33 997 Vliegramp MH17

Nr. 176 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 2023

Hierbij wordt uw Kamer, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, geïnformeerd over ontwikkelingen inzake het strafrechtelijk onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17, de statenklacht tegen Rusland bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de procedure tegen Rusland bij de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). Deze procedures dragen bij aan het bewerkstelligen van waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap voor alle 298 slachtoffers van het neerhalen van vlucht MH17 en hun nabestaanden.

Strafrecht

Op 17 november 2022 deed de rechtbank Den Haag uitspraak in de strafzaak tegen de vier verdachten voor hun rol bij het neerhalen van vlucht MH17. Drie verdachten werden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, één verdachte werd vrijgesproken. Nu tegen deze uitspraken geen beroep is ingesteld, zijn deze vonnissen inmiddels onherroepelijk geworden, zo heeft het OM al eerder kenbaar gemaakt. Door de betrokken partijen binnen de opsporing en het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt gewerkt aan de tenuitvoerlegging van het vonnis en de opsporing van de veroordeelden.

Vandaag heeft het OM namens het Joint Investigation Team (JIT) de resultaten van het nog lopende opsporingsonderzoek naar overige verantwoordelijken bij het neerhalen van vlucht MH17 bekendgemaakt. Het OM deed dat in de eerste plaats in een besloten bijeenkomst voor nabestaanden en vertegenwoordigers van de Grieving Nations, gevolgd door een openbare persconferentie. Het OM maakte bekend dat in het opsporingsonderzoek voor nu alle mogelijkheden zijn benut. De bevindingen kunnen op dit moment niet leiden tot de vervolging van nieuwe verdachten. Voor de resultaten van het onderzoek en de overwegingen die tot deze voorlopige conclusie hebben geleid, kunt u terecht op de website van het OM.1

Het OM heeft benadrukt dat de bevindingen die vandaag kenbaar zijn gemaakt, niet per definitie het einde van het strafrechtelijk traject betekenen. Met het oog daarop zal de JIT-overeenkomst opnieuw worden verlengd en bij relevante ontwikkelingen kan alsnog besloten worden tot het instellen van een nader opsporingsonderzoek al dan niet leidend tot vervolging.

Het is goed voorstelbaar dat de belangrijke bevindingen die vandaag door het OM zijn gepresenteerd opnieuw veel impact hebben op de nabestaanden. Het kabinet heeft diep respect voor de nabestaanden en de wijze waarop zij zich de afgelopen jaren bezig hebben gehouden, en nog steeds bezig houden, met het vinden van antwoorden op de vele vragen die zij hebben over het neerhalen van vlucht MH17 en met het verlies van hun dierbaren.

Het kabinet heeft grote bewondering voor de inzet van de JIT-partners en van allen die in Nederland vanuit het OM, de politie, het NFI, en andere instanties bij dit bijzondere opsporingsonderzoek betrokken zijn geweest. De indrukwekkende rapportage die het OM vandaag openbaar heeft gemaakt, geeft een beeld van de omvang van dit complexe en zware onderzoek. De bevindingen van het JIT hebben niet alleen geleid tot de veroordeling van drie individuen, maar zijn ook van grote waarde bij de andere nog lopende procedures die door de Nederlandse staat worden gevoerd bij het EHRM en de ICAO. Ook de informatie die vandaag openbaar is gemaakt kan van belang zijn voor deze lopende procedures.

Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)

Op 10 juli 2020 heeft Nederland een statenklacht ingediend bij het EHRM tegen de Russische Federatie (hierna Rusland) inzake zijn rol bij het neerhalen van vlucht MH17 (Kamerstuk 33 997, nr. 152). Op 25 januari 2023 heeft het EHRM besloten dat de statenklacht van Nederland ontvankelijk is.

De ontvankelijkheid betreft een beoordeling door het EHRM of de zaak aan de voorwaarden voor inhoudelijke behandeling voldoet. Een belangrijk punt in de beslissing van 25 januari 2023 is dat het EHRM vaststelt dat Rusland sinds 11 mei 2014 effectieve controle had over het oosten van Oekraïne en dat daarmee de omstandigheden die geleid hebben tot het neerhalen van vlucht MH17 binnen de rechtsmacht van Rusland vallen. Het is de eerste keer dat een internationale rechter zich heeft uitgesproken over de rol van Rusland in het oosten van Oekraïne in 2014 en bij het neerhalen van vlucht MH17. Naast rechtsmacht gelden twee formele eisen: de nationale rechtsmiddelen moeten zijn uitgeput en de klacht moet binnen zes maanden na de uitputting van de nationale rechtsmiddelen of binnen zes maanden na het feit waarover wordt geklaagd worden ingediend bij het EHRM. Het EHRM heeft geoordeeld dat er geen rechtsmiddelen waren in Rusland die door de nabestaanden hadden kunnen worden benut en dat in de bijzondere omstandigheden van het geval de zes-maanden-eis niet Nederland kan worden tegengeworpen.

Ook heeft het EHRM vastgesteld dat de BUK-TELAR en de raket zijn geleverd door Rusland. Het EHRM heeft bij de beoordeling gebruik gemaakt van het uitgebreide feitenmateriaal dat was aangeleverd. In de beslissing wordt het werk van onder meer het JIT uitdrukkelijk geprezen.

De beslissing van het EHRM op de genoemde punten zal een positief effect hebben op de individuele zaken die inmiddels door ongeveer 500 nabestaanden zijn ingediend tegen Rusland.

De volgende stap is de inhoudelijke behandeling van de statenklacht. Over het te verwachten tijdpad kunnen op dit moment nog geen concrete mededelingen worden gedaan maar zal naar verwachting nog wel enkele jaren behelzen.

Procedure Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO)

Op 14 maart 2022 is Nederland, samen met Australië, een juridische procedure gestart bij de ICAO-Raad tegen Rusland voor zijn rol bij het neerhalen van vlucht MH17. U bent hierover bij brieven van 14 maart 2022 en 4 november 2022 geïnformeerd.2 Nederland en Australië hebben de ICAO-Raad gevraagd vast te stellen dat Rusland zijn verplichtingen onder het Verdrag van Chicago heeft geschonden door het gebruik van een wapen tegen een burgerluchtvaartuig tijdens de vlucht, waarbij 298 slachtoffers om het leven zijn gekomen, en daaraan rechtsgevolgen te verbinden, waaronder een vergoeding van de geleden schade.

Rusland heeft in reactie op de door Nederland en Australië gestarte procedure ervoor gekozen om in eerste instantie de bevoegdheid van de ICAO-Raad om zich over deze zaak uit te spreken aan te vechten. Dat betekent dat de ICAO-Raad zich daarover eerst moet uitspreken voordat de Raad over kan gaan tot de inhoudelijke behandeling van de aansprakelijkheid van Rusland. Nederland en Australië hebben op 11 november 2022 een reactie ingediend op stukken die naar aanleiding van de klacht door Rusland bij de Raad zijn neergelegd. Hiermee is het schriftelijke deel van de procedure afgerond. Besluitvorming over de bevoegdheid en ontvankelijkheid staat op de agenda van de volgende sessie van de ICAO-Raad in maart.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Naar boven