34 026 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven

E NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 27 maart 2015

Graag dank ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun bijdrage aan het voorliggende wetsvoorstel. Hieronder ga ik in op de gestelde vragen.

Specialistische vakmensen vormen een onmisbare schakel in de Nederlandse economie en samenleving. Jongeren die kiezen voor een specialistische beroepsopleiding hebben daarmee goud in handen. De samenleving zit om hen te springen. Mbo-scholen moeten kleine, unieke opleidingen voor bijvoorbeeld pianotechnicus, prothesemaker, schoenhersteller of restauratiemedewerker daarom beter in de etalage kunnen zetten. De baankansen van deze specialistische beroepen zijn vaak goed, maar krimp, vergrijzing en onbekendheid met deze beroepen zorgen soms voor teruglopende aantallen werknemers en studenten aan de opleidingen. Reden voor mij om maatregelen te nemen. Niet alleen komt er meer geld beschikbaar voor specialistische opleidingen. Ook krijgen mbo-scholen de mogelijkheid om zich exclusiever te onderscheiden als dé plek voor een bepaalde unieke vakopleiding. Daarnaast introduceer ik een «nieuw slot op de deur», zodat deze opleidingen nooit zomaar helemaal kunnen verdwijnen zolang er vraag blijft vanuit de arbeidsmarkt.

Dit heb ik uiteengezet in mijn brief over het behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen van 26 februari 2015 (TK 31 524 nr. 237).

Veel van de vragen van de leden van de CDA-fractie en de fractie van D66 hebben betrekking op de borging van de opleidingen die momenteel worden verzorgd door SVGB-DHTA en het daaraan verbonden meld- en expertisepunt en de positie van de kleine unieke opleidingen en een mogelijke vakinstelling voor dit type opleidingen.

In voornoemde brief heb ik ook aangegeven intensief te werken aan een robuuste oplossing voor de opleidingen en het meld- en expertisepunt van de SVGB-DHTA, waarbij het belang van het behoud van de opleidingen, de betrokken studenten en werknemers uiteraard zwaar weegt. Mijn inzet is altijd, en dus ook de afgelopen tijd, vooral gericht geweest op continuïteit van de opleidingen die momenteel door SVGB-DHTA worden verzorgd in Nieuwegein, zodat er voor studenten en docenten in de kern niets verandert. Er zijn de afgelopen weken in hoog tempo stappen gezet om de onzekerheid bij studenten en personeel weg te nemen. Inmiddels kan ik uw Kamer mededelen dat het gelukt is – als laatste stap in het proces – om gezamenlijk met SVGB-DHTA, MBO Amersfoort en mijn ministerie de overgang van DHTA zo vorm te geven dat elk van de partijen zich daarin kan vinden. Ik ben er van overtuigd dat daarmee de belangen van de studenten en het onderwijsgevende personeel, en de betreffende opleidingen maximaal zijn geborgd. Alle betrokken partijen hebben daartoe ook – meer dan – hun steentje bijgedragen.

MBO Amersfoort zal de DHTA-opleidingen voortzetten en heeft de intentie uitgesproken om – als nieuwe huurder – de komende jaren de opleidingen te blijven verzorgen op de huidige locatie, met behoud van de «merknaam» DHTA en met inbegrip van de circa 30 voltijdbanen die aan deze taak zijn verbonden. Het betreft het gehele opleidingsaanbod van de DHTA – dus zowel de eigen opleidingen van MBO Amersfoort die de DHTA in opdracht verzorgt, als ook de opleidingen die DHTA verzorgt in opdracht van Koning Willem I College en ROC Zadkine.

Ook zal MBO Amersfoort zorg dragen voor directe betrokkenheid en afstemming met de betrokken branches, zoals het dat nu ook al doet voor de eigen opleidingen.

Een en ander is in financieel opzicht mogelijk door de verhoging van de prijsfactor voor de kleine unieke opleidingen die ik recentelijk heb doorgevoerd. Door de aanpassing van de prijsfactor van 1,3 naar de hoogste categorie 1,8 is voor de opleidingen die door het DHTA worden verzorgd circa 4 miljoen euro beschikbaar. Dat is circa 1 miljoen euro meer dan voor de aanpassing van de prijsfactor.

