook de rechtbank in haar uitspraak in deze zaak heeft overwogen, en hij voegt daar aan toe dat een voorschot wordt verleend tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld; met andere woorden: dit kan tot gevolg hebben dat (een deel van) een voorschot moet worden terugbetaald.

Verzoeker wijst op een toezegging van de ambtsvoorganger van de Staatssecretaris dat gedupeerden van fraude met toeslagen geen geld behoefden terug te betalen aan de overheid. De Staatssecretaris is van oordeel dat deze toezegging niet van toepassing is op de situatie van verzoeker omdat hij de aanvraag en de betaling bewust via het gastouderbureau heeft laten lopen en desgevraagd geen geldige overeenkomst heeft kunnen overleggen en ook niet heeft aangetoond kosten voor kinderopvang over 2008 en 2009 te hebben gemaakt.

In reactie op het verwijt van verzoeker dat het ministerie zich bij de afwijzing van het beroep op de hardheidsclausule verschuilt achter de uitspraak van de rechtbank in deze zaak, merkt de bewindsman op dat volgens de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) toepassing van de hardheidsclausule op de kinderopvangtoeslag niet mogelijk is.

In antwoord op de klacht van verzoeker dat hij door de Belastingdienst had moeten worden gehoord, schrijft de Staatssecretaris dat van het voorschrift belanghebbenden te horen voordat een beslissing op bezwaar wordt genomen kan worden afgeweken, onder andere als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Daarvan zou in deze casus sprake te zijn.

Tot slot meldt de Staatssecretaris dat kwijtschelding van de teruggevorderde kinderopvangtoeslag niet mogelijk is omdat de Awir hier niet in voorziet. Een persoonlijke betalingsregeling is wel bespreekbaar.

Oordeel van de commissie3

Na weging van de gewisselde argumenten komt de commissie tot het oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris fiscaal-juridisch niet weerlegbaar is. Echter, gelet op de moreel-ethische kant van de onderhavige zaak, namelijk de vraag in hoeverre verzoeker slachtoffer is geworden van de frauduleuze handelwijze van een gastouderbureau, heeft de commissie de bewindsman alsnog verzocht om een beknopt feitenoverzicht om zodoende een duidelijker beeld te krijgen wie waarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Daaruit blijkt dat verzoeker in ieder geval tot en met maart 2009 onterechte aanvraag van kinderopvangtoeslag kan worden verweten. Ook blijkt dat er van de circa 400 aan het betreffende gastouderbureau gelieerde koppelingen bij de helft daarvan sprake was van onterecht terugwerkende kracht voor een jaarbedrag van ca. € 1,9 mln. Het werkelijke nadeelbedrag ligt waarschijnlijk veel hoger. In nagenoeg alle gevallen waren ouders niet in staat de (volledige) kosten van kinderopvang aan te tonen en is de toeslag teruggevorderd. Voor de commissie spreken deze feiten voor zich.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Jacobi (PvdA), Van Raak (SP), Schouw (D66), Helder (PVV), Bruins Slot (CDA), Klein (Klein), Dik-Faber (CU), Van der Linde (VVD) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD), Van Nispen (SP), Berndsen-Jansen (D66), Krol (50PLUS).

Naar boven