34 024 Wijziging van de Postwet 2009 tot modernisering en flexibilisering van de universele postdienstverlening (modernisering UPD)

Nr. 16 AMENDEMENT VAN HET LID GESTHUIZEN

Ontvangen 21 januari 2015

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) komt de laatste volzin te luiden: De toepassing van een minimumpercentage kan daarbij slechts worden uitgesloten ten aanzien van een postvervoerbedrijf aan wie geen kosten als bedoeld in artikel 6a van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt in rekening worden gebracht.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Toelichting

In artikel 8 van de Postwet 2009 is bepaald dat een postvervoerbedrijf met een bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) te bepalen minimumpercentage van de postbezorgers die voor hem postvervoer verrichten, een arbeidsovereenkomst dient te hebben. Artikel 8 van de Postwet 2009 wordt uitgewerkt in het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011. Daarin is het minimumpercentage vastgesteld op ten minste 80%. De laatste volzin van artikel 8 stelt dat de toepassing van een minimumpercentage bij AMvB kan worden beperkt tot bepaalde categorieën postvervoerbedrijven of bepaalde omstandigheden. Deze bepaling wordt verder uitgewerkt in artikel 3 van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011, alwaar in onderdeel a wordt gesteld dat een postvervoerbedrijf dat is gebonden aan een collectieve arbeidsovereenkomst waarin bepalingen zijn opgenomen over het aantal of het percentage postbezorgers dat bij een postvervoerbedrijf arbeid verricht op basis van een arbeidsovereenkomst, niet gebonden is aan het minimum van 80%. Dit amendement regelt dat deze mogelijkheid moet worden geschrapt, zodat ieder postvervoerbedrijf in beginsel is gebonden aan het minimumpercentage zoals vastgesteld in het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011.

Tegelijkertijd dient het mogelijk te blijven om de uitzondering die is vervat in artikel 3, onderdeel b, van het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 te continueren. Deze uitzondering ziet op bedrijven die slechts een beperkt deel van hun omzet behalen uit postvervoer, lokaal en regionaal werkzaam zijn en met een zeer beperkt aantal personen het postvervoer verrichten in een beperkt geografisch gebied.

Tevens wordt een voorhangprocedure in het wetsvoorstel opgenomen, op grond waarvan een algemene maatregel van bestuur die op grond van artikel 8, eerste lid, wordt vastgesteld aan beide kamers moet worden overgelegd.

Dit amendement dient te zorgen voor beperking op de uitzonderingsmogelijkheden op het bij algemene maatregel van bestuur vastgelegde ingroeimodel dat tot doel had dat aan het eind van 2013 80% van de postbezorgers bij de postbedrijven via een arbeidsovereenkomst zouden werken.

Postbedrijf Sandd heeft door middel van artikel 3a van de AMvB Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 een uitzondering weten te creëren door met de Landelijke Belangen Vereniging (LBV) een cao af te sluiten waarbij is besloten dat Sandd ernaar streeft 50% van de postbezorgers op basis van een arbeidsovereenkomst te laten werken waarbij Sandd een afwijking van 50% aan kan houden. In deze cao komt het er dus op neer dat het bedrijf slechts 25% van haar bezorgers volgens een arbeidsovereenkomst dient te laten werken.

Deze in juni 2014 afgesloten cao volgde op het afbreken van onderhandelingen tussen FNV en Sandd nadat FNV een eindbod deed waarbij 70% van de postbezorgers aan het einde van 2014 en 80% aan het einde van 2015 een arbeidsovereenkomst zouden moeten hebben. Door het afsluiten van de cao met de LBV, soms afgeschilderd als een «gele vakbond», een bond die evenzeer het werkgevers- als werknemersbelang dient, heeft Sandd de verplichtingen voortvloeiend uit de AMvB omzeild. Dit gebeurde in weerwil van de Tweede Kamer die met haar steun voor het rapport Vreeman juist heeft onderschreven dat de onderhandelingspositie van aanbieders van laaggeschoolde arbeid zoals in de postsector niet vergelijkbaar is met die van andere Zelfstandigen zonder personeel en dat daarom het gebruik van overeenkomsten van opdracht aan de onderkant van de arbeidsmarkt ongewenst is.

Door de derde zin van artikel 8 in de Postwet wordt het onmogelijk op de huidige of latere Algemene Maatregelen van Bestuur uitzonderingen te maken en wordt voldaan aan de wens van de Kamer dat de overgrote meerderheid van de postbezorgers via een arbeidsovereenkomst werkzaam is.

Gesthuizen

Naar boven