34 000 III Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2015

E BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2015

In uw brief d.d. 3 februari 2015, met kenmerk 156624u, heeft u ter verificatie een weergave van door mij gedane toezeggingen aan de Eerste Kamer voorgelegd. Een van de toezeggingen in deze weergave betreft het betrekken van de rol van de Eerste Kamer bij de vorming van een nieuwe regering in een nog op te stellen notitie over tweekamerstelsels (T01804).

Bij brief van 8 oktober 2014, met kenmerk 3137552, en bij brief van 16 maart 2015, met kenmerk 3142184, heb ik medegedeeld dat ik toezegging T01804 als afgedaan beschouw. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft beide Kamers der Staten-Generaal op 26 september 2014 de notitie over tweekamerstelsels doen toekomen.1 De notitie bevat een internationale vergelijking van tweekamerstelsels, waarin tevens aandacht is besteed aan de relatie tussen regering en senaat in de bestudeerde tweekamerstelsels en aan de eventuele rol van senaten bij de vorming van een nieuwe regering.

Tijdens haar vergadering van 24 maart 2015 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ) echter geconcludeerd dat toezegging T01804 nog open staat, omdat de positie van de Eerste Kamer bij de kabinetsformatie niet aan de orde zou zijn gekomen in de notitie over tweekamerstelsels.

In het licht van het voorgaande verwijs ik in de eerste plaats naar de passage bovenaan blz.20 van de notitie, waarin wordt toegelicht dat slechts in beperkte mate voorbeelden zijn gevonden van parlementaire stelsels waarin de senaat een rol speelt bij het instellen van regeringen.

Waar het specifiek gaat over de rol van uw Kamer bij het formatieproces, besluit sinds de wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in 2012 niet het kabinet maar de Tweede Kamer over hoe dit proces wordt ingericht. In dit kader is relevant dat de Tweede Kamer een evaluatie van de kabinetsformatie in 2012 heeft laten uitvoeren door een commissie bestaande uit prof.mr. P.P.T. Bovend’Eert (voorzitter), prof. dr. C.C. van Baalen en dr. A. van Kessel. In het rapport dat ten behoeve van deze evaluatie is opgesteld, wordt uitgebreid ingegaan op de rol die de Eerste Kamer daarin heeft gespeeld.2

Tot slot wijs ik volledigheidshalve erop dat het functioneren van het tweekamerstelsel ook aan de orde is gekomen tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer op 14 oktober 2014. Ik heb toen toegezegd steun te zullen verlenen aan de totstandkoming van een commissie die zich zal buigen over een staatsrechtelijke herbezinning (T02033). Gelet op het feit dat de instelling van een dergelijke commissie primair de wens van de Eerste Kamer betreft, is afgesproken dat in de Eerste Kamer en Tweede Kamer zal worden geïnventariseerd welke gedachten leven met betrekking tot de opdracht en de samenstelling van deze commissie.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte


X Noot
1

Eerste Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 34 000, C.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 33 410, nr. 72.

Naar boven