Klacht
Verzoeker vraagt namens zijn familie om toepassing van het per 1 januari 2010 ingevoerde
lagere tarief voor erfbelasting van een in 2009 verkregen nalatenschap. Zij verzoeken
om gedeeltelijke kwijtschelding.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Wanneer een goede, ongehuwde en kinderloze vriend in september 2009 onverwacht overlijdt,
blijken verzoeker en zijn familie de enige erfgenamen. In juni 2010 doen zij aangifte
successierecht en in november betalen zij de aanslag conform de nieuwe norm voor niet
verwante verkrijgers. Zij hopen aanspraak te kunnen maken op het lagere tarief voor
de erfbelasting dat per 1 januari 2010 is ingegaan en hun circa € 70.000 op de aanslag
successierecht bespaart. Deze zienswijze wordt door de Belastingdienst echter niet
gedeeld, aangezien de datum van overlijden van erflater bepalend is voor de vaststelling
van de aanslag. Verzoeker heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheden van bezwaar-
en beroep, maar is daarbij in het ongelijk gesteld. Vervolgens heeft de Hoge Raad
geoordeeld dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Overwegingen
In zijn reactie schrijft de Staatssecretaris dat er geen mogelijkheid is tegemoet
te komen aan het verzoek tot gedeeltelijke kwijtschelding van het door verzoekers
te betalen successierecht. Het staat hem niet vrij terugwerkende kracht te geven aan
de nieuwe wettelijke regels inzake (tarieven voor) erfenis- en schenkbelasting, die
– met instemming van het parlement – per 1 januari 2010 zijn ingegaan
Oordeel van de commissie3
De commissie is van oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers