34 002 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015)

Nr. 43 AMENDEMENT VAN HET LID OMTZIGT

Ontvangen 12 november 2014

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel IV, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 wordt in het eerste lid, onderdeel a, «de meest vergelijkbare dienstbetrekking» vervangen door: een soortgelijke dienstbetrekking.

2. In onderdeel 2 wordt in het tweede lid «de meest vergelijkbare dienstbetrekking» steeds vervangen door: een soortgelijke dienstbetrekking.

3. In onderdeel 5 wordt in de aanhef «meest vergelijkbare dienstbetrekking: de dienstbetrekking die van alle dienstbetrekkingen:» vervangen door: soortgelijke dienstbetrekking: een dienstbetrekking:.

4. In onderdeel 5 wordt onder 2° «zijn» vervangen door: is.

5. In onderdeel 5 wordt «het meest vergelijkbaar is met» vervangen door: die soortgelijk is aan.

Toelichting

Voor de gebruikelijkloonregeling wordt het inkomen van een directeurgrootaandeelhouder gesteld op € 44.000 of het bedrag van het loon dat gebruikelijk is in een soortgelijke dienstbetrekking als dat hoger of lager is. Op de inspecteur rust de bewijslast als hij meent dat een loon van € 44.000 te laag is en op de belastingplichtige rust de bewijslast als hij meent dat een loon van € 44.000 te hoog is.

In het belastingplan wordt voorgesteld om de term «soortgelijke dienstbetrekking» te wijzigen in de term «meest vergelijkbare dienstbetrekking». De reden is dat voor orthodontisten geen soortgelijke dienstbetrekking kan worden gevonden door de Belastingdienst. Het gevolg van deze wijziging is echter wel dat voor alle directeuren die voor hun eigen BV werken, of die van hun partner, de bewijslast wordt verzwaard. Zij hoeven niet meer aannemelijk te maken dat de dienstbetrekking die de inspecteur aandraagt niet te vergelijken is met hun eigen dienstbetrekking, maar ze moeten vanaf 1 januari 2015 een «meer vergelijkbare dienstbetrekking» aandragen. De Belastingdienst heeft de beschikking over alle loongegevens van werknemers in verschillende categorieën dienstbetrekkingen, maar een directeur weet niet wat zijn concurrenten verdienen of hoe hun dienstbetrekking is ingevuld. Bovendien impliceert dit dat alle dienstbetrekkingen bekend zijn en er maar één dienstbetrekking van toepassing is. Het gevolg is dat op de belastingplichtige een bewijslast komt te liggen waar hij maar moeilijk aan kan voldoen, met als risico dat het gebruikelijk loon juist te hoog wordt vastgesteld.

Daarom regelt dit amendement dat voor de gebruikelijkloonregeling ook vanaf 1 januari 2015 uitgegaan wordt van een «soortgelijke dienstbetrekking».

Omtzigt

Naar boven