34 000 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2015

Nr. 64 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2015

Op 17 december 2014 hebben de leden Schouten (ChristenUnie) en Verhoeven (D66) Kamervragen gesteld over het clusteren van werkzaamheden bij een aanbesteding door Rijkswaterstaat. Omdat het een lopende aanbesteding betreft waarover een klacht in behandeling is bij de aanbestedende dienst, bent u bij brief d.d. 21 januari (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1082) geïnformeerd dat beantwoording binnen de gebruikelijke termijn niet mogelijk was. Ik streef ernaar uw Kamer zo goed mogelijk te informeren.

Op het moment dat de Kamervragen werden gesteld, kon echter slechts een procedureel antwoord worden gegeven. Na afronding van de klachtenprocedure kunnen de Minister van Infrastructuur en Milieu en ik u een meer inhoudelijk antwoord toesturen. Om u op de hoogte te houden van de gang van zaken informeer ik u met deze brief nader.

Concrete aanbestedingen zijn de verantwoordelijkheid van de organisatie die de aanbesteding uitvoert. Het is in eerste instantie aan de aanbestedende dienst om naar aanleiding van een klacht te bepalen of sprake is van onnodig samenvoegen. Mijn verantwoordelijkheid ten aanzien van het algemene aanbestedingsbeleid verhoudt zich slecht met het geven van een oordeel over een concrete aanbesteding. Dit zou in de weg staan van de autonomie van de aanbestedende dienst, de klachtenprocedure bij de aanbestedende dienst en een mogelijk oordeel van de Commissie van Aanbestedingsexperts en/of de rechter indien de klacht daar wordt voorgelegd.

In dit geval heeft de aanbestedende dienst, Rijkswaterstaat, op 24 december 2014 door middel van een publicatie op TenderNed laten weten de procedure op te schorten vanwege de ingediende klacht. Tot op heden is de klachtenprocedure niet volledig afgerond. Rijkwaterstaat heeft inmiddels naar aanleiding van de ingediende klacht geoordeeld dat sprake is van onvoldoende motivering voor het samenvoegen van de opdracht. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, verantwoordelijk voor Rijkswaterstaat, heeft mij op maandag 2 maart laten weten dat de opdracht daarom opnieuw zal worden aanbesteed. De Kamervragen worden zo snel mogelijk beantwoord zodra de aanbestedende dienst de klachtenprocedure volledig heeft afgerond en heeft besloten over de precieze invulling van de nieuwe aanbesteding.

Ik kan u daarnaast melden dat de effecten van de bepaling omtrent het samenvoegen van opdrachten en de uitvoering van de motivatieverplichtingen in de Aanbestedingswet 2012 onderdeel zijn van de evaluatie van deze wet.

Uw Kamer wordt uiterlijk deze zomer over de uitkomsten van de evaluatie geïnformeerd.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven