34 000 C Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2015

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 oktober 2014

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 15 oktober 2014 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 24 oktober 2014 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Berndsen-Jansen

De adjunct-griffier van de commissie, Verstraten

1

Kunt u per provincie in een tabel uiteenzetten wat de ontwikkeling is van de tarieven en de totale opbrengsten van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting in de periode 2010–2014?

Antwoord: zie tabel

Bron: CBS

Bron: CBS

2

Is de trap-op trap-af systematiek momenteel ook van toepassing op de Brede Doel Uitkering (BDU) voor verkeer en vervoer die de Wet Gemeenschappelijke Regio’s(WGR)+-regio’s ontvangen?

Antwoord: Nee. Er is wel een systematiek van indexering, die in het afgelopen jaar is gewijzigd. De individuele verstrekking in december bevat geen indexering voor het komende jaar. Wel kan in het betreffende jaar een indexering worden toegekend.

Indien de door het kabinet vastgestelde en aan de begroting van IenM toegevoegde index daartoe ruimte geeft, wordt in de loop van het uitvoeringsjaar een index toegepast en berekend over de bedragen van de BDU-beschikking.

3

Wat zijn de ramingen met betrekking tot de BTW-compensatie door gemeenten en provincies voor 2015? Welke effecten zal de de BTW-compensatie volgens de nieuwe systematiek met het BTW-compensatiefonds hebben op de omvang van het provinciefonds voor 2016?

Antwoord: In de begroting voor 2015 van Financiën en Nationale Schuld is in de tabel budgettaire gevolgen van artikel 6, BTW-compensatiefonds, te zien dat er voor 2015 in totaal ruim € 2,9 mrd. aan btw-compensatie wordt geraamd waarvan € 2,6 mrd. voor gemeenten en € 336 mln. voor provincies.

Conform afspraken in het financieel akkoord geldt er vanaf 2015 een plafond op het BTW-compensatiefonds (BCF). Het plafond wordt gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds en provinciefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF.

Wanneer in 2016 het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds en provinciefonds. Deze toevoeging of uitname wordt over het gemeentefonds en provinciefonds verdeeld conform de aandelen van de gezamenlijke gemeenten en gezamenlijke provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

4

Wat is de reden voor de vertraging van de vormgeving van het onderhoudssysteem van het provinciefonds?

Antwoord: Voor een onderhoudssysteem van het provinciefonds is het van groot belang dat deze bij de provincies ook over veel draagvlak kan beschikken. In verband hiermee wordt nu in 2014 en 2015 het onderhoudsinstrument verder vorm gegeven.

5

Wat zijn de gevolgen van de vertraging van de vormgeving van het onderhoudssysteem voor het verdeelsysteem van het provinciefonds?

Antwoord: Het noodzakelijk onderhoud aan het provinciefonds als gevolg van veranderingen op de korte termijn in het takenpakket of wijzigingen van de verdeelmaatstaven ondervindt geen gevolgen van de vertraging. De werkzaamheden voor het toekomstbestendig houden/maken op de langere termijn van de verdeelsystematiek worden nu mogelijk later gestart.

6

Waarom worden de gelden voor de RSP-onderdelen1 Ruimtelijk-economisch Programma uitgekeerd via het provinciefonds en niet via het infrafonds?

Antwoord: Het Ruimtelijke Economisch Programma (REP) is onderdeel van het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP ZZL), een medio 2008 met Noord Nederland afgesproken pakket van maatregelen als compensatie voor het niet doorgaan van de Zuiderzeelijn.

Binnen het zogenaamde REP wordt onderscheid gemaakt in een rijksdeel (via de begroting van het Ministerie van EZ) en een regionaal deel, dat uit praktische overwegingen op de begroting van IenM staat. Voor het regionale deel van het REP heeft de regio de volledige zeggenschap over de selectie en uitvoering van projecten. Hierdoor ontbreekt een subsidierelatie, waardoor uitkering via het Infrastructuurfonds niet voor de hand ligt. Daarnaast zijn deze middelen in principe ook niet bestemd voor infrastructuurprojecten maar voor projecten gericht op energie, watertechnologie, sensortechnologie, lifesciences, agribusiness, chemie, toerisme, metaal en scheepsbouw en MKB-beleid.

7

Maakt de overdracht van de Dienst Landelijk Gebied naar de provincies deel uit van de decentralisatie-uitwerking natuur?

Antwoord: In september 2011 hebben Rijk en provincies het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur gesloten. Daarbij is afgesproken dat de provincies per 2015 verantwoordelijk worden voor het «provinciaal aandeel» in DLG, waarvoor € 41 mln. aan het Provinciefonds wordt toegevoegd. Dit deel van het DLG wordt in 2015 overgedragen aan de provincies.

8

Kunt u een actuele stand geven van het eigen vermogen, de algemene reserve, de bestemmingsreserves, de resultaten, het vreemd vermogen en de voorzieningen van de gezamenlijke provincies? Kunt u dit zowel uitsplitsen per provincie?

Antwoord: In onderstaande tabel staan de gevraagde gegevens. Deze zijn nu beschikbaar tot en met rekening 2013.


X Noot
1

RSP: Regio Specifiek Pakket

Naar boven