33 965 Wijziging van de Spoorwegwet en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn 2012/34/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32)

E NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING1

Vastgesteld 14 juli 2015

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering de vragen uiterlijk 3 september 2015 te beantwoorden.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden van de regering op hun vragen in het verslag. Naar aanleiding van die antwoorden hebben zij nog een enkele vraag.

De leden van de PVV-fractie hebben de memorie van antwoord met belangstelling gelezen en willen de regering naar aanleiding van de beantwoording nog graag enkele vragen voorleggen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De CDA-fractieleden begrijpen dat de Minister dan wel de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) de rollen vervult van opdrachtgever van de Nederlandse Spoorwegen (NS), aandeelhouder van ProRail, en via de beheersconcessie, ook betrokken is bij de bedrijfsvoering van ProRail. Hoe definieert de regering die laatste rol? Is dat een opdrachtgeverschap? Zo nee, wie is in de ogen van de regering dan de opdrachtgever van ProRail?

In hoeverre kan de wens om beleidsdoelen van de regering aangaande NS te realiseren, invloed uitoefenen op de bedrijfsvoering van ProRail? Welke maatregelen heeft de regering getroffen om de hiervoor genoemde drie rollen en de daarmee gemoeide belangen, goed te scheiden? Is zij van oordeel dat die maatregelen adequaat zijn, of zou een striktere functiescheiding voor de hand liggen, en zo ja, in welke zin?

De regering heeft in haar beantwoording duidelijk gemaakt dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) toeziet op de methode van kostentoerekening en de toepassing daarvan. De efficiency, dat wil zeggen de vraag welk bedrag aan kosten als aanvaardbaar c.q. noodzakelijk minimum kan worden beschouwd, die in de toerekening wordt meegenomen, wordt echter niet door de ACM getoetst, zo begrijpen de leden van de CDA-fractie. Dit aspect wordt geregeld in artikel 5 van de beheersovereenkomst, en dus door het Ministerie van I&M getoetst. Waarom is op dit vlak geen sprake van extern toezicht, bijvoorbeeld door de ACM? De CDA-fractieleden ontvangen graag nog een toelichting op dit punt. Zij wijzen er daarbij op dat de ACM deze taak op andere, vergelijkbare terreinen (netwerkbeheer ten behoeve van energiedistributie) wel vervult. Kan de regering toezeggen dat er alsnog een vorm van extern en onafhankelijk toezicht op de efficiency bij ProRail komt?

Vragen van de leden van de PVV-fractie

In de memorie van antwoord wordt gesteld dat de financiering van de extra toezichtstaken door de ACM ten laste komt van de rijksbegroting. Kan de regering aangeven of deze lasten structureel zijn opgenomen in de rijksbegroting, of dat financiering hiervan in de toekomst direct of indirect voor rekening komt van het bedrijfsleven, bijvoorbeeld uit de boete-inkomsten van de ACM?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, Sent

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), De Grave (VVD), Schouwenaar (VVD), Schrijver (PvdA), Sent (PvdA) (voorzitter), Vos (GL), Kops (PVV), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD) (vice-voorzitter), Van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Pijlman (D66), Schaper (D66), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Verheijen (PvdA).

Naar boven