Het presidium dankt de leden van de fracties van PvdA, CDA en D66 voor hun opmerkingen
en constateert met genoegen dat deze leden het voorstel steunen, waarbij zij met name
onderschrijven dat emailprocedures beperkt moeten blijven tot eenvoudige en spoedeisende
zaken en dat expliciete instemming gevraagd wordt met een voorstel. Het presidium
wil uiteraard nog ingaan op enkele door deze leden gestelde vragen.
De leden van de PvdA-fractie vragen of een quorum van toepassing is en of het besluit
genomen wordt door een Kamermeerderheid of door een meerderheid van de aan de procedure
deelnemende leden. Het presidium heeft voorgesteld dat een besluit wordt genomen als
ware de Kamer voltallig bijeen; zo luidt het voorgestelde artikel 36, vierde lid,
laatste volzin. Dat betekent dat een absolute Kamermeerderheid het voorstel moet steunen,
waarmee ook automatisch aan het quorumvereiste is voldaan. De fictie van voltalligheid
(in sommige commissies zijn nu eenmaal niet alle fracties vertegenwoordigd) dient
er slechts toe om te voorkomen dat, in commissieverband, de procedure herhaald zou
moeten worden als de stemmen mochten staken; door de fictie kan direct geconcludeerd
worden dat het voorstel niet is aangenomen.
Het presidium onderschrijft de opmerkingen die de leden van de CDA-fractie maken over
zorgvuldigheid en transparantie in parlementaire besluitvorming. Deze leden vragen
waarom er niet voor is gekozen om een bepaling op te nemen over de reactietermijn
in een emailprocedure, om daarmee een redelijke termijn te waarborgen. Het presidium
meent dat van geval tot geval bepaald zal moeten worden wat als een redelijke termijn
beschouwd kan worden, daar dit nauw samenhangt met de aard van het voorstel dat aan
de commissieleden wordt voorgelegd. Als het bijvoorbeeld om een voorstel gaat om een
algemeen overleg te annuleren dat over twee dagen gepland staat, is het in ieders
belang (ook dat van de buitenwereld) om dat besluit zo snel mogelijk te nemen. Als
het echter gaat om een voorstel, in een reces, om een brief te vragen aan een bewindspersoon
over een bepaalde kwestie, dan kan daar enkele dagen reactietijd voor gegeven worden.
Het presidium vertrouwt erop dat de commissievoorzitter de urgentie meeweegt in het
bepalen van de reactietermijn en acht het niet nodig maar ook niet goed mogelijk om
dit reglementair vast te leggen.
De leden van de fractie van D66 ondersteunen de gedachte dat de commissievoorzitter
bepaalt of een zaak van eenvoudige en dringende aard is, maar vragen zich af of, door
daarvoor criteria te ontwikkelen, niet gewaarborgd kan worden dat diens politieke
kleur een rol kan spelen. Het presidium begrijpt de gedachtegang van deze leden uiteraard,
maar ziet er weinig mogelijkheden toe, zonder hetzij in tautologiën te vervallen («eenvoudig
is een zaak indien zij niet gecompliceerd is», «dringend is een zaak indien zij urgent
is») hetzij uitvoerige, maar nooit uitputtende definities in het reglement op te nemen.
Daar komt bij dat de voorzitters natuurlijk feedback krijgen van de commissieleden
in een reguliere procedurevergadering, indien een of meer van hen van mening zijn
dat in een bepaald geval niet aan de criteria eenvoudig en/of dringend is voldaan.
Het presidium voorziet geen grote conflicten hierover. Wel wil het toezeggen, dit
in reactie op de vraag van deze leden of zich geen uiteenlopende praktijk tussen commissies
kan gaan ontwikkelen, dat het onderwerp aan de orde zal komen in de periodieke overleggen
die de Voorzitter heeft met de commissievoorzitters, welke overleggen juist bedoeld
zijn om eventuele gemeenschappelijke problemen te bespreken en best practices te identificeren.
Overigens is het presidium van mening dat over enige tijd de onderhavige e-mail procedures
geëvalueerd dienen te worden.
De Voorzitter, A. van Miltenburg
De Griffier, J.E. Biesheuvel-Vermeijden