34 021 Uitvoering van Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L181) (Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken)

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 24 juli 2014 en het nader rapport d.d. 4 september 2014, aangeboden aan de Koning door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 5 juni 2014, no.2014001087, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L 181) (Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel geeft uitvoering aan de verordening, waarbij een mechanisme wordt ingevoerd (een certificaat) om ervoor te zorgen dat een bedreigde persoon ook als hij of zij verhuist naar een andere Iidstaat of daar regelmatig verblijft, de bescherming van een in een lidstaat van oorsprong opgelegde beschermingsmaatregel kan meenemen.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen over de verplichte vertegenwoordiging en verschuldigdheid van griffierecht bij de aanpassing van het certificaat. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het wetsvoorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 5 juni 2014, nr. 2014001087, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 24 juli 2014, nr. No. W03.14.0179/II, bied ik U hierbij aan.

1. Verplichte vertegenwoordiging en griffierecht bij aanpassing certificaat

Bij een verzoek tot aanpassing van een certificaat door de rechter is volgens het voorstel, anders dan bij het verzoek tot afgifte en intrekking daarvan, procesvertegenwoordiging verplicht. Daartoe vermeldt de toelichting dat de voorzieningenrechter zich zal moeten buigen over de ligging van het adres en de functie die het voor degene om wie het gaat, vervult.2

De Afdeling merkt op dat in een groot deel van de gevallen van een buitenlandse beschermingsmaatregel niet zal kunnen worden volstaan met de enkele afgifte van het certificaat, omdat een op de situatie in Nederland toegespitste aanpassing zal moeten plaatsvinden (met name ten aanzien van het adres). De vraag kan worden gesteld waarom daarvoor beroepsmatige rechtsbijstand benodigd is. Het betreft veelal informatie van feitelijke aard, die geen belangenafweging vergt. Uit de toelichting bij de procedure tot afgifte van het certificaat blijkt dat met onderhavig voorstel juist is bedoeld een laagdrempelige procedure voor het meenemen van bescherming in te richten, waarbij verplichte bijstand door een advocaat voor de verzoeker onnodige kosten zou opleveren.3

Voorts vermeldt de toelichting dat afgifte van een certificaat onder de reikwijdte van artikel 20 van de Wet griffierecht burgerlijke zaken valt, zodat daarvoor geen griffierecht verschuldigd is.4 Niet wordt aangegeven of dit tevens geldt voor de aanpassing van het certificaat.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan en het voorstel zo nodig aan te passen.

1. Verplichte vertegenwoordiging en griffierecht bij aanpassing certificaat

De Afdeling merkt op dat feitelijke gegevens, met name ten aanzien van het adres, in een in het buitenland afgegeven beschermingsmaatregel meestal in Nederland zullen moeten worden aangepast. Het betreft veelal informatie van feitelijke aard, waarbij de aanpassing geen belangenafweging vergt. Tevens merkt de Afdeling op dat in de toelichting niet is ingegaan op de vraag of voor de aanpassing van een in het buitenland afgegeven beschermingsmaatregel griffierecht verschuldigd is. Naar aanleiding van het advies is in het wetsvoorstel bepaald dat een verzoek tot aanpassing van een in het buitenland afgegeven beschermingsmaatregel kan worden ingediend zonder tussenkomst van een advocaat. Tevens is in de memorie van toelichting aangegeven dat voor de feitelijke aanpassing geen griffierecht geheven zal worden. Deze uitzondering zal in artikel 1 van de Regeling griffierechten burgerlijke zaken worden opgenomen.

2. Redactionele bijlage

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

2. Redactionele bijlage

De in de bijlage bij het advies opgenomen redactionele opmerkingen zijn in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting verwerkt.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend vicepresident van de Raad van State,

J.G.C. Wiebenga

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W03.14.0179/II

  • In artikel 2, tweede lid, «authentiek» schrappen.

  • In artikel 2, tweede lid, na «de gegevens» opnemen: als bedoeld in artikel 7 van de verordening. Daarnaast toelichten wat in die bepaling, onder «voor zover mogelijk« wordt verstaan.

  • In artikel 2, derde lid, na «kennisgeving» opnemen: als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening.

  • Daarnaast in de toelichting op deze bepaling5 aanvullen dat als de persoon van wie de dreiging uitgaat in de oorspronkelijke procedure is verschenen, dit betekent dat hij kennis heeft van de beschermingsmaatregel, omdat daaruit voortvloeit dat de maatregel aan hem bekend wordt gemaakt.

  • In artikel 2, vierde lid, tevens voorzien in een regeling voor het in kennis stellen van de persoon van wie de dreiging uitgaat van de afgifte van het certificaat door de burgemeester dan wel de hulpofficier.6

  • In artikel 4, eerste lid, «het verzoek», vervangen door: een verzoek.

  • In artikel 5, eerste lid, in aansluiting op artikel 11, eerste lid, van de verordening niet alleen verwijzen naar het bepaalde onder a van artikel 3, eerste lid, van de verordening, maar ook naar het bepaalde onder c.

  • In artikel 6, eerste lid, na «dan» invoegen: wel.

  • In artikel 7 na «verzoek» invoegen: om weigering van erkenning of tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel.


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Memorie van toelichting, Algemeen, Inrichting van de uitvoeringswet.

X Noot
3

Memorie van toelichting, Algemeen, Inrichting van de uitvoeringswet.

X Noot
4

Memorie van toelichting, Algemeen, Inrichting van de uitvoeringswet.

X Noot
5

Memorie van toelichting, Artikelsgewijs, artikel 2, derde lid.

X Noot
6

In het voorstel is voor de procedure bij de rechter voor het in kennis stellen van de persoon van wie de dreiging uitgaat een regeling opgenomen in artikel 2, derde lid, maar deze wordt niet van overeenkomstige toepassing verklaard op de procedure bij de burgemeester dan wel officier van justitie.

Naar boven