34 021 Uitvoering van Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L181) (Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L 181) moet worden uitgevoerd;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder verordening: Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L 181).

Artikel 2

  • 1. Een certificaat, als bedoeld in artikel 5 van de verordening, voor de erkenning van een beschermingsmaatregel in een andere lidstaat wordt bij verzoekschrift gevraagd aan de rechter die de beschermingsmaatregel heeft bevolen. Het verzoekschrift kan zonder tussenkomst van een advocaat worden ingediend.

  • 2. Bij het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift van de beslissing waarin de beschermingsmaatregel wordt bevolen overgelegd. Het verzoekschrift bevat daarnaast de gegevens, als bedoeld in artikel 7 van de verordening, die de rechter nodig heeft om het certificaat volgens het op basis van artikel 19 van de verordening opgestelde meertalige standaardformulier te kunnen afgeven.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde rechter beslist onverwijld op het verzoek. De persoon van wie de dreiging uitgaat behoeft niet te worden opgeroepen. Indien het verzoek wordt toegewezen wordt aan de persoon van wie de dreiging uitgaat daarvan een kennisgeving, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening gezonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 291 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

  • 4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de afgifte van een certificaat voor de erkenning van een beschermingsmaatregel die is opgelegd op grond van de Wet tijdelijk huisverbod. De afgifte van een certificaat wordt in dat geval gevraagd aan de burgemeester of de hulpofficier als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, die de beschermingsmaatregel oplegt of heeft opgelegd. Indien het verzoek wordt toegewezen wordt aan de persoon van wie de dreiging uitgaat daarvan een kennisgeving, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening gezonden. Indien de persoon aan wie een tijdelijk huisverbod is opgelegd zijn zienswijze niet vooraf naar voren heeft kunnen brengen, wordt het certificaat niet afgegeven voordat op een door de uithuisgeplaatste ingesteld beroep is beslist, dan wel drie dagen na het opleggen van de maatregel zijn verstreken en de uithuisgeplaatste geen beroep heeft ingesteld.

Artikel 3

  • 1. De rechter of burgemeester of hulpofficier van justitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod die het certificaat heeft afgegeven kan op verzoek van de beschermde persoon of de persoon van wie de dreiging uitgaat of ambtshalve het certificaat verbeteren, indien dit door een kennelijke verschrijving afwijkt van de beschermingsmaatregel. Er vindt geen oproeping van belanghebbenden plaats. Aan de persoon van wie de dreiging uitgaat en aan de beschermde persoon wordt een kennisgeving verzonden van de afgifte van het verbeterde certificaat.

  • 2. Tegen de verbetering van een certificaat of weigering daarvan staat geen voorziening open.

Artikel 4

  • 1. Intrekking van een certificaat overeenkomstig artikel 9, eerste lid, van de verordening, geschiedt door de rechter die het heeft afgegeven. Als een verzoek daartoe wordt gedaan door de beschermde persoon of de persoon van wie de dreiging uitgaat kan het worden ingediend zonder tussenkomst van een advocaat.

  • 2. De eerste volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een certificaat dat is afgegeven door een burgemeester of de hulpofficier van justitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, met dien verstande dat in dat geval de burgemeester of hulpofficier van justitie het certificaat intrekt.

  • 3. Tegen de intrekking van een certificaat of weigering daarvan staat geen voorziening open.

Artikel 5

  • 1. Indien een in een andere lidstaat bevolen beschermingsmaatregel de aanduiding van een plaats bevat, zoals omschreven in artikel 3, onder 1, onderdelen a en c, van de verordening, kan de beschermde persoon de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag verzoeken deze plaats te wijzigen in een plaats in Nederland rekening houdend met het doel dat dit adres of deze locatie voor de beschermde persoon dient. Het verzoek kan worden ingediend zonder tussenkomst van een advocaat. De persoon van wie de dreiging uitgaat wordt niet opgeroepen.

  • 2. De beschermde persoon legt bij het in het eerste lid bedoelde verzoek de gegevens, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de verordening over.

Artikel 6

  • 1. De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag kan op verzoek van een beschermde persoon die in Nederland gebruik wil maken van de bescherming die een in de lidstaat van oorsprong gelaste beschermingsmaatregel biedt, een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen, dan wel de beschermde persoon machtiging verlenen de naleving van de beschermingsmaatregel te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde persoon legt bij het verzoek de gegevens, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de verordening over.

Artikel 7

Het verzoek om weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel van de persoon van wie de dreiging uitgaat, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de verordening, wordt ingediend bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag.

Artikel 8

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Naar boven