33 959 Voorstel van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het introduceren van de mogelijkheid tot het overnemen van moties

Nr. 2 VOORSTEL

Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In het opschrift wordt «Indienen moties» vervangen door: Moties.

  • 2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

    • 5. De Voorzitter deelt tijdens de beraadslaging over een onderwerp dat aan de orde is mee dat een motie die is gericht aan de regering is overgenomen indien:

      • a. de minister te kennen geeft zich met de inhoud van de voorgestelde motie te kunnen verenigen; en

      • b. de Voorzitter zich ervan heeft overtuigd dat geen van de in de vergaderzaal aanwezige leden zich tegen het overnemen van de motie verzet.

    • 6. Een overgenomen motie maakt vanaf het tijdstip van de in het eerste lid bedoelde mededeling geen afzonderlijk onderwerp van de beraadslaging meer uit.

    • 7. Tijdens een notaoverleg of een wetgevingsoverleg kan een motie niet worden overgenomen.

Toelichting

Het komt regelmatig voor dat een bewindspersoon uitspreekt dat hij een motie wenst over te nemen. Het Reglement van Orde kent echter geen bepalingen omtrent het overnemen van moties, in tegenstelling tot de bepalingen over amendementen.

Het aantal moties in de achterliggende jaren enorm toegenomen. Uit het rapport van de parlementaire stuurgroep zelfreflectie blijkt dat er in 1987 387 moties ingediend werden. In 2008 was dit aantal ruim verzesvoudigd: 2.543 moties.1 Vijf jaar later, in 2013, was dit aantal nog verder gestegen tot 3.150 moties.2

Door het grote aantal moties is het minder duidelijk welke moties inhoudelijk door de regering overgenomen worden en welke moties een duidelijker politieke lading hebben.

De indiener van dit voorstel wil in het Reglement van Orde de mogelijkheid introduceren tot het overnemen van moties. De voorzitter hanteert de bepalingen als een bewindspersoon als oordeel over een motie geeft dat hij de motie overneemt. De moties die overblijven krijgen hierdoor een sterkere politieke lading, waardoor het instrument van moties weer scherper kan worden.

De stemming over alle meer dan drieduizend moties neemt een fors deel van de plenaire vergadertijd in beslag. Bijkomend voordeel van dit voorstel is dat er over de categorie moties waarvan duidelijk is dat het kabinet bereid is die uit te voeren, geen stemming meer plaats hoeft te vinden.

Dit voorstel voegt een drietal nieuwe leden toe aan artikel 66 van het Reglement. Deze leden sluiten voor zover mogelijk aan bij artikel 100, het artikel voor het overnemen van amendementen.

Het voorgestelde vijfde lid sluit aan bij artikel 100, eerste lid. De mogelijkheid tot het overnemen van moties wordt daarbij beperkt tot moties die zijn gericht aan de regering of aan een bewindspersoon. De voorgestelde regeling geldt niet voor moties die bijvoorbeeld gericht zijn aan het Presidium. Het overnemen van zulke moties is tijdens de behandeling praktisch moeilijk realiseerbaar.

Het zesde lid vormt, voor zover van toepassing, de tegenhanger van artikel 100, tweede lid. Uit het lid blijkt het gevolg van het overnemen voor de beraadslaging. Nadat de voorzitter heeft vastgesteld dat de regering de motie heeft overgenomen, maakt de motie geen afzonderlijk onderwerp van de beraadslaging meer uit. Er vindt dan dus ook geen stemming meer over plaats.

Het zevende lid bevat een regeling die analoog is aan artikel 100, derde lid, waarbij gelet op het afwijkende karakter van een motie ook nota-overleggen worden genoemd.

De overgenomen moties zullen wel op de stemmingslijst worden opgenomen onder de vermelding «overgenomen». Indien gewenst kunnen leden door middel van een verklaring aangeven dat zij zich niet met de overgenomen motie kunnen verenigen. Anders dan bij overgenomen amendementen, waar men uiteindelijk nog tegen het betreffende wetsartikel kan stemmen, zou er anders voor leden die niet bij het debat aanwezig zijn geweest geen mogelijkheid meer zijn om aan te geven dat men bezwaar heeft tegen de inhoud van de motie.

Van der Staaij


X Noot
1

Kamerstukken II, 31 845, nr. 2–3, p. 36.

X Noot
2

Kamerstukken II, 33 924, nr. 4, p. 6.

Naar boven