Daarnaast zal MBO Amersfoort de overhead van DHTA de komende jaren aanmerkelijk moeten beperken om tot een duurzame, robuuste bedrijfsvoering te komen. Integratie in de gehele bedrijfsvoering van MBO-Amersfoort kan hiervoor mede uitkomst bieden (denk hierbij bijvoorbeeld aan leerling administratie en ICT). Verder zal MBO-Amersfoort een transitiebudget ter beschikking worden gesteld om integratie van de DHTA binnen MBO-Amersfoort vorm te geven en eventuele fricties op te lossen. Door in te zetten op handhaving van opleidingen op de huidige locatie zijn ook de investeringen die branches over de jaren hebben gedaan geborgd. Ik heb vertrouwen dat MBO-Amersfoort zo de condities kan scheppen om de opleidingen duurzaam te kunnen verzorgen.

In zijn algemeenheid, dus los van de casus van de DHTA, hecht ik aan een compact loket- en expertisepunt voor klein en uniek vakmanschap waar de betrokken branches en kleine, unieke opleidingen die in de knel (dreigen) te komen terecht kunnen. Op die manier is er tijdig zicht op bedreigde opleidingen en worden instellingen en branches ondersteund om te werken aan duurzaam onderwijs. Het is een investering in (klein en uniek) vakmanschap die in lijn is met het beleid dat ik heb neergelegd in de brief Focus op Vakmanschap. Dit loket- en expertisepunt is een aanvulling op de directe wettelijk taken die bij SBB zijn belegd. Het loket- en expertisepunt zal intensief met SBB samenwerken op het terrein van klein en uniek vakmanschap (binnen de Sectorkamer voor Specialistisch Vakmanschap). Tot aan het evaluatiemoment van de Wet Macrodoelmatigheid in 2020 zal ik zorgen voor financiële dekking ervan. Het loket- en expertisepunt zal gehuisvest zijn bij de DHTA MBO-Amersfoort. In 2018–2019 zal een evaluatie plaatsvinden over het functioneren van het loket- en expertisepunt, waarbij ook de taakafbakening met Sectorkamer voor Specialistisch Vakmanschap van de SBB aan bod zal komen.

Hiermee heb ik een aantal vragen van de CDA-fractie en de fractie van D66 beantwoord; het betreft de vragen van de CDA-fractie over de positie en de handhaving van de huidige locatie van de DHTA en de bundeling van kennis en expertise zoals nu reeds georganiseerd in het Meldpunt Bedreigde Opleidingen en Beroepen, en de vragen van de D66-fractie naar de keuze voor het onderbrengen van de opleidingen bij MBO Amersfoort en niet bij een landelijke vakinstelling, over de duurzame instandhouding, het meld- en expertisepunt en de landelijke uitstraling van de opleidingen.

Hieronder volgt het antwoord op vragen die in het bovenstaande nog niet in zijn geheel aan de orde zijn gekomen.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering niet kiest voor de weg om de opleidingen wettelijk te borgen, namelijk door (middels een novelle) in het onderhavige wetsvoorstel vast te leggen dat er ten behoeve van deze specifieke opleidingen een zelfstandige, landelijke vakinstelling voor kleinschalig specialistisch vakonderwijs wordt ingericht, zoals ook de motie-Van Meenen voorstelt.

In mijn brief over het behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen heb ik uiteengezet hoe ik het kleinschalige specialistische vakonderwijs wil borgen en waarom ik, in aansluiting bij het advies van de verkenner, het niet gewenst acht te kiezen voor een nieuwe zelfstandige, landelijke vakinstelling voor kleinschalig specialistisch vakonderwijs. Die is namelijk financieel erg kwetsbaar. Daar komt bij dat regionale spreiding in dat geval wordt bemoeilijkt. Ik ben ervan overtuigd dat een reguliere mbo-instelling een betere plek is voor het behoud van kleine, unieke opleidingen dan een vakinstelling met één of enkele opleidingslocaties in Nederland. Binnen een reguliere mbo-instelling kunnen, met behoud van eigen identiteit, op grond van de organiseerbaarheid betere combinaties tussen kleine en grote opleidingen worden gemaakt. Ook bieden verschillende opleidingsmogelijkheden meer mogelijkheden tot het ontstaan van cross-overs.

Met de hierboven uiteengezette oplossing voor het onderwijsaanbod zoals thans verzorgd door de DHTA wordt de positie van dat onderwijs verzekerd.

De leden van de CDA-fractie vragen welke waarborgen de regering deze leden kan geven dat, wanneer de DHTA in zijn geheel wordt ondergebracht bij MBO Amersfoort, in de komende jaren het College van Bestuur van genoemde instelling niet zal besluiten om op grond van louter financiële redenen de genoemde opleidingen alsnog te beëindigen.

MBO Amersfoort heeft mij verzekerd voornemens te zijn de kleine opleidingen van de DHTA langdurig te financieren. Mocht in de toekomst het aantal studenten dalen, dan biedt een constructie bij MBO Amersfoort betere garanties voor continuïteit dan een kleine aparte instelling. In dat geval zal de instelling te maken krijgen met het zogenoemde sluitstuk, zoals ik dat beschreven heb in bovengenoemde brief over behoud van kleinschalige, specialistische opleidingen. Na melding bij DUO volgt overleg binnen de Sectorkamer voor Specialistisch Vakmanschap. Mocht dit geen soelaas bieden, dan zal de adviescommissie macrodoelmatigheid mij vervolgens adviseren hoe de opleiding(en) toch behouden kunnen blijven. Als de commissie oordeelt dat de opleiding behouden moet blijven dan moet zij onderzoeken welke opties er nog zijn om de opleiding in de lucht te houden. Zo kan worden bekeken of een slimme combinatie met andere opleidingen een uitkomst kan bieden. Of wellicht is een andere instelling in staat om de opleiding over te nemen. Aanpassing van de prijsfactor en/of toekenning van een licentie behoren in dit stadium ook tot de mogelijkheden. Door toekenning van een licentie krijgt een instelling als enige het recht om een opleiding aan te bieden. Zodoende kan een opleiding niet onder druk komen door ondoelmatige concurrentie van een andere instelling. De commissie zal mij in een transparante procedure adviseren over de meest geschikte oplossing.

Naast de introductie van het «sluitstuk» heb ik al meer waarborgen in het stelsel geïntroduceerd die het behoud van kleine, unieke opleidingen bevorderen. Zo komt er een OV-kaart voor mbo-studenten die jonger zijn dan 18 jaar waardoor studenten beter in staat worden gesteld om een opleiding te volgen met enige reisafstand van hun woonplaats.

De leden van de CDA-fractie vragen welke waarborgen de regering kan geven dat het kleinschalig specialistisch vakonderwijs, zoals dat onder andere in de DHTA wordt vormgegeven, nu een duurzame plek in het mbo krijgt, dat wil zeggen dat er waarborgen zijn dat ook de kleine unieke vakopleidingen kunnen blijven voortbestaan, zonder dat er sprake is van de huidige grote afhankelijkheid van individuele keuzes van Colleges van Bestuur.

Zie mijn hierboven gegeven antwoord over het sluitstuk en reeds ingezette overige maatregelen. Het sluitstuk voorkomt afhankelijkheid van individuele keuzes van CvB’s.

Verder is voor de borging van kleine, unieke opleidingen een apart meld- en expertisepunt en Sectorkamer voor Specialistisch Vakmanschap van de SBB van groot belang.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan garanderen dat er extra financiële middelen ook in de toekomst beschikbaar komen, die geoormerkt beschikbaar zijn en blijven voor deze opleidingen.

Het macrobudget voor het mbo is vanaf 2015 met 75 miljoen euro verhoogd om mbo-instellingen (inclusief groen mbo) in staat te stellen kwalitatief goede technische of andere kostbare opleidingen aan te (blijven) bieden. Om te zorgen dat deze middelen bij de daarvoor bestemde opleidingen terechtkomen, is besloten de prijsfactoren aan te passen. Een onafhankelijke commissie heeft een advies uitgebracht over de wenselijke prijsfactoren in het mbo, zodat het voor mbo-instellingen aantrekkelijk blijft om technische en andere kostbare opleidingen aan te bieden waar de arbeidsmarkt om vraagt. Deze additionele middelen zijn structureel toegevoegd aan het macrobudget voor het mbo. Dit betekent dat deze middelen ook in de toekomst beschikbaar zijn voor deze opleidingen. MBO-instellingen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verzorgde opleidingen; zij verantwoorden zich over gemaakte keuzes in het jaarverslag en de Onderwijsinspectie ziet toe op de kwaliteit.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering voorts kan waarborgen dat er sprake blijft van een landelijke oriëntatie voor deze opleidingen, aangezien het onderhavige wetsvoorstel nu juist het accent legt op de regio.

Het onderhavige wetsvoorstel betreft de overgang van de wettelijke taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven. Taken dus op het gebied van het ontwikkelen en onderhouden van de kwalificatiestructuur enerzijds en taken op het gebied van de beroepspraktijkvorming anderzijds. Met het wetsvoorstel wordt niet beoogd een accent te leggen op de regio. De taken van de huidige kenniscentra en straks van de Samenwerkingsorganisatie hebben zowel landelijke aspecten als regionale.

In mijn brief over het «behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen» heb ik toegelicht waarom ik overtuigd ben dat een regulier roc een betere plek is voor het behoud van kleine, unieke opleidingen dan een landelijke vakinstelling voor kleinschalig, uniek aanbod. Binnen een reguliere mbo-instelling kunnen op grond van de organiseerbaarheid betere combinaties tussen kleine en grote opleidingen worden gemaakt. Ook bieden verschillende opleidingsmogelijkheden meer mogelijkheden tot het ontstaan van cross-overs. Daarnaast hebben ook aspecten rondom de doelmatigheid, regionale inbedding en het profileren van instellingen meegewogen in mijn reactie. De financiële situatie bij de DHTA wijst ook uit dat een aparte vakinstelling voor kleine, unieke opleidingen financieel kwetsbaar is en zeer gevoelig is voor fluctuaties in studentenaantallen.

Dit neemt niet weg dat ook een kleine, unieke opleiding die binnen een mbo-instelling wordt verzorgd een landelijke functie/oriëntatie kan vervullen. Zo kan een mbo-instelling als enige onderwijsinstelling in Nederland een bepaalde opleiding uitvoeren, waardoor die mbo-instelling de landelijke opleidingsplek wordt voor die desbetreffende opleiding. Zo zal MBO Amersfoort vanaf studiejaar 2014–2015 dé opleidingsplek worden voor de schoenherstellers.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de bijdrage, die de branches die betrokken zijn bij de DHTA, in het verleden geleverd hebben om het kleinschalig vakonderwijs voor hun branches mogelijk te blijven maken, gecontinueerd wordt wanneer de DHTA wordt ondergebracht bij de MBO-Amersfoort.

Zoals in mijn hierboven gegeven antwoord al is gemeld, mag ik ervan uitgaan dat onderwijs en bedrijfsleven elkaar intensief blijven betrekken.

De leden van de CDA-fractie vragen welke bedragen van de 75 miljoen euro die de Minister extra beschikbaar stelt ten behoeve van technische en andere kostbare mbo-opleidingen specifiek geoormerkt zijn voor de diverse kleine unieke opleidingen, die vallen onder DHTA.

Zoals ik in een eerdere vraag van de CDA-fractie heb aangegeven zijn deze bedragen niet geoormerkt. Het beschikbare bedrag is door de aanpassing van de prijsfactor naar de hoogste categorie met circa 1 miljoen euro toegenomen en bedraagt daarmee circa 1,6% van de additionele 70,8 miljoen euro (OCW-deel, 4,2 mln. van de 75 mln. is toegevoegd aan het macro budget voor de aoc’s). Het aantal studenten van de DHTA beslaat slechts 0,2% van het totaal aantal door OCW bekostigde mbo-studenten.

De leden van de fractie van D66 vragen of de constatering juist is dat er thans geen landelijke vakinstelling is voorzien, zoals de breed gesteunde motie-Van Meenen vroeg. Zij vragen waarom het onderbrengen bij een regulier ROC een geruststellende oplossing zou zijn, als de regering zelf zegt dat het lastig is voor mbo-instellingen om zulke kleine opleidingen rendabel aan te bieden. De leden van de fractie van D66 vragen of is onderzocht of de goedkoopste optie voor het in stand houden van opleidingen niet ook een landelijke vakinstelling, vakschool of samenwerkingsverband zou kunnen zijn in vergelijking tot het onderbrengen bij MBO Amersfoort. De leden van de D66-fractie vragen of er geen vakinstelling bereid was om het opleidingsaanbod van de DHTA over te nemen.

Zoals ik in mijn brief over het behoud van kleinschalige, specialistische beroepsopleidingen heb uiteengezet en nader heb toegelicht in mijn inleidende antwoord ben ik ervan overtuigd dat een reguliere mbo-instelling een betere plek is voor het behoud van kleine, unieke opleidingen dan een aparte landelijke vakinstelling voor kleinschalig, uniek aanbod mits binnen de reguliere MBO-instelling de eigen identiteit van het unieke aanbod behouden blijft. In de afgelopen maanden heb ik naast de mogelijkheid van een landelijke vakinstelling, zoals de voorkeur was van de DHTA, geen onderbouwd alternatief gezien zoals het onderbrengen bij een vakinstelling of een samenwerkingsverband van meerdere mbo-instellingen. Bovendien moet opgemerkt worden dat ik de terminologie van het «overnemen» van opleidingen van de DHTA niet vind passen bij de gekozen oplossing. Immers, de drie roc’s MBO Amersfoort, ROC Zadkine en Koning Willem I College hebben bij de hen ingeschreven deelnemers opleidingen laten verzorgen door de DHTA. Deze drie roc’s zijn daarmee ook verantwoordelijk voor deze zittende deelnemers om hun opleiding af te kunnen ronden. Het ligt in dat verband daarom ook voor de hand dat ik in eerste aanleg een beroep heb gedaan op de drie roc’s om niet alleen voor bestaande, maar ook aanstaande deelnemers de opleidingen te continueren. Ik heb nooit een onderbouwd voorstel gezien waaruit bleek dat een vakinstelling bereid is geweest de opleidingen en de deelnemers «over te nemen». Dat ligt gezien het feit dat het merendeel van de deelnemers was ingeschreven bij MBO Amersfoort ook niet voor de hand. De huidige lumpsumbekostiging met een aantal prijsfactoren voor verschillende type kwalificaties biedt in beginsel goede waarborgen om kleine, unieke opleidingen te kunnen verzorgen. In de brief van 26 februari jl. heb ik de Tweede Kamer aangegeven dat ultiem de mogelijkheid wordt gecreëerd om de prijsfactor te verhogen als een instelling het voornemen heeft om als laatste aanbieder van een kleine, unieke opleiding, besluit het aanbod stop te zetten.

De leden van de D66-fractie vragen voorts hoe wordt geborgd dat de hogere bekostigingsfactor voor deze opleidingen (1,8) ook echt ten goede komt aan deze opleidingen, als ze eenmaal bij MBO Amersfoort onder worden gebracht.

Zoals ik op een soortgelijke vraag van de CDA-fractie al heb aangegeven, zijn de additionele middelen structureel toegevoegd aan het macrobudget voor het mbo. Dit betekent dat deze middelen ook in de toekomst beschikbaar zijn voor deze opleidingen. Zoals in het inleidende antwoord ook al is aangegeven, zal MBO-Amersfoort de DHTA-opleidingen voortzetten met behoud van de «merknaam» DHTA.

De leden van de D66-fractie vragen of de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven zich ooit heeft uitgesproken over een eventuele landelijke vakinstelling en zo nee, of de regering bereid is daar een uitspraak over te vragen?

De SBB heeft zich in de adviezen over kleine, unieke opleidingen van maart 2013 en december 2014 niet uitgesproken over een eventuele landelijke vakinstelling. Voor zover bekend heeft de SBB zich ook anderszins niet uitgesproken over een landelijke vakinstelling. In het licht van de hiervoor genoemde adviezen ziet de regering geen noodzaak om een uitspraak van de SBB te vragen.

De leden van de D66-fractie vragen tenslotte op basis van welke cijfers/gegevens de regering tot het oordeel gekomen is dat de DHTA met financiële tekorten kampt op korte en lange termijn en op basis waarvan tot de aanname dat onderbrengen bij MBO Amersfoort dan goedkoper is.

Door de SVGB zijn cijfers aangeleverd in verband met een mogelijke transitie naar een landelijke vakinstelling voor 2015–2016. Daarnaast zijn onderbouwingen aangeleverd voor het middellange termijn perspectief. Daaruit blijkt dat naast de ophoging van de prijsfactor naar 1,8 er nog een zeer aanzienlijk bedrag aan aanvullende middelen nodig zou zijn om uit de rode cijfers te blijven. Een deel daarvan had bovendien geen tijdelijk, maar een structureel karakter. De SVGB/DHTA heeft mij laten weten verheugd te zijn over de gevonden oplossing die een duurzaam karakter heeft.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven