34 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015

Nr. 76 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2015

Met referte aan uw brief van 5 maart 2015 bericht ik u als volgt.

U verzoekt mij om een reactie op het bericht «Deurwaarder stuurt veel te hoge nota’s» (AD, 4 maart 2014) over vermeende omstreden werkwijzen bij huisuitzettingen door deurwaarders. Aanleiding voor dit bericht vormt een tuchtklacht van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) die door haar is ingediend tegen de werkwijze van een gerechtsdeurwaarderskantoor. Samengevat handelt deze klacht over het stelselmatig in rekening brengen bij schuldenaren van mogelijk te hoge en niet noodzakelijke kosten bij ontruimingen.

Ontruiming is een van de meest vergaande bevoegdheden die een gerechtsdeurwaarder kan uitoefenen.

De kosten die een gerechtsdeurwaarder voor het verrichten van ambtshandelingen in rekening mag brengen aan een schuldenaar worden genoemd in het Besluit tarieven ambtshandelingen. De kosten die de gerechtsdeurwaarder aan zijn opdrachtgever in rekening mag brengen zijn vrij onderhandelbaar. In het algemeen geldt dat een gerechtsdeurwaarder geen onnodige kosten mag maken.

De KBvG heeft eind 2014 een klacht bij de tuchtrechter ingediend, omdat zij van oordeel was dat een gerechtsdeurwaarderskantoor bij ontruimingen schuldenaren te hoge en niet noodzakelijke kosten in rekening bracht. De uitspraak van deze procedure is op 14 april aanstaande. Ik volg deze zaak nauwlettend en houd hierover contact met de KBvG.

Ik heb de KBvG naar aanleiding van de berichtgeving in de media verzocht mij te informeren over de mate waarin deze gewraakte werkwijze door gerechtsdeurwaarderskantoren wordt gehanteerd. Om hiervan een beeld te verkrijgen heeft de KBvG alle leden aangeschreven. Ik zal u hierover en over de uitkomst van de tuchtrechtelijke procedure informeren.

Wellicht ten overvloede meld ik dat over de berichtgeving in de media tevens vragen zijn gesteld door de leden Van Nispen en Karabulut (beiden SP) en beantwoord 24 maart jl.1

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1696

Naar boven