34 023 Goedkeuring van het op 26 mei 2014 te Brussel tot stand gekomen Besluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (Trb. 2014, 157)

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2016

Op 19 september heeft Roemenië als laatste lidstaat het nieuwe Eigen Middelen Besluit (EMB) geratificeerd. Het EMB is door de Raad in mei 2014 aangenomen, en is nu door alle lidstaten geratificeerd waardoor het ook in werking zal treden. Het EMB regelt de financiering van de EU-begroting en daarmee de afdrachten van de lidstaten aan de EU. Belangrijkste effect voor Nederland is dat de destijds bedongen korting op de Nederlandse afdrachten aan de EU met terugwerkende kracht voor de jaren 2014–2016 geëffectueerd zal worden. Middels deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, over de gevolgen van de inwerkingtreding van het EMB.

De budgettaire effecten van inwerkingtreding van het Eigen Middelenbesluit zijn uit te splitsen in 3 componenten:

  • de BNI-korting (Denemarken, Oostenrijk, Zweden, Nederland): voor Nederland een vermindering van de afdracht van 695 miljoen euro per jaar (prijzen 2011).

  • de BTW-korting (Duitsland, Zweden, Nederland): 0,15% «call rate» in plaats van 0,30% over de BTW-grondslag. Voor Nederland een vermindering van de afdracht van circa 0,3 miljard euro per jaar.

  • Verlaging van de perceptiekostenvergoeding (alle lidstaten): verlaging van de vergoeding van 25% naar 20% van de douaneheffingen. Voor Nederland circa 100 miljoen euro per jaar minder vergoeding.

Voor Nederland leiden de BNI-korting en de BTW-korting samen tot een jaarlijkse korting van 1 miljard euro; de voor alle lidstaten geldende verlaging van de perceptiekostenvergoeding leidt voor Nederland jaarlijks tot een ca. 0,1 miljard euro hogere afdracht. Over de periode 2014–2016 komt dit in totaal neer op een lagere afdracht van ca. 2,7 miljard euro die eenmalig in de kas zal worden ontvangen. Vanaf 2.017 jaar wordt de korting tot en met 2020 jaarlijks ontvangen.

Daarnaast leidt inwerkingtreding van het EMB tot de invoering van ESA2010 (European System of Accounts 2010) ter vervanging van de ESA95 regels. Deze regels schrijven voor hoe de EU-lidstaten de omvang van economische grootheden als het BBP en BNI moeten berekenen en hebben daarmee gevolgen voor de berekening van het BNI. Op basis van de meest recente cijfers is de verwachting dat de budgettaire effecten voor de Nederlandse afdrachten van deze overstap marginaal zijn doordat het aandeel van het Nederlandse BNI in het totale Europese BNI vergelijkbaar in omvang blijft.

Tot slot leidt de aanname van het EMB tot inwerkingtreding van een nieuwe systematiek voor de jaarlijkse nacalculatie van BNI en BTW-cijfers die bepalend zijn voor de EU-afdrachten (vastgelegd in de dit jaar aangepaste Making Available Regulation; MAR). De nieuwe systematiek verschuift de daadwerkelijke verrekening van nacalculaties op basis van geverifieerde BNI- en BTW-cijfers naar het voorjaar van het daaropvolgende jaar in plaats van december van het lopende jaar. De jaarlijkse nacalculatie zal daardoor niet meer zoals tot nu toe bij Najaarsnota verwerkt worden, maar bij Voorjaarsnota van het daaropvolgende jaar.

Proces

De budgettaire effecten van inwerkingtreding van het EMB op Europees niveau moeten via een aanvullende begroting van de EU worden verwerkt. Eerstvolgende stap in dit proces is de presentatie hiervan door de Europese Commissie, waarna de Raad en het Europees Parlement deze aanvullende begroting moeten goedkeuren. De goedkeuring vindt naar verwachting plaats later in 2016. Na deze goedkeuring worden de budgettaire effecten verwerkt in de afdrachten van de lidstaten, door een zgn. call for funds. De Commissie heeft aangegeven te verwachten dat de verwerking in januari 2017 plaats zal vinden.

Nederland

Het budgettaire effect voor Nederland van aanname van het EMB is een teruggave van ca. 2,7 miljard euro. Deze teruggave zal naar verwachting in januari 2017 in de kas vloeien, waar eerder een teruggave in 2016 werd verwacht. De omvang van deze kasschuif, in combinatie met de mate waarin het kabinet hierop nog kan sturen, staat op gespannen voet met het uitgangspunt dat het begrotingsbeleid bestuurlijke rust, eenvoud en duidelijkheid vooraf moeten bieden. Inpassing van deze kasschuif onder het uitgavenkader zou leiden tot een grote incidentele krapte in 2016 en een grote incidentele ruimte in 2017. Dat ondermijnt de plafonerende werking van het uitgavenkader binnen het trendmatig begrotingsbeleid. Het kabinet heeft daarom besloten om het uitgavenkader te corrigeren voor het doorschuiven van de terugbetaling. Verwerking van de budgettaire effecten van inwerkingtreding zal bij Najaarsnota gebeuren.

Voor het feitelijk EMU-saldo wordt deze teruggave toegerekend aan 2016, omdat hiervoor het moment van aanname van de aanvullende begroting door het Europees Parlement leidend is. Aangezien deze goedkeuring voorzien wordt voor 2016, betekent dit dat er in dat geval voor het feitelijk EMU-saldo, het structureel EMU-saldo en de uitgavenregel niets verandert ten opzichte van de situatie in de Miljoenennota.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven