I
In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 21, tweede lid, aanhef, voor de dubbele
punt ingevoegd: zijn melkvee in de periode van 1 april tot 1 oktober ten minste 120
dagen minimaal zes uren per dag buiten laat weiden, voor zover dit reeds in het kalenderjaar
2013 plaatsvond of diens melkvee sindsdien in aantal is toegenomen, alsmede.
II
In artikel I, onderdeel D, worden in artikel 21 na het vijfde lid twee leden ingevoegd,
luidende:
-
5a. Onder bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen nadere voorwaarden
wordt gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de in het tweede lid, aanhef, bedoelde
verplichting verleend aan een landbouwer wiens bedrijf voldoet aan bij of krachtens
die maatregel te bepalen maatstaven voor dierenwelzijn en milieuprestaties die tenminste
gelijkwaardig zijn aan die bij weidegang.
-
5b. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vijfde lid, worden
tevens regels gesteld ter waarborging van de beschikbaarheid van voldoende schaduw
in de weiden waarin het melkvee wordt geweid.
III
In artikel I, onderdeel D, wordt in artikel 21, zesde lid, «vijfde lid» vervangen
door: de leden 5, 5a en 5b.
Met dit amendement wordt weidegang een voorwaarde voor uitbreiding van melkveehouderij.
Bestaande weidegang moet behouden blijven en nieuwe weidegang moet mogelijk worden
gemaakt en toegepast voor het aantal koeien waarmee wordt uitgebreid. Dit met een
minimum van zes uren per dag tijdens 120 dagen in de jaarlijkse periode van 1 april
tot 1 oktober.
Per algemene maatregel van bestuur met voorhang kunnen uitzonderingssituaties worden
vastgesteld die gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de weidegang verplichting
krijgen, mits deze qua dierenwelzijn en milieuprestaties gelijkwaardig zijn. Gedacht
wordt aan innovatieve concepten en aan melkveehouderijen met een klein huiskavel waarbij
de koeien bij toerbeurt geweid worden en het weideseizoen verlengd wordt. Bestaande
mogelijkheden tot weidegang moeten wel maximaal worden benut.
Aangezien koeien slecht tegen hitte kunnen is bij weidegang voldoende schaduw nodig.
Dit wordt nader uitgewerkt per algemene maatregel van bestuur.
Verschillende wetenschappelijke rapporten hebben aangetoond dat weidegang vele voordelen
biedt boven opstallen; het is economisch voordeliger voor de boer, beter voor het
dierenwelzijn en de diergezondheid, gunstiger qua arbeidsinzet, beter voor het imago
en beter voor de weidevogels. Wageningen University and Research centre (WUR) concludeert
zelfs dat weidegang onder vrijwel alle omstandigheden de boer economische voordelen
biedt. Dit wordt bevestigd door Agrifirm en andere organisaties. De totale emissie
van broeikasgassen is in bijna alle gevallen met weidegang gunstiger, aldus het Centrum
voor Landbouw en Milieu (CLM). Opstallen kan voorts leiden tot 25% meer ammoniakemissie
dan bij weidegang. Weidegang leidt tot minder sterfte, minder uierproblemen, minder
vruchtbaarheidsproblemen en minder pootproblemen aldus dierenartsen en de Animal Science
Group. Nederlandse burgers, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en boerenorganisaties
onderschrijven het belang van weidegang.
Voorgestelde wijziging sluit aan op punt 7 van de bijlage bij Richtlijn 98/58/EG inzake
de bescherming van voor landbouwdoelen gehouden dieren.
«De bewegingsvrijheid die past bij het dier, met inachtneming van de soort en overeenkomstig
de bestaande ervaring en de wetenschappelijke kennis, mag niet op zodanige wijze worden
beperkt dat het dier daardoor onnodig lijden of letsel wordt toegebracht. [...]»
Deze bepaling uit de Richtlijn is inhoudelijk overgenomen/geïmplementeerd in art.
3 lid 1 van het Besluit welzijn productiedieren en zal terugkomen in artikel 1.6 lid
1 Besluit houders van dieren. De tekst luidt als volgt: De bewegingsvrijheid van het
dier wordt niet op zodanige wijze beperkt dat het dier daardoor onnodig lijden of
letsel wordt toegebracht.