33 980 Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving

I BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister voor Medische Zorg en Sport

Den Haag, 19 maart 2019

Op 17 december 2018 heeft u de Kamer tijdens de plenaire behandeling in eerste termijn verzocht om aanhouding van het wetsvoorstel1 inzake wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving, teneinde u te beraden op de inhoud van het wetsvoorstel. Onder verwijzing naar de sinds enige tijd door de Kamer gehanteerde beleidslijn2 dat de plenaire behandeling van en de stemming over een wetsvoorstel – behoudens bijzondere omstandigheden – maximaal drie maanden kunnen worden aangehouden met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal drie maanden, heeft de Kamer ingestemd met uw verzoek. Daarbij is u verzocht de Kamer een brief te sturen met daarin een uitvoerige uiteenzetting van de punten waarop u zich zou willen beraden.3

In uw brief van 5 maart jl.4 zet u uiteen welke punten naar aanleiding van het debat van 17 december 2018 nader worden onderzocht. U besluit uw brief met de mededeling dat de Kamer eerst rond de zomer kan worden geïnformeerd over uw standpunt op de genoemde punten, omdat het uit te voeren onderzoek tijd kost.

Ondanks het ontbreken van expliciet daartoe strekkende bewoordingen, heeft de Kamer uw brief opgevat als een verzoek om een eenmalige verlenging van maximaal drie maanden. Overeenkomstig de reeds genoemde beleidslijn van de Kamer is uw brief daarom voorgelegd aan de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en aan de orde gesteld in het College van Senioren. Gelet op het advies van de vaste commissie voor VWS en gehoord het College van Senioren heeft de Kamer – mede gelet op de aanstaande Kamerwisseling – besloten de behandeling van dit wetsvoorstel af te handelen met de Kamer in huidige samenstelling.

In verband daarmee heb ik besloten de voortzetting van de plenaire behandeling te agenderen op dinsdag 14 mei 2019 dan wel op dinsdag 21 mei 2019. Gaarne verneem ik zo spoedig mogelijk naar welke datum uw voorkeur uitgaat.

Om voor de leden een goede inhoudelijke voorbereiding van het debat mogelijk te maken, verzoek ik u de resultaten van het uitgevoerde nader onderzoek alsmede uw standpunt op de door u genoemde punten uiterlijk 19 april 2019 aan de Kamer te doen toekomen.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Kamerstukken I, 2015/16, 33 980, A

X Noot
2

Kamerstukken I, 2017/18, 34 775, AB

X Noot
3

Handelingen I, 2018/19, nr. 12, item 2, p. 24–25

X Noot
4

Kamerstukken I, 2018/9, 33 980, H

Naar boven