Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 februari 2015
De Wet verantwoorde groei melkveehouderij, onderdeel van de Meststoffenwet, biedt
de kaders voor de melkveehouderij om zich binnen de milieurandvoorwaarden van de Nitraatrichtlijn
te kunnen ontwikkelen (Kamerstuk 33 979, nr. 70). Op basis van deze wet moeten melkveehouders die hun productie uitbreiden en als
gevolg daarvan meer mest (uitgedrukt in fosfaat) produceren, verantwoorden dat zij
over voldoende grond beschikken om de extra fosfaat binnen het bedrijf te kunnen gebruiken
of de extra fosfaat verwerken. Het is echter wenselijk dat de melkveehouderij haar
kenmerkende grondgebonden karakter voor de toekomst behoudt en versterkt. Dat is de
ambitie van het kabinet en ook die van de sector. Daarom bereid ik, op basis van de
genoemde wet, een algemene maatregel van bestuur (AMvB) voor die de mogelijkheid voor
melkveehouders om uitbreiding van fosfaatproductie in zijn geheel te compenseren via
mestverwerking beperkt. Zo wordt geborgd dat de uitbreiding van de melkveehouderij
gedeeltelijk grondgebonden plaatsvindt en dus niet volkomen grondloos kan zijn.
De invulling van de AMvB bepaalt aan welke voorwaarden individuele melkveehouders
moeten voldoen op het moment dat zij hun bedrijf uitbreiden. In die zin stuurt de
AMvB op de uitbreidingsmogelijkheden van individuele ondernemers. Het is van belang
dat er snel duidelijkheid komt over de invulling van de AMvB, maar het moet ook zorgvuldig
gebeuren. In de Eerste Kamer heb ik aangegeven de verwachting te hebben dat de AMvB
voor 1 maart 2015 in het kader van de voorgeschreven voorhangprocedure aan kan worden
geboden aan beide Kamers der Staten-Generaal. Een goed evenwicht tussen snelheid en
zorgvuldigheid maakt echter dat ik verwacht de AMvB in de loop van maart aan beide
Kamers aan te kunnen bieden. Ik zal voor ik de AMvB aanbied, bestuurlijk overleg zoeken
met eerder ook betrokken partijen uit de sector (LTO, NZO, NMV en NAJK) en maatschappelijke
organisaties.
Ik begrijp dat er enige onzekerheid is ontstaan over wat de consequenties zijn wanneer
de invulling van de AMvB later dan 1 maart bekend wordt. In alle gevallen geldt dat
de beperkingen die in de AMvB worden gesteld, pas gelden nadat de AMvB van kracht
zal zijn geworden. Na inwerkingtreding van de AMvB zullen melkveehouders jaarlijks
hun overschrijding van de fosfaatreferentie moeten verantwoorden via grond en deels
eventueel verwerking op de wijze zoals in de AMvB zal worden neergelegd. De verantwoording
via grond geschiedt dan door de opgave van grondgebruik in de GDI, die jaarlijks voor
15 mei moet worden gedaan.
Met genoemde partijen wil ik ook bezien op welke wijze de eerder door mij aangekondigde
actiegerichte aanpak van grondgebondenheid in brede zin te borgen kan worden ingevuld
zodat meer melkveehouders hun dieren weiden. Het stimuleren van weidegang is, zoals
ook in debat met uw Kamer aangegeven, geen onderdeel van de AMvB, maar wel een ambitie
die de sector en ik delen en waarover ik in een parallel traject nadere afspraken
wil maken. Ik zal uw Kamer hierover, gelijk met de aanbieding van de AMvB, nader informeren.
Dan zal ik ook mijn reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Economische
Zaken over de behandeling van het wetsvoorstel verantwoorde groei melkveehouderij
in de Eerste Kamer en over de kritiek van het Centrum voor Landbouw en Milieu op de
verkenning van het Landbouw Economisch Instituut doen toekomen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma