34 005 Wijziging van het Reglement van Orde in verband met het opnemen van de mogelijkheid voor commissies om langs schriftelijke weg te besluiten

Nr. 4 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Vastgesteld 5 november 2014

Het presidium dankt de leden van de fracties van PvdA, CDA en D66 voor hun opmerkingen en constateert met genoegen dat deze leden het voorstel steunen, waarbij zij met name onderschrijven dat emailprocedures beperkt moeten blijven tot eenvoudige en spoedeisende zaken en dat expliciete instemming gevraagd wordt met een voorstel. Het presidium wil uiteraard nog ingaan op enkele door deze leden gestelde vragen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of een quorum van toepassing is en of het besluit genomen wordt door een Kamermeerderheid of door een meerderheid van de aan de procedure deelnemende leden. Het presidium heeft voorgesteld dat een besluit wordt genomen als ware de Kamer voltallig bijeen; zo luidt het voorgestelde artikel 36, vierde lid, laatste volzin. Dat betekent dat een absolute Kamermeerderheid het voorstel moet steunen, waarmee ook automatisch aan het quorumvereiste is voldaan. De fictie van voltalligheid (in sommige commissies zijn nu eenmaal niet alle fracties vertegenwoordigd) dient er slechts toe om te voorkomen dat, in commissieverband, de procedure herhaald zou moeten worden als de stemmen mochten staken; door de fictie kan direct geconcludeerd worden dat het voorstel niet is aangenomen.

Het presidium onderschrijft de opmerkingen die de leden van de CDA-fractie maken over zorgvuldigheid en transparantie in parlementaire besluitvorming. Deze leden vragen waarom er niet voor is gekozen om een bepaling op te nemen over de reactietermijn in een emailprocedure, om daarmee een redelijke termijn te waarborgen. Het presidium meent dat van geval tot geval bepaald zal moeten worden wat als een redelijke termijn beschouwd kan worden, daar dit nauw samenhangt met de aard van het voorstel dat aan de commissieleden wordt voorgelegd. Als het bijvoorbeeld om een voorstel gaat om een algemeen overleg te annuleren dat over twee dagen gepland staat, is het in ieders belang (ook dat van de buitenwereld) om dat besluit zo snel mogelijk te nemen. Als het echter gaat om een voorstel, in een reces, om een brief te vragen aan een bewindspersoon over een bepaalde kwestie, dan kan daar enkele dagen reactietijd voor gegeven worden. Het presidium vertrouwt erop dat de commissievoorzitter de urgentie meeweegt in het bepalen van de reactietermijn en acht het niet nodig maar ook niet goed mogelijk om dit reglementair vast te leggen.

De leden van de fractie van D66 ondersteunen de gedachte dat de commissievoorzitter bepaalt of een zaak van eenvoudige en dringende aard is, maar vragen zich af of, door daarvoor criteria te ontwikkelen, niet gewaarborgd kan worden dat diens politieke kleur een rol kan spelen. Het presidium begrijpt de gedachtegang van deze leden uiteraard, maar ziet er weinig mogelijkheden toe, zonder hetzij in tautologiën te vervallen («eenvoudig is een zaak indien zij niet gecompliceerd is», «dringend is een zaak indien zij urgent is») hetzij uitvoerige, maar nooit uitputtende definities in het reglement op te nemen. Daar komt bij dat de voorzitters natuurlijk feedback krijgen van de commissieleden in een reguliere procedurevergadering, indien een of meer van hen van mening zijn dat in een bepaald geval niet aan de criteria eenvoudig en/of dringend is voldaan. Het presidium voorziet geen grote conflicten hierover. Wel wil het toezeggen, dit in reactie op de vraag van deze leden of zich geen uiteenlopende praktijk tussen commissies kan gaan ontwikkelen, dat het onderwerp aan de orde zal komen in de periodieke overleggen die de Voorzitter heeft met de commissievoorzitters, welke overleggen juist bedoeld zijn om eventuele gemeenschappelijke problemen te bespreken en best practices te identificeren.

Overigens is het presidium van mening dat over enige tijd de onderhavige e-mail procedures geëvalueerd dienen te worden.

De Voorzitter, A. van Miltenburg

De Griffier, J.E. Biesheuvel-Vermeijden

Naar boven