33 977 Evaluatie Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta)

Nr. 7 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 november 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft op 10 september 2015 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over zijn brief van 26 juni 2015 over onderzoek naar uitbreiding van het aantal organisaties van openbaar belang (Kamerstuk 33 977, nr. 6).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 november 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «onderzoek uitbreiding aantal organisaties van openbaar belang». Deze leden hebben tot nu toe als standpunt «nee, tenzij ...» het onderzoek naar nut, noodzaak, gevolgen en effecten positief is. En dat klip en klaar is dat dit een oplossing voor de problemen in de sectoren is. Dat is de leden van de fractie van de VVD echter nog niet helder met deze brief. Zij hebben daarom nog een aantal vragen. Ook een niet oob-accountantsverklaring moet overigens gewoon goed en betrouwbaar zijn. Prioriteit dient te liggen bij de verbetering van de kwaliteit van het huidige accountantswerk. De verantwoordelijkheid ligt natuurlijk primair bij de (semi-)publieke instellingen en hun toezichthouders, die wordt niet weggenomen door een eventuele oob-status. Hierin spelen elementen als cultuur, openheid, checks and balances en elkaar aanspreken nog sterker dan een extra goedkeuring van een externe accountant.

Kan er een compleet en volledig totaaloverzicht worden gegeven van alle verschillen tussen een oob-status en een «gewone» status?

Wat zijn de gevolgen voor de accountantskosten en de administratieve lasten voor organisaties die aangewezen worden als oob? Wat zijn de overige gevolgen? Hoe past de aanwijzing van de oob-status voor veel meer sectoren in het kabinetsbeleid van vermindering van administratieve lasten? In de brief lezen de leden van de VVD-fracties dat de aanvullende waarborgen neergelegd in de Wta niet direct gevolgen heeft voor de gecontroleerde organisatie. Hoe ziet de Minister dat? Want uiteindelijk zullen alle kosten toch bij de gecontroleerde organisatie komen te liggen?

In hoeverre is de kwaliteit van de oob-verklaring beter dan de gewone accountantsverklaringen in deze sectoren, want over de grote accountantskantoren die de meeste oob-verklaringen afgeven, is ook veel discussie over de kwaliteit van het accountantswerk?

De oob-status is gericht op private organisaties, zoals beursgenoteerde ondernemingen en financiële instellingen (banken en verzekeraars). In hoeverre is dit relevant voor en zonder meer van toepassing op (semi-)publieke instellingen? Welke problemen zijn er in de verschillende onderzochte sectoren en in hoeverre is de oob-status daar een oplossing voor?

Welke gevolgen hebben de voorgestelde wijzigingen op de markt voor accountantskantoren? En welke voor de arbeidsmarkt van accountants?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er gebruik gemaakt kan worden van een lidstaatoptie van de Europees Richtlijn 2006/43/EG betreffende wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen. In welke landen wordt gebruik gemaakt van deze lidstaatoptie en voor welke sectoren?

In de brief wordt aangegeven dat door de aanvullende maatregelen de kans op een ondeugdelijke controleverklaring bij oob’s kleiner is. Wat is de kans op een ondeugdelijke controleverklaring bij een oob? Wat is het percentage daadwerkelijk ondeugdelijke controleverklaringen bij oob’s? Wat is de kans op een ondeugdelijke controleverklaring bij een «gewone» accountantsverklaring? Wat is het percentage daadwerkelijk ondeugdelijke controleverklaringen bij een niet oob-status?

De leden van de VVD-fractie vinden dat terecht wordt opgemerkt dat eventuele misstanden bij bepaalde organisaties niet kunnen worden voorkomen of kunnen worden aangepakt door de toekenning van de oob-status. Welk probleem lost de oob-status dan wel op? Waarom wordt dan toch voor de toekenning van de oob-status in bepaalde sectoren gekozen en niet gekozen voor verbetering van het bestaande accountantswerk in die sectoren, zoals ook wordt gedaan bij zorg- en onderwijsinstellingen en gemeenten?

Woningcorporaties

Welke problemen signaleert de Minister bij de woningcorporaties waarvoor de oob-status een oplossing zou moeten zijn? Welke problemen in de corporatiesector hadden voorkomen kunnen worden met een oob-status? Welke problemen signaleren het Centraal Fonds Volkshuisvesting en de Inspectie Leefomgeving en Transport waarvoor de oob-status een oplossing zou moeten zijn? Waarom wordt voor de woningcorporaties niet gekozen voor een «eigen» aanpak zoals bij de zorg, het onderwijs en de gemeenten? Waarom gelden de argumenten van eigenheid, die voor gemeenten blijkbaar wel gelden, niet voor woningcorporaties?

Volgens de leden van de fractie van de VVD is vooral uniforme verslaggeving de grote uitdaging van woningcorporaties, zodat de maatschappelijke prestaties goed vergeleken kunnen worden. Wat voegt het regime voor oob daaraan toe?

Wat zijn de kosten voor woningcorporaties? Want er zijn 70 corporaties met minder dan 800 woningen. In hoeverre zullen extra administratieve lasten en meer regels leiden tot (onnodige) fusies?

Het kabinet wil kijken naar de proportionaliteit en verhoogde lasten en verplichtingen van de oob-status voor kleine woningcorporaties. Waar denkt de Minister precies aan?

Netbeheerders

In hoeverre heeft de ACM geconstateerd dat de netbeheerders met een oob-status vanwege beursgenoteerde obligaties betere, betrouwbaardere gegevens aanleveren dan diegene zonder een oob-status?

Hoe groot is het probleem van het aanleveren van onjuiste data door netbeheerders? Hoe vaak hebben netbeheerders zonder oob-status foutieve gegevens en data aangeleverd bij de ACM (en ook hoe vaak met oob-status)? Hoe vaak zijn er ondeugdelijke controleverklaringen afgegeven voor netbeheerders?

Is de enige reden voor de aanwijzing van de oob-status voor netbeheerders de ACM? Wat vinden de netbeheerders zelf?

Gemeenten

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de afweging met betrekking tot de gemeenten vanwege de eigenheid van gemeenten en de bijzondere positie van gemeenten die in een totaal andere omgeving en setting opereren dan beursgenoteerde ondernemingen en financiële instellingen. Waarom geldt dit niet voor de andere organisaties, die nu wel de oob-status krijgen? De oob-werkwijze uit de private sector leidt niet perse tot een betere controle in de publieke of gemeentelijke sector.

«Op dit moment» suggereert overigens dat kabinet de gedachte nog niet loslaat. Waarom blijft dit boven de markt hangen? Wil het kabinet de stappen van de VNG-werkgroep afwachten? Is het daarmee een soort stok achter de deur?

De plannen van de gemeenten worden naar verwachting in juli 2015 gepresenteerd. Heeft dit inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst? Zo nee, waardoor is de vertraging ontstaan?

Onderwijsinstellingen en instelling voor het wetenschapsbeleid

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de afweging met betrekking tot de onderwijsinstellingen.

Waarom is er volgens het vakdepartement aanleiding om de grotere instellingen voor onderzoek en onderzoeksbeleid wel de oob-status te geven? Welke problemen hebben deze instellingen waarvoor dit een oplossing moet zijn? Om welke instellingen gaat het dan of is het beperkt tot de Koninklijke Bibliotheek, NWO en KNAW?

Wat voegt het aanmerken als «wettelijke controle» in de zin van de Wta toe aan de huidige situatie? Waarvan is het aanmerken als «wettelijke controle» in de zin van de Wta afhankelijk? Welke kosten zijn hieraan verbonden?

Pensioenfondsen

Wat is de aanleiding om de pensioenfondsen de oob-status te geven? Welke problemen hebben de pensioenfondsen waarvoor de oob-status een oplossing moet bieden? Wat vinden de pensioenfondsen van het geven van de oob-status? Waarom zijn de eisen in de Pensioenwet niet voldoende?

Zou eventueel een eigen «verbeterprogramma», zoals die bijvoorbeeld in de zorgsector, ervoor zorgen dat er geen oob-status komt? In hoeverre is hierover gesproken met de pensioenfondsen? Waarom zou er een verbeterprogramma nodig zijn bij de pensioenfondsen?

De leden van de fractie van de VVD denken dat een oob-status voor de pensioenfondsen niets toevoegt. Het kabinet wil kijken naar de proportionaliteit en verhoogde lasten en verplichtingen van de oob-status voor kleine pensioenfondsen. Waar denkt de Minister precies aan? In hoeverre is zo’n grens niet altijd arbitrair?

Zorginstellingen

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de afweging met betrekking tot zorginstellingen.

Wat voegt het aanmerken als «wettelijke controle» in de zin van de Wta toe aan de huidige situatie? Waarvan is het aanmerken als «wettelijke controle» in de zin van de Wta afhankelijk? Welke kosten zijn hieraan verbonden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de uitkomsten van het onderzoek naar de uitbreiding van het aantal organisaties van openbaar belang (oob’s). De afgelopen jaren zijn bij een flink aantal (semi-) publieke instellingen, zoals onderwijsinstellingen en woningcorporaties, financiële misstanden naar boven gekomen, terwijl in de zorg accountants in verklaarden de jaarrekening niet te zullen goedkeuren. Door meer (semi-) publieke instellingen aan te merken als oob worden aan de controle van de jaarrekening van deze instellingen strengere eisen gesteld. Dit kan volgens de leden van de PvdA-fractie bijdragen aan het voorkomen van financiële misstanden. Over het onderzoek naar de uitbreiding van het aantal organisaties van openbaar belang hebben de leden van de PvdA-fractie nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het voornemen om, overeenkomstig de aanbeveling van de parlementaire enquêtecommissie woningcorporaties, woningcorporaties aan te merken als oob’s. Daarbij moet nog nader worden bezien of het wenselijk is om kleinere woningcorporaties als oob aan te merken. De leden van de PvdA-fractie vragen welke verplichten die samenhangen met de oob-status onevenredig zwaar zouden kunnen drukken op kleinere woningcorporaties?

De leden van de PvdA-fractie vragen nader toe te lichten waarom, gelet op de recente financiële misstanden bij onderwijsinstellingen, weinig toegevoegde waarde wordt gezien in de toekenning van de oob-status aan onderwijsinstellingen. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de accountantscontrole van onderwijsinstellingen in ieder geval zou moeten worden aangemerkt als «wettelijke controle» in de zin van de Wta, zodat accountantsorganisaties een AFM-vergunning moeten hebben om controles uit te oefenen bij onderwijsinstellingen. De genoemde leden vragen de Minister nader toe te lichten waarom hij nog wil bekijken of er aanleiding is de accountantscontrole bij onderwijsinstellingen aan te merken als wettelijke controle in de zin van de Wta.

De afgelopen jaren waren er grote problemen bij de controle en goedkeuring van de jaarrekening van zorginstellingen. De leden van de PvdA-fractie vragen nader toe te lichten waarom de Minister, gelet op deze problemen, zorginstellingen vooralsnog niet wil aanmerken als oob’s en daarbij in te gaan op de gehanteerde redenering dat het verlenen van een oob-status aan zorginstellingen, waardoor de accountant strikter toetst, niet zou bijdragen aan het streven van het kabinet om te borgen dat elke euro die aan zorg wordt uitgegeven ook rechtmatig wordt besteed. Voorts menen de leden van de PvdA-fractie dat het goed zou zijn om de accountantscontrole van zorginstellingen in ieder geval aan te merken als «wettelijke controle» in de zin van de Wta. Het kabinet heeft aangegeven dit nader te willen bekijken en de leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de Minister hier op terugkomt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de uitkomsten van het onderzoek en de beleidsvoornemens van het kabinet. Deze leden steunen de Minister in zijn opvatting dat het aanmerken van bepaalde organisaties als oob, de kwaliteit van de accountantscontrole kan bevorderen.

De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de aanvullende waarborgen ten aanzien van de controle op een oob. Zij lezen dat een controleverklaring pas wordt afgegeven wanneer een kwaliteitsbeoordelaar de kwaliteit van de controle heeft beoordeeld. Wordt de controleverklaring te allen tijde afgegeven, of wordt deze alleen afgegeven als de kwaliteit als voldoende is beoordeeld?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister. Hoewel de brief helder uiteenzet welke keuzes het kabinet maakt, hebben zij toch nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister naar de scheiding van advies- en controlewerkzaamheden en of deze alleen voor oob’s van toepassing is zoals wordt gesuggereerd. Dit zou namelijk betekenen dat een uitbreiding van het aantal oob’s voor de betreffende instellingen en hun accountant ook gevolgen kan hebben voor de adviespraktijk tussen instelling en accountant, terwijl dat gevolg niet worden genoemd.

De Minister stelt dat de oob-definitie oorspronkelijk in EU-verband is bedacht voor private instellingen en niet zozeer voor publieke instellingen. Kan de Minister een indicatie geven van hoe de oob-maatregel in andere EU-landen wordt gebruikt ten opzichte van publieke instellingen? Oftewel: wordt deze discussie alleen in Nederland gevoerd, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om bijzondere aandacht om bij de uitwerking van de aangekondigde AMvB zeer scherp te zijn op de verhouding tussen de meerwaarde van het uitbreiden van de oob-status aan instellingen en de proportionaliteit van de maatregel, zeker als het extra kosten betreft. Kan de Minister een indicatief voorbeeld geven van extra kosten voor een organisatie als een groot pensioenfonds zal worden aangemerkt als oob? Is hierover contact geweest met de pensioenfondsen?

De leden van de CDA-fractie begrijpen de bijzondere positie van gemeenten en dat de Minister niet voornemens is om deze aan te merken als oob. Toch vragen deze leden of ook hier niet sprake kan zijn van maatwerk, zoals de Minister dat ook voornemens is bij woningcorporaties. Deze leden stellen dat het nog wel uit kan maken of een gemeente jaarlijks een begroting heeft van enkele miljoenen aan de ene kant of enkele miljarden aan de andere kanten of scherpere controle-eisen bij de accountant al dan niet van meerwaarde zouden kunnen zijn.

II Reactie van de Minister

Algemeen

De leden van de fractie van de VVD vragen om een overzicht van de verschillen tussen een wettelijke controle van een oob en een wettelijke controle van een niet-oob.

Binnen het geheel aan accountantscontroles kan een onderscheid worden gemaakt tussen een vrijwillige controle en een wettelijke controle van een financiële verantwoording van een onderneming of instelling. Een wettelijke controle is, anders dan de vrijwillige controle, verplicht gesteld bij of krachtens de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta). Voor wettelijke controles stelt de wet kwaliteitseisen aan de accountantsorganisaties die deze controles uitvoeren, alsmede aan de daar werkzame accountants1. Deze eisen hebben onder meer betrekking op de onafhankelijkheid van de accountant en de kwaliteitsbeheersing. Daarnaast houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht op de naleving van deze eisen. Voor wettelijke controles bij oob’s gelden additionele eisen. Graag verwijs ik u naar bijgevoegd overzicht waarin de aanvullende waarborgen behorende bij een oob-controle ten opzicht van een «reguliere» wettelijke controle zijn weergegeven2.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar alle gevolgen voor de als oob aan te wijzen organisaties, waaronder de accountantskosten en de administratieve lasten voor deze organisaties met oog op de doelstellingen van het kabinet voor het verminderen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De fractie van het CDA vraagt daarnaast aandacht voor proportionaliteit en de meerwaarde van aanwijzing als oob, zeker met betrekking tot extra kosten.

De aanwijzing als oob in de zin van de Wta stelt extra eisen aan de inrichting van de wettelijke controle van de aangewezen organisatie. Dit kan voor een stijging van de accountantskosten zorgen, doordat de acccountant(sorganisatie) aanvullende waarborgen in acht moet nemen bij de uitvoering van een wettelijke controle. Indien een accountantsorganisatie al over een oob-vergunning beschikt, zijn de aanvullende waarborgen reeds bekend voor de bedrijfsvoering van deze accountantsorganisatie. In zoverre zal er minder aanleiding zijn om een stijging van de kosten te verwachten. Er zijn echter ook waarborgen, zoals de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling, die voor iedere individuele opdracht moet worden uitgevoerd, hetgeen kan leiden tot extra kosten. Het is mogelijk dat deze extra kosten zullen worden doorgerekend aan de controlecliënt. Het is echter niet uitgesloten dat dit (deels) door de accountantskantoren wordt bekostigd, doordat de meerkosten niet volledig worden doorbelast aan de controlecliënt. Daarnaast is bij het onderzoek naar voren gekomen dat accountantsorganisaties bij controles van niet-oob’s nu al bepaalde waarborgen toepassen die zij alleen verplicht zijn toe te passen bij de controles van oob’s. Indien nu al vrijwillig waarborgen worden toegepast bij instellingen die nu nog geen oob zijn, is er ten aanzien van die waarborgen geen reden om meer kosten in rekening te brengen op het moment dat deze instellingen oob worden en deze waarborgen verplicht moeten worden toegepast.

Ik vind het belangrijk dat de kosten van een wettelijke controle in de zin van de Wta door de aanwijzing van de betreffende organisatie als oob niet onevenredig toenemen en de kwaliteit van een wettelijke controle niet langs andere weg (bijvoorbeeld door ongewenste markteffecten) onder druk komt te staan. Om die reden is over de te verwachten markteffecten gesproken met de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), de AFM en vertegenwoordigers van accountantsorganisaties. Tijdens deze gesprekken is niet gebleken dat sterke negatieve neveneffecten op voorhand moeten worden verwacht. Met enige stijging van de kosten dient wel rekening gehouden te worden. Een dergelijke stijging acht ik echter proportioneel, gelet op de extra waarborgen die in het maatschappelijk belang bij de aan te wijzen instellingen zullen worden toegepast. Bij zowel pensioenfondsen als woningcorporaties is er bovendien voor gekozen om nog nader uit te werken welke organisaties precies worden aangewezen als oob. Ook daarbij zal de proportionaliteit van de maatregel worden beoordeeld.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar de toepasselijkheid van de scheiding van de controle- en adviespraktijk voor oob’s en of deze alleen op oob’s van toepassing is met oog op de gevolgen voor de scheiding van de controle- en adviespraktijk voor als oob aan te wijzen organisaties.

De scheiding van controle en advies is inderdaad verplicht voor accountantsorganisaties die oob’s controleren en daarmee ook van toepassing voor de als oob aan te wijzen instellingen. Deze instellingen zullen daarmee eventuele advieswerkzaamheden door een andere accountantsorganisatie dan die van de controlerend accountant moeten laten uitvoeren.

De leden van de fractie van de SP vragen of de controleverklaring bij een oob te allen tijde wordt afgegeven of dat deze alleen wordt afgegeven als de kwaliteit door de kwaliteitsbeoordelaar als voldoende is beoordeeld.

De accountantsverklaring mag bij oob’s niet eerder worden afgegeven dan nadat de kwaliteitsbeoordeling is voltooid.3 De kwaliteitsbeoordeling wordt uitgevoerd door een accountant van dezelfde accountantsorganisatie, mits deze niet betrokken is geweest bij de uitvoering van de wettelijke controle. De kwaliteitsbeoordeling heeft als doel te beoordelen of de externe accountant in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen, blijkende uit de door hem af te geven accountantsverklaring. De kwaliteitsbeoordelaar bespreekt de uitkomst van de kwaliteitsbeoordeling met de externe accountant die verantwoordelijk is voor de uitgevoerde wettelijke controle. Accountantsorganisaties zijn daarnaast verplicht een procedure vast te stellen voor de situatie dat de kwaliteitsbeoordelaar en de externe accountant geen overeenstemming bereiken over de uitkomst van de kwaliteitsbeoordeling.

Het is dus niet zo dat de accountantsverklaring niet kan worden afgegeven, indien de kwaliteit van de uitgevoerde controle door de kwaliteitsbeoordelaar als onvoldoende wordt beoordeeld. Het wel of niet afgeven van de accountantsverklaring blijft de verantwoordelijkheid van de externe accountant die deze verklaring ondertekent. Wel is het systeem erop gericht dat de externe accountant de beoordeling van de kwaliteitsbeoordelaar zeer serieus neemt en zo nodig de accountantsverklaring aanpast.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar het kwaliteitsverschil tussen een accountantsverklaring van een wettelijke controle bij een oob en een gewone accountantsverklaring, de problemen in verschillende onderzochte sectoren, de bijdrage van de toekenning van de oob-status aan de oplossing van deze problemen, de meerwaarde van de oob-status semi-publieke instellingen en waarom niet algemeen gekozen wordt voor maatwerk.

Een accountantsverklaring dient altijd goed te zijn, ook als deze wordt afgegeven nadat een wettelijke controle is uitgevoerd bij een instelling die geen oob is. Wel is een accountantsverklaring die wordt afgegeven na een wettelijke controle bij een oob uitgebreider.4

De (meer)waarde van de oob-status zit in de extra waarborgen die met name de accountant in acht moet nemen. De extra waarborgen zijn er op gericht de kans op fouten te laten doen afnemen. In de bijlage treft u een overzicht waarin de aanvullende waarborgen behorende bij een oob-controle ten opzicht van een «reguliere» wettelijke controle zijn weergegeven. De aanvullende waarborgen zien met name op:

  • a) het stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantsorganisatie (verplichte opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling, het aanwijzen van een compliance officer en publicatie van een jaarlijks transparantieverslag);

  • b) de onafhankelijkheideisen (roulatietermijn van de accountants(organisatie), scheiding controle en advies, en verplichting voor de oob tot het instellen van een auditcommissie (of vergelijkbaar orgaan) waarmee de accountant onafhankelijkheidsvraagstukken afstemt) en;

  • c) het intensievere toezicht van de AFM op de accountantsorganisatie en de accountants.

Het aanmerken van een instelling als oob zorgt voor een betere borging van de kwaliteit van de wettelijk controle en biedt zo geen oplossing voor één concreet en af te bakenen probleem. Vanuit dat perspectief is gekeken of er bij bepaalde instellingen behoefte bestaat aan de generieke maatregel van de toekenning van de oob-status en of dit passend is, gelet op de bestaande accountantscontrole op een organisatie, het bestaande toezicht op deze controle en het belang van een deugdelijke accountantscontrole voor het toezicht op de gecontroleerde instelling. Daarbij is steeds gekeken naar de concrete situatie per instelling, waarbij is beoordeeld of er op dit moment primair behoefte bestaat aan extra waarborgen die samenhangen met de toekenning van de oob-status of dat de aangrijpingspunten voor verdere kwaliteitsimpulsen in de accountantscontrole op dit moment beter kunnen worden gezocht in sectorspecifieke initiatieven.

De toekenning van het oob-begrip heeft als voordelen dat het begrip internationaal bekend is, verschillende betrokken partijen (zoals accountants, controlecliënten en toezichthouders) er goede ervaringen mee hebben opgedaan en deze partijen de toepassing van de extra waarborgen over het algemeen positief waarderen. Ten aanzien van sommige instellingen is de inzet van extra waarborgen die samenhangen met de oob-status minder urgent (zoals extra eisen ter zake van de onafhankelijkheid of kwaliteitsbeheersing) of kunnen de daarmee beoogde effecten ook op andere wijze worden bereikt, terwijl er tegelijkertijd in de sector behoefte bestaat aan een «eigen» aanpak voor andersoortige problemen. De voorkeur dient in de ogen van het kabinet uit te gaan naar op de organisaties toegesneden maatregelen, indien dit, mede vanwege het bijzondere karakter van bepaalde organisaties, beter past en het geheel tevens voorziet in voldoende waarborgen voor een deugdelijke accountantsverklaring.

De leden van de fractie van de VVD vragen verder naar de gevolgen van de wijzigingen voor de markt voor accountants en accountantskantoren.

Nederland kent op dit moment zo’n 1.200 oob’s en tien accountantsorganisaties die beschikken over een vergunning van de AFM om een wettelijke controle bij een oob uit te voeren. Uitbreiding van het aantal oob’s zal een effect hebben op zowel de markt voor wettelijke controles van niet-oob’s als de markt voor wettelijke controles van oob’s. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat het aantal accountantsorganisaties met een oob-vergunning toe kan nemen door de grotere vraag. Het is onduidelijk en moeilijk in te schatten welke markteffecten verwacht kunnen worden.

De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen naar de wijze waarop andere Europese landen invulling geven aan de lidstaatoptie om aanvullend organisaties aan te wijzen als organisatie van openbaar belang.

Op grond van de Europese Richtlijn 2006/43/EG inzake de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen zijn beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeraars oob5. De Richtlijn biedt de mogelijkheid om andere instellingen aan te merken als oob. De wijze waarop andere Europese landen invulling geven aan de lidstaatoptie om oob’s aan te wijzen is zeer uiteenlopend. Uit het rapport van de Federatie van Europese Accountants van oktober 20146 blijkt dat Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, en Spanje gebruik hebben gemaakt van de optie om ook andere instellingen als oob aan te merken. Het gaat daarbij onder meer om pensioenfondsen, investeringsmaatschappijen, ondernemingen met een bepaalde omvang, staatsbedrijven, overheidsorganen en ondernemingen die zich bezighouden met vermogensbeheer. Het is moeilijk om de in de verschillende lidstaten gemaakte keuzes met elkaar te vergelijken, omdat het karakter van een specifieke instelling, de organisatiestructuur en het toezicht er op per lidstaat kunnen verschillen. Richtlijn 2006/43/EG is in 2014 gewijzigd en de wijzigingen worden momenteel geïmplementeerd. Bekend is dat diverse landen overwegen om dit proces aan te grijpen om ook andere instellingen aan te merken als oob.

De leden van fractie van de VVD vragen naar de kans op en het percentage van ondeugdelijke controleverklaringen bij zowel oob’s als bij instellingen die niet verplicht zijn een wettelijke controle uit te voeren.

De AFM heeft in 2014 onderzoek uitgevoerd naar de uitgevoerde controles door de grootste vier accountantsorganisaties van september 20147. Bij dit onderzoek is niet gekeken naar de juistheid van de gecontroleerde jaarrekening en in het rapport wordt geen uitspraak gedaan over de daadwerkelijke (verminderde) kans op een ondeugdelijke controleverklaring. Wel heeft de AFM geconstateerd dat bij 60% van de beoordeelde controles bij niet-oob’s onvoldoende informatie is verzameld om tot een oordeel te komen. Bij de beoordeelde controles van oob’s was dit 31%.

Woningcorporaties

De leden van de fractie van de VVD vragen naar de gesignaleerde problemen bij woningcorporaties door zowel de Minister, het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), waarvoor het aanmerken van woningcorporaties als oob een oplossing moet bieden.

In 2012 heeft de AFM een sectoronderzoek uitgevoerd naar de uitgevoerde wettelijke controles bij woningcorporaties.8 Hieruit is gebleken dat de kwaliteit van de uitgevoerde controles over het algemeen voldoende is, maar daarbij zijn wel verschillende risico’s voor de door de accountantsorganisaties genomen kwaliteitsmaatregelen geïdentificeerd. Risico’s bestaan volgens het rapport met name op het terrein van de omgang met cliëntportefeuilles (onder meer ten aanzien van een te hoge mate van vertrouwdheid met de cliënt) en de daadwerkelijke uitvoering van kwaliteitsmaatregelen.

De jaarrekeningen van woningcorporaties bevatten lastige posten, zoals de waardering van vastgoed, derivaten, verkoop onder voorwaarden, voorzieningen, onderhanden projecten, leaseconstructies en de naleving van sectorspecifieke regelgeving. Indien de controle van deze posten niet juist en volledig gebeurt door externe accountants, kan dit gevolgen hebben voor de toezichthouders op de corporatiesector, maar in voorkomende gevallen ook voor andere woningcorporaties als gevolg van het borgings- en garantiesysteem. Door deze verbinding tussen woningcorporaties is, sprake van een systeemrisico, waarbij bovendien grote groepen burgers (huurders) direct of indirect gedupeerd kunnen raken.

Mede gelet op de lastige posten op de jaarrekeningen van woningcorporaties pleitte de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties voor een sterkere taakinvulling van de accountant en heeft de commissie aanbevolen om woningcorporaties aan te merken als oob.9 De commissie heeft geconcludeerd dat de oob-status extra waarborgen biedt voor een adequate controle op woningcorporaties, zoals de verplichte kantoorroulatie en scheiding van controlediensten en andere (advies)werkzaamheden.

De conclusie van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties wordt onderschreven door de Autoriteit woningcorporaties toezicht, die vanaf 1 juli 2015 toezicht houdt op alle woningcorporaties.10 De Autoriteit Woningcorporaties stelt vast dat de combinatie van controle- en adviesdiensten veel voorkomt in deze sector en ziet ook in de verplichtstelling van de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling een belangrijk instrument om de kwaliteit beter te waarborgen. Ook is de Autoriteit Woningcorporaties positief over het feit dat met de toekenning van de oob-status wordt aangehaakt op nieuwe initiatieven, zoals de uitgebreide controleverklaring.11

Gelet op het voorgaande, is de toekenning van de oob-status aan het merendeel van de woningcorporaties een adequaat middel om, op punten waar daaraan in de sector behoefte bestaat, de kwaliteit van de wettelijke controle beter te waarborgen.

De leden van de fractie van de VVD vragen waarom voor woningcorporaties niet is gekozen voor een «eigen» aanpak en waarom de argumenten, die voor gemeenten gelden, niet opgaan voor woningcorporaties.

Voor woningcorporaties geldt dat er geen specifieke initiatieven lopen of aanstaande zijn ter verbetering van (het toezicht op) de accountantscontrole. Op dit moment is de accountantscontrole van woningcorporaties al wel aangemerkt als «wettelijke controle» in de zin van Wta. In navolging van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties is het idee om woningcorporaties aan te merken als oob omarmt door de Autoriteit Woningcorporaties, die ook verwacht dat de oob-status toegevoegde waarde heeft, gelet op de specifieke waarborgen die horen bij de oob-status. Deze waarborgen sluiten goed aan bij de behoeften die door de toezichthouder in de sector zijn gesignaleerd en hiervoor zijn toegelicht. Het is in dat licht niet zinvol geacht om een «eigen aanpak» te gaan ontwikkelen. Voor gemeenten geldt dat die eigen aanpak er wel is. Daarbij gaat de aandacht onder meer uit naar het versterken van de kwaliteit van de gemeenteraad als opdrachtgever van de accountant en het toespitsen van de controle op de specifieke kenmerken van gemeenten. In dergelijke behoeften voorziet de oob-status niet.

De leden van de fractie van de VVD vragen hetgeen de aanwijzing van woningcorporaties als oob toevoegt aan het uniform verslaggeven om maatschappelijke goed inzichtelijk te maken door woningcorporaties.

Vanaf verslaggevingsjaar 2016 dienen alle corporaties hun vastgoed via een wettelijk voorgeschreven methodiek te waarderen. Het aanmerken van woningcorporaties als oob’s biedt betere waarborgen voor de kwaliteit van de controle van deze wettelijk voorgeschreven methodiek waarmee de uniformiteit beter is gewaarborgd.

De leden van de fracties van de PvdA en de VVD vragen naar de verplichtingen en kosten die voortvloeien uit de toekenning van de oob-status die onevenredig zwaar kunnen drukken op kleine woningcorporaties. De fractie van de VVD vraagt daarnaast naar mogelijke markteffecten in de sector en de wijze van inrichting van een proportioneel regime voor kleine corporaties.

Accountantsorganisaties met een vergunning om oob’s te mogen controleren hadden in 2013 een marktaandeel van 99,6% binnen de sector woningcorporaties.12 De meerkosten van de aanwijzing van woningcorporaties als oob zijn naar verwachting beperkt. De verwachting is bovendien dat deze meerkosten naar rato van de omvang van de instelling doorwerken. In overleg met het vakdepartement wordt momenteel gekeken naar een proportionele invulling van de aanwijzing.

Netbeheerders

De leden van de fractie van de VVD vragen naar de redenen voor aanwijzing van netbeheerders als organisaties van openbaar belang en de mening van de netbeheerders.

De keuze voor de toekenning van de oob-status aan netbeheerders vloeit onder meer voort uit het feit dat netbeheerders met publiek geld worden gefinancierd en een belangrijke maatschappelijke functie hebben waar bovendien grote belangen ten aanzien van de Nederlandse energie-infrastructuur mee zijn gemoeid. Daarnaast is de kwaliteit van de accountantscontrole zeer belangrijk voor het toezicht op de netbeheerders, terwijl er op dit moment niet de hoogste waarborgen zijn voor de kwaliteit van de accountantscontrole. De ACM baseert zich in vergaande mate op de door de accountant uitgevoerde controles. Vanwege het grote belang van de accountantscontrole voor de toezichtfunctie, is de ACM van oordeel dat kwaliteit van de accountantscontrole van het hoogste niveau dient te zijn.

Het vakdepartement deelt dit standpunt en stelt vast dat het toekennen van de oob-status aan alle netbeheerders kan bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van de accountantscontrole. De netbeheerders zien slechts beperkte toegevoegde waarde van de aanwijzing als oob. Dit standpunt van de netbeheerders is echter moeilijk te rijmen met het oordeel van de ACM. In het verleden is er bewust voor gekozen om wet- en regelgeving op te stellen ten behoeve van het financieel toezicht op netbeheerders. Het wordt dan ook passend geacht om, in aanvulling op het huidige stelsel, aanvullende waarborgen van toepassing te verklaren, zodat de kwaliteit van de accountantscontrole ook beter geborgd is.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar verschillen tussen gegevensaanlevering en controleverklaringen door als oob aangemerkte netbeheerders en door netbeheerders die dat niet zijn.

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) vraagt jaarlijks gegevens op bij netbeheerders, die deze gegevens herleiden uit hun jaarrekeningen. ACM gebruikt deze gegevens om de tarieven van netbeheerders vast te stellen. Burgers en bedrijven in Nederland betalen jaarlijks circa 5 miljard euro op basis van deze tarieven. Dat maakt dat het belangrijk is dat de gegevens van netbeheerders juist zijn. De betrouwbaarheid van de gegevens en heeft als voordeel dat het de toezichtslasten beperkt.

Cijfers over foutieve gegevens of ondeugdelijke controleverklaringen zijn niet beschikbaar. ACM geeft op basis van haar praktijkervaring wel aan ruimte te zien voor verbetering van de aangeleverde gegevens, omdat regelmatig sprake is van correcties van deze gegevens. ACM kan zich derhalve vinden in de aanbeveling van de AFM om de kwaliteit van accountantscontroles te verhogen. Vijf van de tien netbeheerders zijn al oob’s, omdat zij beursgenoteerde obligaties hebben. Het uitbreiden van de oob-status tot alle netbeheerders kan bijdragen aan verhoging van de kwaliteit van de accountantscontrole voor de hele sector.

Gemeenten

De leden van de fractie van de VVD vragen waarom afweging om de oob-status niet aan gemeenten toe te kennen vanwege haar eigenheid niet voor andere sectoren wordt gemaakt. De leden van de fractie van het CDA vragen of het toch mogelijk is om ook voor gemeenten maatwerk toe te passen binnen het kader dat de oob-status biedt.

Het kabinet constateert dat decentrale overheden, mede door haar positie in het democratisch bestel en bestaande checks and balances tussen gemeenteraad en college van burgemeester en wethouders anders worden georganiseerd en bestuurd dan, netbeheerders, woningcorporaties, pensioenfondsen, onderwijs- en zorginstellingen. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen gemeenten in aantal inwoners en oppervlakte en geografische ligging. Het is vanuit dat perspectief op dit moment moeilijk om vast te stellen of en in hoeverre de toekenning van de oob-status, met generiek maatregelen, toegevoegde waarde heeft.

Daarnaast is ook gekeken naar de conclusies van de werkgroep-Depla13. Deze werkgroep geeft aan de kwaliteit van de accountantscontrole te willen verhogen en doet hiervoor aanbevelingen. Het gaat hierbij om een versterking van de rol van de gemeenteraad als opdrachtgever van de accountant, het expliciteren van de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en Wethouders voor de financiële rechtmatigheid en het nader bezien van een meer toepasselijk systeem van accountantscontrole voor gemeenten. De inzet op en het uitwerken van deze maatregelen vormt, in combinatie met de waarborgen in het institutionele kader van gemeenten, reden om op dit moment niet de oob-status aan gemeenten toe te kennen. Verwacht wordt dat de sectorspecifieke maatregelen binnen het huidige kader, die mede zijn verbonden met de checks and balances die gelden voor decentrale overheden, op dit moment in voldoende mate zorgen voor een noodzakelijke kwaliteitsimpuls. Het is altijd mogelijk om, indien daaraan behoefte ontstaat, in een sectorale wet waarborgen uit de Wta over te nemen en zo maatwerk toe te passen. Daarvoor bestaat naar het oordeel van het kabinet op dit moment onvoldoende aanleiding.

De leden van de fractie van de VVD vragen of de keuze ten aanzien van gemeenten kan worden heroverwogen en of dit afhangt van de presentatie van en voortgang met het rapport van de werkgroep Depla.

De keuze om bepaalde instellingen wel of niet aan te merken als oob is geen principiële keuze en kan later worden herzien. De werkgroep Depla van de VNG heeft op 3 juli jl. haar rapport «Vernieuwing Accountantscontrole Gemeenten» gepresenteerd. In het rapport staan aanbevelingen die nu door verschillende betrokken partijen nader worden bekeken. Het niet toekennen van de oob-status is niet noodzakelijkerwijs gekoppeld aan de voortgang met de aanbevelingen uit het rapport. Wel vind ik het natuurlijk belangrijk dat die kwaliteitsimpuls er uiteindelijk ook komt.

Onderwijsinstellingen

De leden van de fractie van de PvdA-fractie vragen nader toe te lichten waarom, gelet op de recente financiële misstanden bij onderwijsinstellingen, weinig toegevoegde waarde wordt gezien in de toekenning van de oob-status aan onderwijsinstellingen.

De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van de accountantscontroles in het onderwijs. De Inspectie wordt daarop periodiek onderzocht door de Auditdienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer (ARK). Daarnaast zijn de instructies voor accountants bij het doen van controles bij onderwijsinstellingen de afgelopen jaren aangescherpt en heeft dit de voortdurende aandacht van de Inspectie van het Onderwijs. Hoewel met het vakdepartement en de Inspectie van het Onderwijs nog zal worden gekeken naar de mogelijkheid om de controles bij onderwijsinstellingen aan te merken als «wettelijke controles» in de zin van de Wta, lijkt er op dit moment onvoldoende reden om onderwijsinstellingen aan te merken als oob. De voornaamste reden hiervoor is de huidige invulling en recente aanscherping van (het toezicht op) de controles.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar hetgeen het aanmerken van de huidige controles in het onderwijsveld als wettelijke controles toevoegt, waarvan dit afhankelijk is en welke kosten hieraan zijn verbonden.

Indien de controles van onderwijsinstellingen worden aangemerkt als «wettelijke controles» in de zin van de Wta, dan heeft dit tot gevolg dat de standaardwaarborgen ter zake van kwaliteitsbeheersing en onafhankelijkheid en het toezicht op de accountantsorganisaties door de AFM van toepassing worden. Nu ontbreken deze standaardwaarborgen. In samenspraak met het vakdepartement en de Onderwijsinspectie zal bekeken moeten worden of het AFM-toezicht een extra kwaliteitsimpuls kan geven aan de accountantscontrole van deze instellingen, zowel in het reguliere toezicht als bij het opvolgen van incidenten. Wanneer zich nu incidenten voordoen, kan de AFM niet optreden richting de accountant.

Naar verwachting zullen de extra kosten voor aanmerking van controles bij onderwijsinstellingen tot wettelijke controle beperkt zijn. De reden hiervoor is dat onderwijsinstellingen op grond van de verschillende onderwijswetten nu ook al verplicht zijn om een accountantscontrole te laten uitvoeren. De meeste accountantsorganisaties, die deze controles uitvoeren, voldoen voor wat betreft hun interne bedrijfsvoering aan de waarborgen die de Wta stelt. In zoverre leidt het aanmerken van de accountantscontrole als wettelijke controle in de zin van de Wta niet tot meerkosten bij de accountantsorganisaties.

De leden van de fractie van de VVD vragen waarom aan de Koninklijke Bibliotheek, NWO en de KNAW de oob-status toegekend wordt, welke problemen hieraan ten grondslag liggen en of dit binnen het domein Onderwijsinstellingen en instellingen voor het wetenschapsbeleid alleen deze drie instellingen betreft.

Naast de reguliere onderwijsinstellingen zijn voor het onderwijs ook de grote instellingen voor wetenschapsbeleid (NWO, de KNAW en de Koninklijke Bibliotheek) van belang. De jaarlijks omzet van deze instellingen varieert van 50 miljoen euro tot meer dan 100 miljoen euro. Voor deze instellingen voor het wetenschapsbeleid bestaat op sectoraal niveau geen stelsel van (toezicht op de) accountantscontrole, zoals dat wel het geval is bij onderwijsinstellingen. De instellingen voor het wetenschapsbeleid vallen ook niet onder het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs. Wel oefent de ADR op deze instellingen periodiek toezicht uit. Met het vakdepartement zie ik, gelet op het voorgaande, toegevoegde waarde in de toekenning van de oob-status aan de Koninklijke Bibliotheek, NWO en de KNAW.

Pensioenfondsen

De leden van de fractie van de VVD vragen naar bestaande problemen bij pensioenfondsen en de aanleiding om de oob-status aan pensioenfondsen toe te kennen in het licht van de bestaande eisen van de Pensioenwet en de mening van de pensioenfondsen hierover.

Het voornemen om pensioenfondsen aan te merken als oob’s is ingegeven door de sterke vergelijkbaarheid van pensioenfondsen met andere financiële instellingen, die reeds oob zijn, in combinatie met het geconstateerde gebrek aan toezicht op de kwaliteit van de uitgevoerde controle. Hoewel er strenge toezichtseisen bestaan ten aanzien van pensioenfondsen, ontbreken de extra waarborgen voor het toezicht op de controlerend accountant, neergelegd in de Wta. Dit wordt gezien als een omissie die met de voorgenomen maatregel wordt opgeheven. Gelet op het maatschappelijk belang van pensioenfondsen in de Nederlandse samenleving, ligt een dergelijke maatregel voor de hand.

De pensioenfondsen zijn bezorgd over de verhouding tussen de toegevoegde waarde van de oob-status en de extra kosten die daarmee zijn gemoeid. Zij vrezen dat rol van de externe accountant groter wordt en daardoor de kosten van de wettelijke controle zullen stijgen. Ik deel die zorg niet. De toekenning van de oob-status zal extra lasten met zich brengen, maar daar staat tegenover dat de beste waarborgen voor een kwalitatieve accountantscontrole van toepassing worden. Deze waarborgen treffen met name de accountantsorganisaties. De rol van de accountant bij de controle van pensioenfondsen verandert niet. De gevolgen van de toekenning van de oob-status aan pensioenfondsen zullen voor pensioenfondsen dan ook niet groot zijn. Ten aanzien van de te verwachten kostenstijging als gevolg van de toe te passen extra waarborgen, wijs ik er op dat in gesprekken met accountants is vernomen dat zij in een aantal gevallen al de uitgebreidere controleverklaring hanteren (die hoort bij de oob-status). Ook de op grond van de oob-status wettelijk verplichte opdrachtgericht kwaliteitsbeoordeling wordt in voorkomende gevallen (vrijwillig) uitgevoerd.

De leden van de fractie van de VVD vragen of een verbeterprogramma bij pensioenfondsen nodig zou zijn, of hierover met de sector is gesproken en of dit ervoor zou kunnen zorgen dat pensioenfondsen niet als oob zouden worden aangemerkt.

Een verbeterprogramma dat uitsluitend gericht is op het verbeteren van de accountantscontrole bij pensioenfondsen zou aan de orde kunnen zijn indien er specifieke problemen zijn waarvoor de oob-status geen oplossing biedt. Deze omstandigheden zijn, voor zover bekend, thans niet aan de orde en om die reden is daarover niet gesproken met de pensioenfondsen.

De leden van de fractie van de VVD vragen naar de wijze van invulling van de oob-status van kleine pensioenfondsen en het vaststellen van de grens voor kleine fondsen.

De invulling van de oob-status voor kleine pensioenfondsen en het vastleggen van de grens voor kleine fondsen wordt op dit moment nader bekeken en zal uiteindelijk worden neergelegd in een algemene maatregel van bestuur, waarvan een ontwerp aan uw Kamer zal worden gezonden.

De leden van de fractie van het CDA vragen naar een indicatief voorbeeld van extra kosten van de oob-status voor een groot pensioenfonds en het contact hierover met de pensioenfondsen.

Op basis van gesprekken met de Nederlandse Beroepsorganisatie Accountants en vertegenwoordigers van accountantsorganisatie is de verwachting dat de kosten voor controlecliënten beperkt zullen stijgen, indien zij als oob worden gemaakt. Deze verwachting is gebaseerd op de gedachte dat de aanvullende waarborgen, die de accountantsorganisaties in acht moeten nemen, reeds onderdeel zijn van de bedrijfsvoering van de accountantsorganisatie. In zoverre zal er minder aanleiding zijn om een stijging van de kosten te verwachten. De opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling is een voorbeeld van een waarborg die waarschijnlijk wel leidt tot extra kosten. De opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling zal iedere individuele opdracht moeten worden uitgevoerd. De te verwachten stijging van de kosten zal opnieuw aan de orde komen bij de beoordeling welke pensioenfondsen als oob worden aangemerkt. De Pensioenfederatie zal hier, als belangenbehartiger van de pensioenfondsen, bij worden betrokken tezamen met andere belanghebbenden.

Zorginstellingen

De leden van de fractie van de VVD vragen naar de meerwaarde en de criteria van het mogelijk aanmerken van controles bij zorginstellingen als wettelijke controles en de hieraan verbonden kosten. De fractie van de PvdA vraagt daarnaast naar het moment wanneer het kabinet hierover nadere informatie kan geven.

Een wettelijke controle is voor zorginstellingen verplicht, indien het vennootschapsrecht dat voorschrijft. In de Regeling verslaggeving WTZi zijn hier twee uitzonderingen op geformuleerd. De eerste uitzondering betreft een zorginstelling met een omzet van minder dan € 1.000.000,– per jaar en minder dan 10 fte personeel, welke kan volstaan met een «samenstellingsverklaring» van

een accountant in plaats van een accountantsverklaring. De tweede uitzondering betreft een zorginstelling die voldoet aan de twee van de drie eisen genoemd in artikel 396, eerste lid, van Titel 9 Boek 2 BW14. Een dergelijke zorginstelling kan op dit moment volstaan met een «beoordelingsverklaring» van een accountant in plaats van een controleverklaring.

Een wettelijke controle, in de zin van de Wta, is dus niet altijd verplicht. Momenteel wordt in overleg met het vakdepartement nader bekeken of het zinvol is om een wettelijke controle in de zin van de Wta voor alle zorginstellingen verplicht te maken. Een dergelijke maatregel zou ertoe leiden dat de «reguliere» waarborgen die gelden voor de kwaliteit van (het toezicht op) de accountantscontrole, die voortvloeien uit de Wta, van toepassing worden op alle zorginstellingen. Wel zal moeten worden bezien of dit in de praktijk voordelen oplevert en of deze voordelen opwegen tegen extra lasten die aan zorginstellingen worden opgelegd. De vraag of een wettelijke controle in de zin van de Wta voor alle zorginstellingen verplicht dient te zijn, zal ik betrekken bij het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur hierover, dat in de eerste helft van 2016 aan uw Kamer zal worden gezonden.

De leden van de fractie van de PvdA vragen naar een uitgebreidere toelichting van het niet aanmerken van zorginstellingen als organisaties van openbaar belang.

Door het vakdepartement, zorginstellingen, de NZa en de NBA worden op dit moment gezamenlijk afspraken gemaakt over nadere duidingen en normen ten behoeve van controleverklaringen voor zorginstellingen. Gezamenlijk wordt gewerkt om deze vereisten transparanter te maken. In dat kader is er op 27 maart 2015 ook een brief aan uw Kamer gestuurd met een programma «rechtmatige zorg» voor aanpak van fouten en fraude in de zorg15. In dit programma staan diverse acties genoemd voor preventie, controle en handhaving, die er op gericht zijn om te borgen dat elke euro die aan zorg wordt uitgegeven ook rechtmatig wordt besteed. Mede gelet op dit programma is besloten in de sector vooral prioriteit te geven aan het werkbaar en uitvoerbaar maken van een adequate accountantscontrole. De toekenning van de oob-status levert daaraan op zichzelf geen bijdrage. Op basis van het bovenstaande meen ik dat er, met het oog op van de bestaande wettelijke voorschriften, de taken- en verantwoordelijkheden van de NZa en het programma «rechtmatige zorg» samen met de aangekondigde maatregelen voor dit moment voldoende waarborgen zijn voor een verbetering van de controle op de rechtmatigheid van uitgaven in de zorg.

Gelet op het voorgaande wordt op dit moment de voorkeur gegeven aan sectorspecifieke maatregelen die zijn verbonden aan de in de sector benoemde prioriteiten en lopende trajecten. Het lijkt verstandig om de verdere ontwikkeling hiervan af te wachten en zorginstellingen vooralsnog niet aan te merken als oob’s.


X Noot
1

Het is daarnaast mogelijk dat sectorale wetgeving eisen stelt aan de accountantscontrole. Deze eisen kunnen aanvullend zijn ten opzichte van de systematiek van de Wta, maar het kan ook zijn dat de regels uit het Wta niet van toepassing zijn en ten aanzien van de controle uitsluitend regels worden gesteld in sectorale wetgeving. In dat laatste geval gaat het niet om een «wettelijke controle» in de zin van de Wta en zijn de standaardwaarborgen voor (het toezicht op) de accountantscontrole uit de Wta niet van toepassing.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Artikel 18 Besluit toezicht accountantsorganisaties. Bij «reguliere» wettelijke controles is een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling verplicht, indien de daarvoor door de accountantsorganisatie vastgestelde toetsingscriteria daartoe aanleiding geven.

X Noot
4

Op grond van de beroepsregels van de Nederlandse Beroepsorganisaties van Accountants, neergelegd in de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden 702N (NV COS 702N), is de accountantsverklaring die wordt afgegeven bij wettelijke controles van oob’s uitgebreider. Hiermee wordt in Nederland vooruitgelopen op internationale ontwikkelingen, waaronder de Europese Verordening 537/2014/EU waarin nadere eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang zijn opgenomen en met ingang van 17 juni 2016 van toepassing wordt.

X Noot
5

Het gaat om alle banken en verzekeraars met een vergunning op grond van de Wet op het financieel toezicht. Uitgezonderd van de definitie zijn verzekeraars met beperkte risico-omvang als bedoeld in art. 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

X Noot
7

«Uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4-accountantsorganisaties», AFM, 25 september 2014, blz. 33.

X Noot
10

In de Autoriteit woningcorporaties is het toezicht ondergebracht dat eerst bij de ILT en het CFV was belegd.

X Noot
11

De Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden(NV COS) bevatten beroepsregels voor accountants die zijn vastgesteld door de Nederlandse Beroepsorganisaties van Accountants. De NV COS 702N behandelt de vorm en inhoud van de controleverklaring die wordt uitgebracht oob. Met deze Standaard is geregeld dat oob’s in Nederland een uitgebreidere controleverklaring krijgen.

X Noot
14

(a) de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan € 4.400.000 en/of (b) de netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 8.800.000 en/of (c) het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 50.

Naar boven