34 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015

Nr. 102 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2015

Tijdens het algemeen overleg (AO) met uw Kamer op 30 april 2015 heb ik toegezegd met de vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke Kerk (RK-Kerk)(Kamerstuk 34 000 VI, nr. 99) te spreken en u daarover te informeren. Bij brief van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van 4 juni 2015 heeft u mij verzocht in het gesprek met de kerkelijke vertegenwoordigers mee te nemen de bij slachtoffers bestaande onduidelijkheid over een slotactie, de onzekerheid die dat voor slachtoffers meebrengt en te vragen wanneer daarover meer duidelijkheid wordt verwacht.

Ik heb recent met de voorzitter van de Bisschoppenconferentie (BC), Kardinaal Eijk, de voorzitter van de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR), Broeder Van Dam en de heer Deetman gesproken. In dit gesprek heb ik de tijdens het AO en in de hiervoor genoemde brief door uw Kamer aangegeven aandachtspunten overgebracht. Ik ga hierna in op de concrete gesprekspunten en informeer u tevens over de stand van zaken met betrekking tot de overige toezeggingen die ik tijdens het AO heb gedaan. Voorafgaand aan het AO heb ik overleg gehad met de slachtoffergroepen.

Sluiting van de klachttermijn en de slotactie

In relatie tot de sluitingsdatum voor het indienen van klachten tegen overledenen en/of klachten inzake verjaard seksueel misbruik per 1 mei 2015, die in kort geding door de voorzieningenrechter is vastgesteld, heb ik in het overleg aandacht gevraagd voor blijvende hulp en erkenning en een voorziening voor schrijnende gevallen (motie Van der Steur). De vertegenwoordigers hebben mij verzekerd dat in de omgang met individuele slachtoffers zal worden gehandeld in lijn met de motie Van der Steur.

Ik heb ook de zorgen van uw Kamer over de totstandkoming van de slotactie en de positie van de slachtoffers daarin aan de orde gesteld. De slotactie ziet op het bieden van erkenning, hulp en genoegdoening aan degenen die in de klachtenprocedure van het Meldpunt Seksueel Misbruik Rooms-Katholieke Kerk niet hebben kunnen voldoen aan het vereiste van aannemelijkheid en wier klacht daarom niet gegrond kon worden verklaard. De BC en KNR hebben de heer Deetman gevraagd te adviseren hoe deze slotactie vorm kan worden gegeven. De heer Deetman heeft daarover geadviseerd en mij de contouren van zijn advies geschetst. Hierover vindt nog nader overleg met de vertegenwoordigers van slachtoffers plaats. Daarna zal de heer Deetman (nader) advies uitbrengen aan de BC en de KNR.

De heer Deetman heeft mij aangegeven dat hem er veel aan gelegen is slachtoffers zonder nodeloos tijdverlies erkenning, genoegdoening, ondersteuning en hulp te bieden. Zijn voorstel voor de slotactie is hierop ingericht. Het gaat om een groep van 200 tot 250 slachtoffers, waarvan een aantal vanwege nieuw steunbewijs herziening van hun eerdere ongegrondverklaring heeft gevraagd en een aantal afzonderlijk met de desbetreffende kerkelijke organisatie tot erkenning en genoegdoening is gekomen. In verreweg de meeste gevallen gaat het om slachtoffers die vijf jaar geleden een klacht hebben ingediend. Dit betekent voor de heer Deetman dat geen sprake mag zijn van een nieuwe, langlopende en voor de slachtoffers belastende procedure.

De kerkelijke vertegenwoordigers hebben aangegeven te hechten aan een persoonlijke benadering van de slachtoffers, met betrokkenheid van bisschoppen en hogere religieuze oversten. De kerkelijke autoriteiten zullen over de inhoud van de slotactie naar buiten treden zodra de besluitvorming daarover heeft plaatsgevonden. Ik verwacht dat dit op korte termijn zal zijn.

De heer Deetman zal zijn monitorrapportage uitbrengen als de slotactie is voltooid.

Missionarissen in het buitenland

Met de kerkelijke vertegenwoordigers heb ik voorts gesproken over de belangen van slachtoffers van seksueel misbruik in het buitenland door religieuzen die als missionarissen vanuit de Nederlandse provincie van hun orde of congregatie zijn uitgezonden. Daarop is aangegeven dat de betrokken orde of congregatie de verantwoordelijkheid heeft voor de eigen leden die als missionaris in het buitenland werkzaam zijn. Daarnaast is de bereidheid uitgesproken om naar oplossingen te zoeken in de gevallen waarin strikt genomen geen sprake is van een verantwoordelijkheid van de Nederlandse provincie van de desbetreffende orde of congregatie, maar er wel een relatie is tussen de aangeklaagde en Nederland. Overigens zijn bij de kerkelijke autoriteiten recent geen nieuwe gevallen bekend geworden.

Tot slot kan ik in dit verband nog melden dat ik voorafgaand aan het justitieel vier partijen overleg van begin juni het belang van onderzoek naar seksueel misbruik in de RK-Kerk bij de collega Ministers van Justitie van het Koninkrijk onder de aandacht heb gebracht. Bij collega Navarro heb ik mijn zorgen en die van de Kamer overgebracht ten aanzien van de berichten over de commissie-Koeijers.

Overige toezeggingen

Tijdens het AO van 30 april 2015 heb ik ook toezeggingen gedaan met betrekking tot een mogelijke VOG-eis voor personen die werken met kinderen in het buitenland voor een organisatie die subsidie ontvangt, alertheid op misbruik van kinderen in het buitenland en de toegang voor slachtoffers tot voorzieningen binnen de geestelijke gezondheidszorg. Ik ben hierover in gesprek met mijn ambtgenoten van Buitenlandse Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en hoop u hierover spoedig na het reces nader te kunnen informeren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven