33 997 Vliegramp MH17

Nr. 49 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE, VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2015

De ramp met vlucht MH17 heeft zich bijna een jaar geleden voltrokken en houdt onze samenleving en in het bijzonder de nabestaanden van de slachtoffers nog elke dag bezig.

De inspanningen van het kabinet zijn en blijven gericht op de drie door het kabinet geformuleerde doelstellingen:

  • 1. repatriëring van de lichamen en persoonlijke bezittingen;

  • 2. onderzoek naar de toedracht van de ramp;

  • 3. strafrechtelijk onderzoek.

Met deze brief stellen wij uw Kamer op de hoogte van de laatste stand van zaken ten aanzien van deze prioriteiten en de nasleep van de ramp met vlucht MH17. Onderstaand wordt op verschillende aspecten die hierin een rol spelen nader ingegaan.

Identificatie en repatriëring

Van de 298 slachtoffers zijn er 296 geïdentificeerd. In april 2015 zijn tijdens een bergingsmissie opnieuw stoffelijke resten gevonden. Dit is gebeurd op de zogeheten burnsites die uitgebreid zijn doorzocht. Hoewel maximaal is ingezet op het repatriëren van alle slachtoffers, kan nooit worden uitgesloten dat in de toekomst nog stoffelijke resten gevonden worden. Met de lokale autoriteiten en bevolking zijn afspraken gemaakt over de berging hiervan.

Om van de grote hoeveelheid stoffelijke resten DNA-profielen te kunnen laten maken, zijn naast het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) drie buitenlandse laboratoria (in Bosnië-Herzegovina, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten) ingeschakeld. Deze laboratoria beschikken over de juiste ervaring en capaciteit. Deze inzet vond plaats onder aansturing van het NFI. In het buitenland zijn DNA-profielen gemaakt, de matching gebeurt in Nederland. Het identificatieproces van de stoffelijke resten (dus zowel DNA-profilering als matching), voor zover deze kansrijk konden worden bemonsterd, loopt tot 1 juli 2015. De laatste twee slachtoffers zijn tot op heden nog niet geïdentificeerd. De kans dat dit alsnog gaat gebeuren moeten we helaas zeer klein achten.

Het teruggeven aan de nabestaanden van alle geïdentificeerde stoffelijke resten die nog in Hilversum bij het NFI aanwezig zijn, is een proces dat in overleg met de nabestaanden geschiedt en zorgvuldig wordt uitgevoerd. De inzet van het NFI is er op gericht om voor dit proces voor 17 juli aanstaande met alle nabestaanden afspraken te maken.

Met de Stichting Nabestaanden MH17 worden afspraken gemaakt over de bewaar- of rustplaats van de resten die niet geïdentificeerd konden worden en de geïdentificeerde stoffelijke resten waarvan nabestaanden afstand hebben gedaan (bijvoorbeeld omdat de begrafenis of crematie al heeft plaatsgevonden). Bovenstaande procedure is vastgelegd in een factsheet dat voor nabestaanden beschikbaar is gesteld via het besloten deel van het Informatie en Verwijs Centrum (IVC).

Teruggave persoonlijke bezittingen

Tijdens de laatste bergingsmissie in april zijn opnieuw veel persoonlijke bezittingen verzameld en naar Nederland vervoerd. Deze bezittingen worden – voor zover mogelijk – in juli 2015 aan de nabestaanden teruggegeven. Daarmee zijn dan alle bezittingen die terug te brengen zijn op een persoon geretourneerd. De enige uitzonderingen zijn enkele gegevensdragers zoals laptops, telefoons en fototoestellen. Deze zijn of waren in beslag genomen voor het strafrechtelijk onderzoek. Het terugbrengen van deze gegevensdragers kost tijd. Tijdens de recente bergingsmissie zijn op de beide burnsites ook vliegtuigwrakstukken aangetroffen en andere werden door de lokale bevolking verzameld. Deze zijn inmiddels per vrachtwagen naar Nederland vervoerd.

Nabestaanden / Nazorg

Herdenking door Stichting MH17

De Stichting Vliegramp MH17 organiseert een herdenking voor zowel Nederlandse als buitenlandse nabestaanden. Deze wordt gehouden in het NBC Congrescentrum te Nieuwegein op 17 juli 2015. De rijksoverheid, Slachtofferhulp Nederland en Stichting Arq Impact ondersteunen de Stichting Vliegramp MH17 bij de organisatie van de herdenking. Het programma van de Herdenking is gemaakt voor en door nabestaanden.

De bijeenkomst wordt ook bijgewoond door een vertegenwoordiging van de regering, de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer en ambassadeurs van de grieving nations.

Herdenking in Kiev

In Kiev houdt de Nederlandse ambassade op 17 juli een kleinschalige herdenkingsbijeenkomst voor de Nederlandse gemeenschap in Oekraïne, vertegenwoordigers van de grieving nations, internationale organisaties en de Oekraïense regering. De ambassadeurs van Australië, Maleisië en Nederland en de Oekraïense vicepremier Hennadii Zubko zullen daar hun respect betuigen aan de slachtoffers en de nabestaanden.

Zorg voor nabestaanden

De ramp met MH17 heeft een grote impact gehad op de nabestaanden. De meeste van hen kunnen het verlies uiteindelijk zelfstandig verwerken met hulp van familie, vrienden en de sociale omgeving. Als nabestaanden professionele hulp nodig hebben bij hun rouwverwerking kunnen zij contact opnemen met hun huisarts die hen zo nodig kan doorverwijzen voor gespecialiseerde zorg. Huisartsen, psychologen en casemanagers van Slachtofferhulp Nederland kunnen voor vragen over verwerking, rouwreacties en verwijzing contact opnemen met het Nazorg Contact Punt bij de Stichting Impact Arq, dat in opdracht van het Ministerie van VWS is ingesteld.

Van eerdere rampen is bekend dat bijzondere momenten, bijvoorbeeld de herdenking op 17 juli en de publicatie van onderzoeken, van grote waarde zijn maar ook een extra belasting kunnen vormen. Ook de langdurige trajecten van het identificeren van lichamen, de teruggave van eigendommen en het regelen van praktische zaken zijn stressvol.

Het afgelopen jaar zijn familierechercheurs van de politie en casemanagers van Slachtofferhulp Nederland beschikbaar geweest voor allerlei vragen waar nabestaanden mee werden geconfronteerd. Verder hebben Stichting Impact Arq en Slachtofferhulp Nederland in opdracht van het Ministerie van VenJ het IVC opgezet (www.vliegrampoekraine.nl). Dit bestaat uit een openbaar deel waar algemene informatie over allerlei onderwerpen beschikbaar is en een besloten deel voor nabestaanden om vragen te stellen en met elkaar en professionals te praten over hun situatie. In deze omgeving wordt door Slachtofferhulp Nederland, de rijksoverheid, de OVV en het OM nog voortdurend informatie gedeeld die alleen bestemd is voor de directe nabestaanden. Aan de website is een nieuwsbrief gekoppeld die op dit moment nog twee keer per week verschijnt. Het IVC blijft de komende periode beschikbaar.

Consulaire zaken

Op 10 juni jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een laatste consulaire briefing georganiseerd voor de grieving nations. Tijdens deze briefing zijn de grieving nations geïnformeerd over de voortgang van het identificatieproces, over het proces van de teruggave van persoonlijke eigendommen, over de herdenking die op 17 juli in Nieuwegein plaatsvindt en over de voortgang van de afgifte van overlijdensakten door Oekraïne.

Oekraïne heeft de overlijdensakten opgemaakt voor niet-Nederlanders die niet in Nederland woonachtig waren. Deze zijn vervolgens door het Ministerie van Buitenlandse Zaken vertaald in het Nederlands en Engels en van een apostille dan wel legalisatie voorzien. Het overgrote deel van de Oekraïense overlijdensakten is al overhandigd aan de nabestaanden. De laatste Oekraïense overlijdensakten worden spoedig aan de nabestaanden overhandigd.

Onderzoeken

Onderzoek naar de toedracht

De Onderzoeksraad voor Veiligheid streeft ernaar zijn eindrapport in oktober 2015 te publiceren.

Strafrechtelijk onderzoek/JIT

Het onderzoek door het Joint Investigation Team (JIT) waaraan acht officieren van justitie van het Nederlandse Openbaar Ministerie (OM) zijn verbonden is nog in volle gang. Het onderzoek levert nog steeds nieuwe informatie op. De getuigenoproep van 30 maart 2015 heeft tientallen bruikbare reacties opgeleverd. Inmiddels zijn verschillende personen als getuigen gehoord en staan verdere verhoren gepland. Verder is onderzoek gedaan aan de geborgen wrakstukken van het vliegtuig en aan het materiaal dat veiliggesteld is tijdens de laatste bergingsmissie in Oekraïne. Dit onderzoek zal moeten helpen bij de vaststelling waarmee en vanaf welke locatie het vliegtuig is neergeschoten en wie daarvoor verantwoordelijk is.

In het kader van het strafrechtelijk onderzoek is op 15 juni in Oost-Oekraïne een nieuwe missie gestart, in opdracht van het JIT. Een aantal experts van de Nationale Politie en Defensie voerde deze missie uit. De missie was gericht op het vergaren van verder bewijs ter ondersteuning of verwerping van verschillende scenario's over de toedracht van de vliegramp. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) faciliteerde de missie die twee weken geleden is aangevangen. Op meerdere plekken zijn grondmonsters genomen. Ook is technisch onderzoek gedaan om de locatie van zendmasten vast te stellen en de werking van het telefoonnetwerk in Oost-Oekraïne te kunnen controleren.

Experts hebben met hulp van de OVSE toegang gekregen tot de regio Donetsk, de vertegenwoordigers van de zelfverklaarde Volksrepubliek Loegansk hebben tot de regio Loegansk geen toegang willen verlenen. De missie is op 29 juni afgerond.

Het OM informeert alle nabestaanden over de laatste ontwikkelingen binnen het strafrechtelijk onderzoek.

Veiligheidsbeeld Oost-Oekraïne

De veiligheidssituatie in Oost-Oekraïne is de afgelopen weken vrijwel ongewijzigd. Het aantal schermutselingen is licht gestegen en de geweldsincidenten vinden op meer locaties langs de zogeheten Line-of-Contact plaats. Het wantrouwen tussen de partijen overheerst, waardoor zonder waarschuwing de gevechten opnieuw kunnen uitbreken. Er zijn echter geen indicaties voor oplaaiende grootschalige gevechten op de zeer korte termijn.

De ontwikkeling van de veiligheidssituatie is in sterke mate afhankelijk van de werkelijke intentie van de partijen ten aanzien van het Minsk II-akkoord. Tot op heden zijn de indicaties hierover tegenstrijdig. Er zijn aanwijzingen voor toenemende spanningen tussen rebellengroeperingen onderling. Dit kan op termijn leiden tot geweldsincidenten in het separatistische achterland.

Nederland blijft onverminderd inzetten op uitvoering van de Minsk-akkoorden onder toezicht van de OVSE. Het is zaak eensgezind uit te blijven dragen dat dit conflict niet militair maar politiek moet worden opgelost. Minsk biedt hiervoor het kader waaraan alle partijen zich hebben gebonden.

Internationale inspanningen

Het kabinet blijft zich inzetten om MH17 hoog op de internationale agenda te houden. Zo worden onder andere briefings georganiseerd voor vertegenwoordigers van de meest betrokken landen. Dit is bijvoorbeeld gebeurd tijdens de Global Conference on Cyber Space op 16 april in Den Haag of de Toetsingsconferentie inzake het Non-Proliferatie Verdrag op 29 april in New York. Het kabinet agendeert MH17 gebruikelijk voor bilaterale gesprekken met de meest betrokken regeringen. Nederlandse vertegenwoordigers brengen het onderwerp regelmatig ter sprake in de diverse internationale gremia.

Met het vorderen van de onderzoeken wordt de daaropvolgende fase van vervolging en berechting steeds meer relevant. Het kabinet buigt zich momenteel over de mogelijkheden hiervan, indachtig de Veiligheidsraadresolutie 2166 van 21 juli 2014, die onder andere eist dat «... those responsible for this incident be held to account and that all States cooperate fully with efforts to establish accountability.» Voor het kabinet staan hierbij gerechtigheid en de belangen van de nabestaanden voorop. Om dit te bereiken wordt in eerste instantie gesproken met de landen van het JIT. Deze hebben immers al een goedlopende samenwerking bij de opsporing opgebouwd die als basis voor samenwerking bij de vervolging kan dienen. Voor effectieve vervolging en berechting zal evenwel een grotere coalitie en brede internationale samenwerking een voorwaarde zijn. In dat verband heeft de Minister van Buitenlandse Zaken recent bezoeken gebracht aan Washington, Moskou en Beijing en heeft hij daarnaast gesproken met zijn Britse en Franse collega’s. Zodra de ontwikkelingen op dit terrein daartoe aanleiding geven zal uw Kamer daarover worden geïnformeerd.

Hulp aan omwonenden rampplek MH17

Na het ongeluk met de MH17 hebben veel omwonenden een positieve rol gespeeld in de nasleep van de ramp. Lokale burgers zijn onder andere betrokken geweest bij de repatriëring en het opruimen van de crashsite. Zonder dat hier veel aandacht aan is besteed, is door lokale autoriteiten en omwonenden veel voor Nederland gedaan. Om de omwonenden te bedanken, is gekozen voor zowel korte termijn hulp alsmede een duurzame interventie. Met de hulp op korte termijn levert Nederland via een internationale NGO hulpgoederen aan de bewoners in de dorpen in het gebied. Het gaat hierbij om voedingsmiddelen en hygiëneproducten. In de hulppakketten is tevens een dankbrief namens de leider van de bergingsmissie toegevoegd. Alle inwoners van de getroffen dorpen zullen – indien de veiligheidssituatie het toelaat – dit hulppakket voor 17 juli aanstaande ontvangen.

Voor de duurzame interventie is meer tijd nodig. Bij deze interventie is het doel op duurzame wijze de levensomstandigheden in de omliggende dorpen te verbeteren en aandacht te besteden aan de gevolgen van de MH17 ramp ter plaatste. De mogelijkheden hiervoor worden momenteel onderzocht. Ook hierbij speelt de veiligheidssituatie een belangrijke en vooralsnog beperkende rol en moet goed duidelijk zijn met wie in de verschillende dorpen wordt samengewerkt (mede vanuit het oogpunt de principes van good governance en non-corruptie). Uit veiligheidsoverwegingen worden op dit moment geen nadere details over deze duurzame steun gegeven.

Luchtvaartveiligheid (ICAO)

Van 13 tot 15 juli aanstaande vindt in Montreal de eerste bijeenkomst plaats van een speciale International Civil Aviation Organization(ICAO) werkgroep die de toepassing van de ICAO verdragen bespreekt in relatie tot het vliegen over conflictgebieden. Nederland zal in deze werkgroep de volgende drie punten naar voren brengen.

In de eerste plaats zal Nederland aandacht vragen voor de toepassing van het soevereiniteitsbeginsel (artikel 1 Verdrag van Chicago) als het gaat om de sluiting van het luchtruim. Het soevereiniteitsbeginsel als zodanig zal Nederland niet ter discussie stellen aangezien dit beginsel de basis is waar het hele stelsel van internationale afspraken in de luchtvaart op is gebaseerd. Het kabinet is echter van mening dat het soevereine recht om het luchtruim boven het eigen territorium te sluiten ook een bepaalde verantwoordelijkheid meebrengt als het gaat om het waarborgen van de veiligheid van de internationale burgerluchtvaart. Hoewel het verdrag in beginsel uitgaat van een dergelijke verantwoordelijkheid is nadere verduidelijking van belang. Nederland zal zich ervoor inzetten dat in de werkgroep wordt onderzocht hoe in de toepassing van de ICAO regelgeving meer aandacht kan worden besteed aan bovengenoemde verantwoordelijkheid.

Als tweede punt zal Nederland in de werkgroep de vraag aan de orde stellen in hoeverre ICAO een rol kan spelen bij het signaleren van veiligheidsvraagstukken over het luchtruim boven conflictgebieden. ICAO heeft eerder een signalerende rol vervuld toen in april 2014 aandacht werd gevraagd voor de onveilige situatie in het luchtruim boven de Krim als gevolg van het feit dat twee luchtverkeersleidingen controle claimden. De vraag is of deze signalerende rol van ICAO verder kan worden verduidelijkt en uitgebreid.

Ten derde zal Nederland in de werkgroep vragen om te onderzoeken of aanpassing nodig is van de ICAO regels die bepalen hoe luchtvaartmaatschappijen een goede risicoanalyse moeten maken. In deze regels moet voldoende aandacht worden besteed aan de risico’s van het vliegen boven conflictgebieden.

Tot slot wordt gewezen op de ontwikkelingen inzake de website van ICAO waar landen informatie op kunnen plaatsen over conflictgebieden. Inmiddels hebben de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, de Verenigde Arabische Emiraten en Libië informatie geplaatst. De informatie heeft betrekking op het luchtruim van Mali, Soedan, Zuid Soedan, Libië, Syrië, Irak, Egypte, Afghanistan, Somalië, Jemen en Oekraïne. Het is een bemoedigende ontwikkeling dat steeds meer landen bereid zijn om informatie op de ICAO website plaatsen. De ICAO website is echter op proefbasis en zal door ICAO eind 2015 geëvalueerd worden. De ICAO lidstaten worden tot uiterlijk 15 december 2015 in de gelegenheid gesteld om hun ervaringen met betrekking tot het gebruik van deze website met ICAO te delen.

Overleg naar aanleiding van motie Sjoerdsma

Zoals eerder meegedeeld aan uw Kamer was een tweede overleg, mede naar aanleiding van de motie Sjoerdsma, Voordewind en Omtzigt, gepland voor de zomer. Dit overleg heeft inmiddels op 24 juni plaatsgevonden onder leiding van de Ministeries van Veiligheid en Justitie en Infrastructuur en Milieu. In deze motie is het kabinet opgeroepen in overleg te treden met de Nederlandse luchtvaartsector om te komen tot verbeterde informatievergaring en risicoanalyse inzake veilig vliegen over conflictgebieden (Kamerstuk 33 997, nr. 32).

Aan het overleg hebben de volgende organisaties deelgenomen: de Ministeries van Veiligheid en Justitie, Infrastructuur en Milieu en Buitenlandse Zaken, de inlichtingendiensten (AIVD en MIVD), luchtvaartmaatschappijen (KLM, Corendon en Arkefly) en de Vereniging voor Nederlandse Vliegers (VNV). Het overleg verloopt naar volle tevredenheid van alle betrokken partijen.

In aanloop naar de bevindingen van de OVV verkent de groep, binnen de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling, hoe het proces van informatiedeling en risicoanalyses kan worden geoptimaliseerd. Daarbij wordt breed verkend hoe dat in andere landen gebeurt, wat daarvan geleerd kan worden en hoe dat in de Nederlandse situatie toepasbaar is. Op dit moment wordt bezien of eerder genoemd overleg een structureel karakter moet krijgen. In de verdere uitwerking hiervan worden de conclusies en aanbevelingen van de OVV uiteraard betrokken. Na het zomerreces zal een volgend overleg plaatsvinden.

Evaluatie crisisorganisatie

De onafhankelijke evaluatie van het functioneren van de nationale crisisorganisatie na de ramp met de MH17, die in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) wordt uitgevoerd door het onderzoeksteam onder leiding van de Universiteit Twente, is in volle gang. Zoals eerder gemeld, zal het onderzoek naar verwachting in het najaar van 2015 worden opgeleverd.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven