Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2015
In de brief van 29 april 2015 hebben wij u geïnformeerd over de CBS-bijstellingen
van het bruto binnenlands product (bbp) en bruto nationaal inkomen (bni) in 2011 en
2012 en de mogelijke gevolgen hiervan voor onder meer de afdrachten aan de Europese
Unie. Wij hebben daarin toegezegd de Kamer nader te informeren over de CBS-bijstellingen
van het bni/bbp voor de periode 2011–2014 zodra deze bekend zouden worden. Vandaag
heeft CBS in het bijgevoegde persbericht1 onder het kopje bni-bijstellingen nieuwe informatie hierover openbaar gemaakt.
Aanleiding voor deze bijstellingen van het bni is onder meer het gezamenlijk onderzoek
van CBS en De Nederlandsche Bank (DNB) naar de omvang van geldstromen van en naar
het buitenland. Dit onderzoek is eind 2014 gestart vanwege geconstateerde grote verschillen
tussen de Nationale Rekeningen van CBS en de betalingsbalansstatistiek van DNB. Deze
verschillen hebben effect op de cijfers van het primaire inkomen en daarom op het
bni. Het onderzoek is nu afgerond. Voorts heeft CBS conform de reguliere publicatiestrategie
nieuwe informatie verwerkt in de berekeningen van het bbp en het bni voor de periode
2011–2014.
Het bijgevoegde CBS-persbericht geeft een beeld van de bijstellingen van het bni en
het bbp voor de periode 2011–2014.2 Voor de jaren 2011 en 2012 heeft het CBS geen wijzigingen aangebracht ten opzichte
van de opwaartse bijstellingen gemeld in het CBS-persbericht van 29 april 2015. Het
bni van 2013 is op basis van nieuw beschikbaar gekomen aanvullende informatie 3,0
procent hoger uitgevallen dan bij de eerste berekening die in juni 2014 is gepubliceerd.
Het CBS publiceert voor het eerst de berekening van het bni 2014. Voor meer informatie
verwijzen wij u naar het bijgevoegde nieuwsbericht van CBS.
Budgettaire effecten Nederlandse afdrachten
Zoals ook in de brief van 29 april is toegelicht, hangt de omvang van de Nederlandse
afdrachten aan de Europese Unie nauw samen met de omvang van het bni. Bij bijstellingen
van het bni is er sprake van een bruto effect en een netto effect. Het bruto effect
wordt bepaald door de bijstellingen in de betreffende lidstaat. Het netto effect wordt
bepaald door de relatieve wijziging ten opzichte van de andere lidstaten. Het netto
effect bepaalt de uiteindelijke EU-afdracht. Als gevolg van de op 29 april aangekondigde
opwaartse bijstelling over de jaren 2011–2012 werd reeds een bruto nabetaling van
0,2 miljard euro verwacht.3 Aangezien het CBS vandaag heeft aangegeven dat de bni-bijstelling voor deze jaren
gelijk is aan de uitkomsten die op 29 april zijn gepubliceerd, blijft ook de raming
voor de bruto nabetaling voor deze jaren ongewijzigd. Zoals uit het huidige persbericht
van het CBS blijkt, is het bni voor het jaar 2013 eveneens opwaarts bijgesteld; daarnaast
is voor het eerst de berekening van het bni voor 2014 gepubliceerd. Op basis van deze
cijfers wordt ook voor de jaren 2013–2014 een bruto nabetaling verwacht; de omvang
van dit bruto effect wordt ingeschat op 0,2 miljard euro (structureel circa 0,1 miljard
euro).
Het netto-effect is afhankelijk van de ontwikkeling van het bni in de andere EU-lidstaten
en daarom op dit moment nog niet te bepalen. De omvang daarvan zal bekend worden in
het najaar als ook de meest actuele cijfers van het bni in de andere EU-lidstaten
bekend zijn.
De Minister van Financiën,
J.R.V.A. Dijsselbloem
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp