33 960 Wijziging van de Wet Justitie-subsidies, de Kaderwet overige BZK-subsidies en de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met samenvoeging van de Halt-bureaus en departementale herindeling

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 28 januari 2015

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen van de leden van de fractie van de SP. De leden van deze fractie vragen waarom is gekozen voor een bekostiging van het landelijke Halt-bureau door middel van een jaarlijkse subsidieverleningsbrief in plaats van door middel van een ministeriële regeling. Voorts vernemen genoemde leden graag het verschil tussen een ministeriële regeling en een subsidieverleningsbrief, in het bijzonder de wijze van totstandkoming, de publicatie/kenbaarheid en de rechtszekerheid. Tot slot vragen genoemde leden zich af of de Halt-organisaties zijn geïnformeerd over deze wijziging.

In het verleden is ervoor gekozen om de opbouw van de subsidie, zijnde de som van de kosten van iedere in dat jaar uitgevoerde Halt-afdoening en de kosten voor de reguliere bedrijfsvoering van de Halt-bureaus, als algemeen verbindend voorschrift uit te werken in een ministeriële regeling. Dit voorkwam dat de verschillende Halt-afdoeningen en de bijbehorende kostprijzen in alle individuele subsidieverleningsbeschikkingen zouden moeten worden opgenomen. Na de reorganisatie van de Halt-bureaus is echter geen sprake meer van verschillende Halt-bureaus, maar nog maar van één Halt-bureau. In dat geval ligt het meer in de rede om de opbouw van de subsidie rechtstreeks in de jaarlijkse subsidieverleningsbeschikking (subsidieverleningsbrief) op te nemen.

De situatie blijft bestaan dat de subsidie wordt verstrekt door middel van een subsidieverleningsbeschikking (art. 4:29 Algemene wet bestuursrecht), waartegen bezwaar en beroep openstaan. De rechtsbescherming blijft in de nieuwe systematiek dus hetzelfde. De kenbaarheid van de opbouw van de subsidie is voor het Halt-bureau verzekerd doordat de subsidieverleningsbeschikking wordt bekendgemaakt aan het Halt-bureau (art. 3:41, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht).

Deze wijziging is afgestemd met het Halt-bureau, dat zich hierin kan vinden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven