33 956 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met bekendmakingen aan personen zonder bekende woon- of verblijfplaats

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 18 december 2014

1. Inleiding

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de Kamer. Het verheugt mij dat verscheidene fracties hebben aangegeven het uitgangspunt van het wetsvoorstel te ondersteunen.

Bekendmakingen aan personen zonder bekende woon- of verblijfplaats die thans nog in dagbladen worden geplaatst, zullen voortaan in de Staatscourant worden gepubliceerd. Hiermee wordt voor het raadplegen van deze bekendmakingen één gratis digitaal loket gevormd.

Op de door de verschillende fracties gestelde vragen ga ik in het navolgende graag in.

2. Publicaties op internet en in de Staatscourant

De leden van de VVD-fractie menen dat de huidige werkwijze inzake de publicatie van een uittreksel van een (deurwaarders)exploot aan herziening toe is en achten het aannemelijk dat bij digitale publicatie gedurende langere tijd de kans veel groter zal zijn dat betrokkene kennis neemt van een ambtelijk stuk dan met de huidige werkwijze van oproepen op een enkele dag in een enkele krant. Zij vragen of het te verwachten is dat mensen zonder bekende woon- of verblijfplaats regelmatig de site van de Staatscourant bezoeken.

De bedoeling is dat alle burgers, ook personen zonder bekende woon- of verblijfplaats, bekend worden met de Staatscourant als digitale overheidskrant waarin bepaalde publicaties te vinden zijn.

Gekozen is voor de Staatscourant omdat dit een van overheidswege uitgegeven publicatieblad is, waarvoor een abonnement niet nodig is. Zoals in de inleiding vermeld kan de Staatscourant kosteloos door een ieder worden geraadpleegd en betekent het opnemen van een uittreksel van het exploot en van oproepingen in de Staatscourant dat er sprake is van één loket. Dit komt de duidelijkheid en overzichtelijkheid ten goede. Om het raadplegen van de Staatscourant te vergemakkelijken zullen de uittreksels van exploten en de oproepingen in afzonderlijke, duidelijk herkenbare rubrieken van de Staatscourant worden geplaatst. Daarnaast zal met een publiciteitscampagne worden gestart ten tijde van de inwerkingtreding van de wet, zodat bij het publiek bekend wordt dat uittreksels van openbare exploten en de in het wetsvoorstel opgenomen oproepingen niet langer in dagbladen, maar in de Staatscourant worden gepubliceerd.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts of er alternatieven voor de Staatscourant zijn nagegaan en of vanuit de buitenlandse praktijk nog nuttige en praktische ervaringen kunnen worden meegenomen.

Er is bij de voorbereiding van het wetsvoorstel stil gestaan bij een aantal alternatieven. Zo is de aangedragen oplossing in het preadvies «Openbare exploten en ambtelijke publicaties» van de Koninklijke beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) om een website ambtelijke bekendmakingen.nl te openen onderzocht, evenals de mogelijkheid van plaatsing in de Berichtenbox in Mijn Overheid (de persoonlijke postbus voor elektronische berichten van de overheid). Ook is met belangstelling kennisgenomen van de in het preadvies van de KBvG opgenomen informatie over het gebruik van internet voor ambtelijke publicaties in het buiteland. Hieruit blijkt dat in een aantal landen een officiële website wordt gebruikt voor ambtelijke bekendmakingen. Bij het bezien van alternatieven hebben met name de overwegingen inzake de «één loket gedachte», de duurzaamheid van het middel en de invloed op de privacywaarborgen een doorslaggevende rol gespeeld. Deze overwegingen hebben geleid tot de keuze voor de Staatscourant.

Op de vraag van de leden van de VVD-fractie of op de site van de Staatscourant op heldere wijze duidelijk wordt gemaakt waar op die site de gepubliceerde uittreksels van de exploten kunnen worden gevonden, kan het volgende worden geantwoord.

Op de site van de Staatscourant (zoek.officielebekendmakingen.nl) zal naar een pagina met uitleg over de verandering worden verwezen. Ook op de homepagina van overheid.nl zal hieraan aandacht worden besteed. Het is de bedoeling om een speciaal zoekveld te introduceren waarmee de rubrieken in de Staatscourant kunnen worden doorzocht waarin oproepingen worden gedaan.

Deze leden willen verder weten hoe de aangekondigde campagne om bekendheid te geven aan de digitale Staatscourant zal worden vormgegeven en of zal worden gemonitord of die campagne werkelijk bijdraagt aan de bekendheid van de digitale Staatscourant.

In het kader van de campagne zullen op Rijkoverheid.nl en op Overheid.nl (nieuws)berichten worden geplaatst, met aandacht voor dit wetsvoorstel en de gevolgen ervan. Via de social media-accounts van het Ministerie van Veiligheid en Justitie zal worden verwezen naar deze berichten op rijksoverheid.nl. De deurwaarders zullen worden geïnformeerd via de reguliere kanalen en overleggen. Dit gebeurt door de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (de KBvG) onder meer in nieuwsbrieven en via de website (www.KBvG.nl) Tevens zal de KBvG op deze site een voorlichtingstekst plaatsen over openbare exploten met een doorverwijzing naar de Staatscourant.

Met betrekking tot het monitoren kan worden gemeld dat de Staatscourant al een monitor kent op het aantal bezoekers. Voorts zal het gebruik van het te introduceren zoekveld voor oproepingen worden gemonitord.

De leden van de SP-fractie menen dat de kans dat de Staatscourant geraadpleegd zal worden door personen zonder bekende woonplaats of zonder bekend werkelijk verblijf niet groot zal zijn.

De verwachting is dat deze personen eerder via een openbare site op internet een uittreksel van een exploot of een oproeping voor een zitting onder ogen krijgen dan via een van de (papieren) dagbladen. Aan deze verwachting ligt ten grondslag het feit dat (papieren) dagbladen steeds minder worden gelezen, terwijl veel burgers voor het verkrijgen van informatie gebruik maken van internet. Zij hebben zelf een internetaansluiting ter beschikking of maken hiervan gebruik in een openbare gelegenheid. Het maakt voor het raadplegen van de Staatscourant niet uit waar zij zich bevinden. Ook personen zonder bekende woon- of verblijfplaats kunnen het internet raadplegen. Dagbladen kunnen digitaal gelezen worden, maar voor het digitaal lezen van het gehele dagblad is een abonnement nodig. Voor het digitaal raadplegen van de Staatscourant is geen abonnement nodig.

Met een publiciteitscampagne wordt beoogd het publiek, ook de personen zonder bekende woon-of verblijfplaats, vertrouwd te maken met raadpleging van de Staatscourant voor de in dit wetsvoorstel opgenomen publicaties. Dit alles leidt er naar mijn mening toe dat van een publicatie in de digitale Staatscourant een groter bereik mag worden verwacht dan van een publicatie in een dagblad. Hoe groot dit bereik zal zijn, zal de toekomst uitwijzen.

De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op de doelgroep, de personen zonder bekende woon- of verblijfplaats aan wie gerechtelijke stukken moeten worden uitgereikt.

Personen zonder bekende woon-of verblijfplaats kunnen verschillende categorieën personen betreffen, zoals personen die niet op een vast adres willen of kunnen wonen, personen die naar het buitenland zijn vertrokken en geen relatie meer hebben met de Nederlandse overheid en daardoor niet meer ingeschreven staan in de basisregistratie personen en mensen die om hen moverende redenen onvindbaar wensen te zijn.

Deze leden stellen dat dit wetsvoorstel een goede gelegenheid is nader te bezien of momenteel wel voldoende inspanningen worden geleverd en voldoende moeite wordt gedaan om deze groep te bereiken. Zij vragen hier nader op in te gaan en aan te geven welke verbeteringen mogelijk zijn.

Uit jurisprudentie blijkt dat een redelijke onderzoeksinspanning in elk geval het controleren van de basisregistratie personen omvat. Door de KBvG is aangegeven dat getracht wordt het feitelijk adres te achterhalen. Wanneer de deurwaarder constateert dat uit de basisregistratie personen geen adres blijkt, maar hem via een andere weg een adres bekend wordt, zal de deurwaarder aldaar trachten exploot te doen. De griffier die voor een oproeping zorg dient te dragen zal voor een adres eveneens de basisregistratie personen raadplegen en kan, wanneer hij op andere wijze met een adres bekend mocht worden, vervolgens proberen een persoon op dat adres te bereiken. Het kan zijn dat de wederpartij een (elektronisch) adres heeft, waarop hij kan worden bereikt. Wanneer er echter geen adres beschikbaar is, zal openbare betekening plaatsvinden met publicatie of oproeping in de Staatscourant. De betekening of oproeping moet plaatsvinden overeenkomstig de daarvoor geldende regels. Gewezen kan in dit verband ook worden op het tuchtrecht waaraan de gerechtsdeurwaarders onderworpen zijn. Gerechtsdeurwaarders zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de Gerechtsdeurwaarderswet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt.

Het is uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of een juiste wijze van betekening of oproeping is gevolgd en of daarbij verbeteringen in de inspanningen aan de orde zijn. Wanneer een betekening of oproeping niet juist is geschiedt, kan de rechter daaraan consequenties verbinden. Het niet juist betekenen of oproepen kan leiden tot niet ontvankelijkheid of het vernietigen van een beslissing (schending van het beginsel van hoor en wederhoor). Hiermee wordt voldoende verzekerd dat getracht wordt personen zonder bekende woon- of verblijfplaats te traceren

De leden van de SP-fractie vragen voorts om een actualisering van de vermelding dat in 2008 (nog maar) 50% van de huishoudens beschikte over een krantenabonnement. Ook willen zij een beschouwing op het gegeven dat veel kranten tegenwoordig over een internetmedium beschikken waar gratis berichten zijn te raadplegen en daarnaast ook betaalde digitale abonnementen aanbieden. Zij vragen in hoeverre het aanbod van kranten op het internet een rol heeft gespeeld bij de overweging niet meer in de dagbladen te publiceren.

Het percentage van 50% van het CBS dateert uit 2008. Het CBS heeft geen recentere meting voorhanden. Uit berichten uit de media valt op te maken dat tegenover de daling van de papieren abonnementen een stijging van digitale abonnementen staat. Dagbladen worden steeds meer elektronisch geraadpleegd. Een deel van de inhoud kan vaak gratis gelezen worden, maar voor het digitaal lezen van de volledige inhoud van de krant is een abonnement nodig. Voor de Staatscourant is gekozen omdat dit een van overheidswege uitgegeven digitale krant is, waarvoor een abonnement niet nodig is en die kosteloos kan worden geraadpleegd. Bovendien wordt met de Staatscourant, in tegenstelling tot de dagbladen, één loket gevormd.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de kans groter zal zijn dat door een digitale publicatie een exploot of oproeping onder ogen wordt gekregen dan via een dagblad. Zij achten daarbij de vraag van belang of meer inzicht gegeven kan worden of personen zonder bekende woon-of verblijfplaats in het algemeen een internetverbinding tot hun beschikking kunnen hebben en/of gebruik maken van internetcafés en openbare hot spots. Als dat het geval is, is de vraag van deze leden of deze personen op het internet de Staatscourant zullen raadplegen.

Hiervoor is in reactie op de vraag van de leden van de VVD-fractie en SP-fractie reeds ingegaan op het punt van het te verwachten grotere bereik van de digitale Staatscourant. Over het gebruik van internet door personen zonder bekende woon-of verblijfplaats zijn mij geen cijfers bekend. Gekozen is voor digitale publicatie in de Staatscourant omdat dit een overheidskrant is waarvoor, zoals hiervoor aangegeven, geen abonnement nodig is en waarvan de raadpleging gratis is. Door het publiek bekend te maken met deze site door middel van een publiciteitscampagne, mag verwacht worden dat het raadplegen hiervan, ook door burgers zonder bekende woon- of verblijfplaats, groter zal zijn dan dat van een van de dagbladen.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de betreffende doelgroep gestimuleerd kan worden de digitale Staatscourant te raadplegen. Zij vragen of er nog een andere wijze is om de betreffende personen een (bericht over een) bekendmaking te versturen, behalve dan via MijnOverheid (waarvoor een DigiD moeten worden aangevraagd).

Er is gekozen om de publicatie via één loket, de elektronische Staatscourant, bekend te maken. Daarvoor is geen DigiD nodig. Social media en e-mail worden niet ingezet voor het publiceren van de bekendmaking zelf om tot een evenwicht te komen tussen het belang van bescherming van de privacy en het belang dat een betrokkene kennis neemt van een publicatie. De inzet van andere middelen kan ongewenste (bij)effecten tot gevolg hebben, omdat de regie over de berichtgeving verloren gaat.

Wel maakt artikel 272 Rv het met betrekking tot een oproeping in verzoekschriftprocedures mogelijk dat naast publicatie van een oproeping in de Staatscourant, ook op een andere door de rechter te bepalen wijze wordt gepubliceerd. De oproeping «op andere wijze» kan de publicatie in een dagblad betreffen, maar zou ook kunnen zien op een andere elektronische wijze van publicatie. Wanneer op andere wijze elektronisch zal worden opgeroepen, zal dit in ieder geval op een zorgvuldige en behoorlijke wijze dienen te gebeuren. Er zal bij deze aanvullende oproeping sprake dienen te zijn van een vergelijkbaar niveau van bescherming als bij de (basis)publicatie in de Staatscourant. Gelet hierop ligt het gebruik van social media en e-mail niet voor de hand.

Wanneer een emailadres bekend mocht zijn, kan een betrokkene wel via dit middel op een publicatie worden geattendeerd. Daarnaast is er de attenderingsfunctie van de Staatscourant. Men kan men zich per e-mail laten attenderen op bekendmakingen waarvan men heeft aangegeven daarin geïnteresseerd te zijn.

De leden van de CDA-fractie vragen of de publiciteitscampagne om de burger meer bekend te maken met de (online) Staatcourant voornamelijk ook digitaal vorm krijgt en of hierin gebruik kan worden gemaakt van een attendering naar de burger via MijnOverheid.nl.

Zoals hiervoor aangegeven zullen in het kader van de campagne op Rijkoverheid.nl en op Overheid.nl (nieuws)berichten worden geplaatst, met aandacht voor dit wetsvoorstel en de gevolgen ervan. Via de social media-accounts van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt verwezen naar deze berichten. De publiciteit zal erop gericht zijn personen zonder bekende woon- of verblijfplaats, maar ook hun omgeving op het bestaan en de functie van de Staatcourant(rubrieken) te wijzen. Door brede op het publiek gerichte kanalen in te zetten, kunnen veel mensen worden bereikt. Zij kunnen familieleden of bekenden zonder vaste woon- of verblijfplaats attenderen.

Kenmerkend voor de oproepingen van het wetsvoorstel is dat van de opgeroepene geen adres bekend is. Attendering of een publiciteitscampagne via MijnOverheid.nl zal niet erg effectief zijn omdat de doelgroep die moet worden bereikt nu juist niet beschikt over een in de basisregistratie personen opgenomen adres. Burgers zonder bekende woon of verblijfplaats staan niet (meer) ingeschreven in de basisregistratie personen en hebben geen DigiD (meer). Zij hebben geen toegang tot een persoonlijk berichtenbox.

De leden van de D66-fractie informeren naar de voorgenomen stappen om de bekendheid van de Staatscourant te vergroten en het gebruik van attenderingen te doen toenemen. Daarbij verzoeken zij mede in te gaan op welke manier bij veel voorkomende namen voorkomen wordt dat personen niet aan hen gerichte attenderingen krijgen bij het attenderen op deurwaardersexploten of oproepingen waarin de eigen voorletter(s) en achternaam voorkomen. Met betrekking tot het vergroten van de bekendheid van de Staatscourant verwijs ik naar de beantwoording van vragen van de leden van de VVD-fractie en CDA-fractie.

Wat betreft het gebruik van attenderingen merk ik op dat in het kader van het programma Digitaal 2017 wetgeving in voorbereiding is waarin wordt bepaald dat alle wettelijk voorgeschreven algemene bekendmakingen en kennisgevingen gepubliceerd worden in elektronisch uitgeven bladen. Thans wordt de mogelijkheid uitgewerkt om iedereen met een Mijnoverheid account standaard te attenderen op overheidsberichten over de eigen woonomgeving. Dit zal ook de attendering op niet algemene bekendmakingen kunnen doen toenemen.

Het is technisch mogelijk om er voor te zorgen dat personen alleen attenderingen ontvangen als de combinatie van voorletters en achternaam overeenkomen. In de praktijk blijkt er regelmatig geen volledige overeenstemming te zijn tussen de schrijfwijze van de betrokkene en die van de publicerende instantie. Het gaat hierbij onder meer om het gebruik van één of alle voorletters, dubbele voorletters en voorletters van roepnamen. Voorletters zijn geen onderdeel van de gegevens in de basisregistratie. Hierin worden uitsluitend de volledige voornamen opgenomen. Bedrijven en instanties die deze gegevens van de gemeente overnemen, dienen zelf de voorletters te beheren. Het beperken van de attendering tot een exacte match van voorletters en achternaam brengt het risico met zich mee dat attendering ten onrechte achterwege blijft. Vooralsnog zal daarom ruimer worden geattendeerd.

De leden van de D66-fractie vragen waarom er niet mede een koppeling met Mijnoverheid.nl tot stand komt. Zij wijzen erop dat hoewel een deel van de doelgroep geen DigiD zal kunnen aanvragen omdat deze niet in de basisregistratie staat ingeschreven, een ander deel mogelijk wel ergens ingeschreven gestaan zal hebben als gevolg waarvan DigiD is verschaft en MijnOverheid.nl geactiveerd kon worden. Daarnaast zou een dergelijke toepassing liggen binnen het streven om zoveel mogelijk één portaal te creëren voor communicatie tussen burger en overheid.

Voor burgers in het bezit van DigiD die zijn uitgeschreven uit de basisregistratie personen geldt dat na uitschrijving DigiD mogelijk nog een bepaalde periode kan worden gebruikt. DigiD wordt toegekend voor een periode van 3 jaren waarna hernieuwing van het account volgt op grond van inschrijving in de basisregistratie personen. Alleen gedurende het restant van de termijn tot hernieuwing kan de persoonlijke berichtenbox worden bereikt. Het zal hier waarschijnlijk om een kleine groep gaan waardoor een attendering via MijnOverheid.nl niet zinvol wordt geacht.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een nadere onderbouwing van de verwachting dat de voorgestelde elektronische publicaties in de Staatscourant vaker zullen worden geraadpleegd dan de huidige publicaties in de dagbladen. Volgens deze leden houdt de constatering dat steeds meer burgers beschikken over een internettoegang niet automatisch in dat mensen zonder bekende woon- of verblijfplaats in gelijke mate beschikken over internettoegang. Voor oudere mensen kan de toegang tot internet ook problematisch zijn.

Hiervoor is in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie en de SP-fractie ingegaan op de verwachting dat elektronische publicaties in de Staatscourant vaker zullen worden geraadpleegd dan de huidige publicaties in dagbladen en in antwoord op een vraag van de CDA-fractie op de toegang tot internet van personen zonder bekende woon-of verblijfplaats.

Met betrekking tot de toegang tot internet van ouderen blijkt uit gegevens van het CBS dat het gebruik van internet door ouderen fors is toegenomen. Het aandeel 65- tot 75-jarige Nederlanders dat gebruikmaakt van internet is sinds 2005 ruim verdubbeld. In 2013 gaven acht op de tien 65- tot 75-jarigen aan wel eens gebruik te hebben gemaakt van het internet, ruim twee keer zo veel als in 2005. Ruim de helft van de 65- tot 75-jarigen internet vrijwel dagelijks. Dat is bijna vier keer zoveel als in 2005, toen nog maar 15 procent dat deed (www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicatie). Voor ouderen hoeft de publicatie op internet geen belemmering te zijn.

Voor alle burgers geldt vanzelfsprekend dat zij voor het daadwerkelijk kennisnemen van de inhoud, de berichtgeving in de Staatscourant ook daadwerkelijk moeten lezen. Dit is niet anders bij publicatie in een dagblad of bij gebruik van enig ander publicatiemiddel. De publiciteitscampagne is bedoeld om de bekendheid van een ieder met de Staatscourant te vergroten en het daadwerkelijk raadplegen van de Staatscourant te stimuleren.

De leden van de christenUnie willen weten of het voornemen bestaat om het wetsvoorstel te evalueren en wanneer dit dat zal gebeuren. Als dit niet het voornemen is, wensen zij te vernemen waarom dit niet het geval is.

Zoals hiervoor in reactie op een vraag van de VVD-fractie is aangegeven, kent de Staatscourant reeds een monitor op het aantal bezoekers en zal het gebruik van het te introduceren zoekveld voor oproepingen worden gemonitord.

Er zal vanaf de inwerkingtreding van de wet derhalve steeds zicht zijn op het elektronisch raadplegen van de oproepingen in de Staatscourant. Hiermee kan een goede indicatie worden gegeven van het raadplegen van de in het wetsvoorstel opgenomen publicaties. Gelet hierop wordt een wetsevaluatie na verloop van een bepaalde periode niet nodig geacht.

3. Bescherming van persoonsgegevens

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het aanbrengen van beperkingen met betrekking tot het traceren van gegevens betreffende bepaalde personen zich verhoudt tot het doel personen zonder bekende woon- of verblijfplaats beter te bereiken. Ook de leden van de SP-fractie hebben gevraagd naar de balans tussen de belangen van doorzoekbaarheid van gegevens en de privacy.

Met het wetsvoorstel is een balans beoogd tussen enerzijds het bereiken van personen zonder bekende woon-of verblijfplaats en anderzijds de bescherming van hun privacy.

Omdat het internet gemakkelijker doorzoekbaar is dan een landelijk dagblad of streekblad, wordt verwacht via de publicaties op internet meer personen te bereiken. Vanwege de makkelijkere doorzoekbaarheid op internet worden ook maatregelen met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen nodig geacht. Zowel de publicatie in de Staatscourant als de maatregelen ter bescherming van de privacy dienen het belang van de personen zonder bekende woon- of verblijfplaats. Gekozen is voor een termijn van vier maanden om eenvoudig op naam te zoeken. Na deze vier maanden kan gezocht worden op rubriek. De publicatie als zodanig blijft in de Staatscourant opgenomen en blijft permanent beschikbaar. Met de termijn van vier maanden is bedoeld degene zonder woon- of verblijfplaats voldoende mogelijkheden te bieden om kennis te nemen van een bekendmaking in de Staatscourant en wordt anderzijds niet langer dan nodig zoeken op naam mogelijk gemaakt.

Voorts geven de leden van de VVD-fractie aan te begrijpen dat na vier maanden de HTML-versie van de publicatie wordt vervangen door een algemene indicatie van de bekendmaking die geen persoonskenmerken meer bevat en die verwijst naar de – niet op naam doorzoekbare – PDF-versie. Zij vragen op welke wijze een persoon, die niet weet of hij op de site staat vermeld, door de publicaties kan zoeken.

In de termijn van vier maanden na publicatie kan gezocht worden op naam of op rubriek. Na vier maanden kan de publicatie (alleen) worden gezocht door alle berichten in de betreffende Staatscourant rubriek een voor een te openen. Dit is enigszins te vergelijken met het bladeren door de vroegere papieren Staatscourant en wordt dan ook wel aangeduid als «bladeren» in plaats van «zoeken». De publiciteit rond deze wetswijziging zal erop gericht zijn personen zonder bekende woon of verblijfplaats en vooral ook hun omgeving op het bestaan en de functie van de Staatcourant(rubrieken) te wijzen.

De leden van de PvdA-fractie vragen met betrekking tot de waarborgen in het wetsvoorstel om de elektronische bekendmaking alleen als een image-PDF bestand beschikbaar te stellen wat wordt bedoeld met de mededeling dat een dergelijk bestand «niet zonder meer» door zoekmachines zoals Google kan worden geïndexeerd. Zij vragen of er methoden zijn om image-PDF bestanden wel te indexeren en te doorzoeken op tekst en of kan worden voorkomen dat derden, bijvoorbeeld zoekmachines zoals Google, HTML-bestanden indexeren en gebruiken voor opslag van gegevens die langer dan vier maanden doorzoekbaar blijven.

De leden van de SP-fractie vragen of, als de gegevens slechts een beperkte termijn doorzoekbaar zijn, zoals wordt voorgesteld, tegelijkertijd ook voorkomen wordt dat andere websites die wel oneindig doorzoekbaar zijn deze gegevens overnemen. De leden van de CDA-fractie vragen of het zo is dat op internet gepubliceerde gegevens vaak nog lang vindbaar zijn via zoekmachines, ook al gaat men er vanuit dat de betreffende gegevens daadwerkelijk verwijderd zijn. Ook de leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een nadere uitleg hoe voorkomen wordt dat de informatie op andere websites wordt overgenomen, met als gevolg dat de informatie over de betrokken personen toch langer op naam vindbaar blijft.

Naar aanleiding van deze vragen kan het volgende worden opgemerkt.

Door middel van de code «no index» zal aan zoekmachines te kennen worden gegeven dat de betreffende publicaties niet geïndexeerd mogen worden. Het gebruik van de code «no index» is het gevolg van een belangenafweging. In het licht van artikel 8, onder f, van de Wet bescherming persoonsgegevens is met betrekking tot de publicaties van dit wetsvoorstel het belang van het recht op privacy van de geadresseerde zwaarder gewogen dan het belang van het verwerken van de persoonsgegevens door een zoekmachine.

Google heeft aangegeven webpagina’s met de meta tag «no index» niet weer te geven op Google zoeken. Het kan niet kan worden uitgesloten dat er zoekmachines zijn die de gegevens toch indexeren en op internet ter beschikking stellen. Dit kan technisch niet worden verhinderd.

Het College bescherming persoonsgegevens is als onafhankelijk toezichthouder aangewezen om toe te zien op de verwerking van persoonsgegevens (zie art. 8, onderdeel f, Wbp). Wanneer een zoekmachine zich niet mocht houden aan de code no index, heeft het College de mogelijkheid dit te onderzoeken. Het College beschikt ook over mogelijkheden om sancties op te leggen.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak hebben gevraagd om de betekening van exploten aan het parket te beëindigen ten aanzien van hen die geen bekende woon- of verblijfplaats hebben. Deze leden vragen waarom de betekening aan het parket, zoals is vermeld in de toelichting, separaat moet worden bezien en waarom niet in dit wetsvoorstel op de suggesties van het OM en de Raad voor de rechtspraak wordt in gegaan.

In het wetsvoorstel is ervoor gekozen om vier artikelen aan te passen die zien op publicaties aan personen zonder bekende woon- of verblijfplaats. Eén daarvan, artikel 54 Rv, ziet naast publicatie ook op betekening. Een exploot aan een persoon zonder bekende woon- of verblijfplaats dient te worden betekend aan het parket. Daarnaast dient een uittreksel van het exploot te worden gepubliceerd in een dagblad. Een aantal andere niet in het wetsvoorstel opgenomen artikelen heeft ook betrekking heeft op de betekening aan het parket. Het gaat om artikelen in Rv (48, 55, 57, 62 en 457) alsmede ook in uitvoeringswetten (zie art. 2 en 7 Uitvoeringswet Betekeningsverdrag en de art. 1 en 4 van de Uitvoeringswetten van de Rechtsvorderingsverdragen 1905 en 1954.)

Het komt mij wenselijk voor de artikelen over de betekening aan het parket tezamen te bezien en niet in dit wetsvoorstel (alleen) artikel 54 Rv op het dit punt te wijzigingen.

De suggestie in de adviezen om op grond van artikel 54 Rv niet langer aan het parket te betekenen kan niet zonder meer worden opgevolgd in de zin dat deze betekening wordt geschrapt. Wanneer de betekening niet langer aan het parket plaatsvindt, zal immers op andere wijze moeten worden betekend. Deze andere wijze dient in samenhang met andere bepalingen over de betekening aan het parket en ook in overleg met de praktijk, te worden bezien.

Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie in hoeverre door middel van het zoeken via internet van personen zonder bekende woon- of verblijfplaats mogelijk is en in de praktijk wordt toegepast. Zij vragen tevens in hoeverre het mogelijk is bekendmakingen via het woonadres of publicatie in de Staatscourant te doen en ook aan het digitale adres, bijvoorbeeld via een e-mail of Facebookbericht aan de persoon van wie geen bekende woon- of verblijfplaats bekend is.

In de praktijk zal worden uitgegaan van de basisregistratie personen en eventuele gegevens van een wederpartij. Navraag bij de KBvG heeft doen uitwijzen dat het niet vaak voorkomt dat een geadresseerde niet in de basisregistratie staat ingeschreven, maar wel langs andere weg (bijvoorbeeld via e-mail) bereikbaar is. Wanneer er een elektronisch adres beschikbaar mocht zijn -dit zal dan via de opdrachtgever zijn verkregen – zal de deurwaarder proberen langs die weg contact te zoeken met de geadresseerde. Wanneer via email contact is gelegd, kan het mogelijk zijn om afspraken te maken over de betekening. Het gaat dan niet om een openbare betekening in de zin van artikel 54 Rv. Als een geadresseerde niet mee wil werken, zal de betekening openbaar moeten plaatsvinden. In een dergelijk geval kan het email adres wel worden gebruikt om de geadresseerde op de betekening te attenderen. De deurwaarders zoeken niet zelf mogelijke elektronische adressen. De kans op fouten (persoonsverwisselingen) is daarbij te groot. Datzelfde geldt voor social media.

De leden van de D66-fractie vragen of de voorgenomen beperkingen aan de publicaties in de Staatscourant, zoals het enkel beschikbaar stellen van de authentieke bekendmaking als een image-PDF en de beperking in tijdsduur aan de HTML-versie van de publicatie, worden opgenomen in het Bekendmakingsbesluit of de Bekendmakingsregeling. Zij vragen voorts of een dergelijke regeling voorhang bij het parlement zou rechtvaardigen.

In artikel 2 van de Bekendmakingsregeling wordt bepaald aan welke eisen de betrouwbaarheid en de beveiliging van de uitgifte en de beschikbaarstelling van het elektronische Staatsblad en de elektronische Staatscourant moeten voldoen. Dit artikel bevat een voorschrift over de wijze van het uitgeven en het beschikbaar houden van publicaties in PDF bestandsformaat (PDF/A-1). In de toelichting bij dit voorschrift is opgenomen dat het in de praktijk nodig kan zijn om in bepaalde gevallen uitsluitend gebruik te maken van PDF/A-1b (imagebestand) zonder tevens de HTML-versie van de tekst aan te bieden. In publicaties kunnen persoonsgegevens opgenomen zijn, waarbij het uit een oogpunt van privacybescherming ongewenst is dat deze permanent door middel van een zoekmachine kunnen worden gevonden. In dat geval bestaat de mogelijkheid om de teksten uitsluitend in het formaat PDF/A-1b als imagebestand te publiceren. Er zijn ook nu in de Staatscourant reeds gegevens (gegevens die ook in een openbaar register worden vastgelegd) die alleen gedurende een korte tijd doorzoekbaar zijn in een HTLM-versie en die verder alleen in PDF-vorm door te bladeren zijn. Niet nodig is daarom om de beperking aangaande de categorieën van dit wetsvoorstel in de Bekendmakingsregeling op te nemen. Voorhang bij het parlement is gelet hierop niet aan de orde.

Deze leden vragen ook waarom ervoor gekozen is voor alle publicaties ten aanzien van personen zonder bekende woon- of verblijfplaats een termijn van vier maanden te hanteren. Zij zien nog niet waarom het hanteren van verschillende termijnen een kostbare nuance zou zijn. Bij goede categorisering lijkt het deze leden niet bijzonder ingewikkeld om voor elke categorie een aparte regel omtrent de toegankelijkheid in de programmatuur op te nemen. Daarmee zou beter recht gedaan worden aan de proportionaliteit in de rechtvaardiging van de inbreuk op het publiceren van bepaalde persoonsgegevens.

Voor verschillende zaken kunnen verschillende oproepings- en bekendmakingstermijnen gelden. De aanpassing van de systemen om verschillende termijnen voor het op naam zoeken mogelijk te maken is kostbaar omdat dit een veelomvattende en tijdrovende operatie is en een aanpassing van de programma-architectuur vraagt. Gekozen is daarom voor één termijn om te zoeken op naam, die enerzijds rekening houdt met het feit dat de termijn om iemand in een procedure op te roepen ook langer kan zijn dan drie maanden (zie artikel 115, tweede lid, Rv) en die anderzijds niet onnodig lang is. Met de termijn van vier maanden wordt degene zonder woon- of verblijfplaats voldoende mogelijkheden geboden om kennis te nemen van een bekendmaking in de Staatscourant en wordt anderzijds niet langer dan nodig zoeken op naam mogelijk gemaakt.

4. Consultatie

De leden van de SP-fractie vragen in verband met de taak van het parket bij de betekening, wanneer deze zal worden bezien en waar de gedachten naar uitgaan. Zij wijzen op de adviezen van het OM en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak dat de praktische meerwaarde van de betekening aan het parket zou ontbreken en derhalve geschrapt zou kunnen worden.

Ook de leden van de CDA-fractie vragen waarom ervoor gekozen is de taak van het OM bij de betekening van exploten separaat te bezien. Volgens deze leden kan artikel 54, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden aangepast. Zij vernemen graag of en wanneer dit punt zal worden bezien en gewijzigd.

Hiervoor is in het antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie ingegaan op het niet meenemen in dit wetsvoorstel. Het schrappen van de betekening aan het parket betekent dat er in een andere wijze van betekening dient te worden voorzien. Zoals hiervoor aangegeven heeft het parket ook een rol bij de betekening op grond van andere artikelen in Rv en in enkele bepalingen in uitvoeringswetten. De rol van het parket op grond van artikel 54 Rv zal in samenhang met die op grond van deze andere artikelen te worden bezien.

Het bezien van de betekening aan het parket zal naar verwachting in 2015 worden opgepakt.

De leden van de CDA-fractie wijzen op het advies van de Adviescommissie van de NOvA waarin volgens hen naar voren kwam dat onder de inspanningen van de deurwaarder mag worden gerekend dat hij (indien bekend en mogelijk) een afschrift van het exploot per e-mail of telefonisch (Whatsapp en ook SMS) aan de geadresseerde zonder bekende woon-of verblijfplaats verstuurt. De leden van de CDA-fractie geven aan de opvatting te delen dat nadere regelgeving op dit punt niet noodzakelijk is, maar vragen te bevestigen dat dergelijke handelingen inderdaad tot de zogeheten redelijke onderzoeksinspanning van de deurwaarder gerekend mogen worden. Tot die handelingen kunnen volgens deze leden ook beschouwd worden het leggen van contact door de deurwaarder via social media, maar zij voorzien net als de geconsulteerde partijen privacygerelateerde problemen die aan deze methode kleven. Zij vragen om expliciet aan te geven dat deze methode, ook al ligt deze niet voor de hand, niet uitgesloten kan worden.

Door de Adviescommissie van de NOvA is in het kader van de inspanningen na openbare betekening, het elektronisch verzenden van een afschrift van het exploot genoemd en het onder de aandacht brengen van het feit dat een exploot is uitgebracht via social media, maar is ook geconcludeerd dat de deurwaarder, gelet ook op de privacy van de geadresseerde, zal kunnen volstaan met de mededeling dat een exploot is uitgebracht. Zoals hiervoor in antwoord op een vraag van de leden van de D66-fractie is aangegeven, is door de KBvG aangegeven dat door de deurwaarder, in de gevallen dat een elektronisch adres beschikbaar is, getracht zal worden contact te leggen voor het betekenen van het exploot, maar als dit niet lukt, na de openbare betekening, zal worden geattendeerd op het exploot. De deurwaarders doen zelf, zoals hiervoor aangegeven, geen onderzoek naar mogelijke elektronische adressen en leggen geen contact via social media omdat de kans op persoonsverwisselingen daarbij te groot is.

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer andere publicaties die nu in dagbladen verschijnen, worden gewijzigd in elektronische publicaties. Ook de leden van de PVV-fractie vragen wanneer de andere publicaties in dagbladen zullen worden bezien.

Het voornemen bestaat om in 2015 te bezien welke in de wet voorgeschreven publicaties in dagbladen eveneens voor elektronische publicatie in de Staatscourant in aanmerking komen.

De leden van de PVV-fractie vragen tevens wanneer de betekening aan het parket zal worden bezien. Met betrekking tot deze betekening merken de leden van de D66-fractie op dat in meerdere van de adviezen wordt voorgesteld om de betekening aan het parket van openbare exploten uit artikel 54, tweede lid, Rv te schrappen. Zij menen dat gesteld wordt dat dit niet kan worden gedaan vanwege verdragsrechtelijke verplichtingen met betrekking tot de aanwijzing van de officier van justitie als autoriteit die zorg draagt voor de mededeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in ons land en vragen hierop een toelichting. Zij willen weten of er alternatieven zijn waardoor de werklast en kosten bij het OM gedrukt kunnen worden.

Op grond van een aantal verdragen (Betekeningsverdrag en de Haagse Rechtsvorderingsverdragen van 1954 en 1905) dient een autoriteit aangewezen te worden die zorg draagt voor de mededeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken. In de betreffende uitvoeringsregelingen is als autoriteit de officier van justitie aangewezen. Voor de goede orde zij er op gewezen dat in een bilateraal verdrag (verdrag van 31 mei 1932 met Groot-Brittannië houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen) de officier van justitie is aangewezen. De uitvoeringsregelingen kunnen vanzelfsprekend worden gewijzigd door een andere autoriteit in plaats van het OM aan te wijzen, en ook een verdrag kan (via een notawisseling) op dit punt worden gewijzigd. Er is in het wetsvoorstel niet voor gekozen de kwestie van de betekening mee te nemen omdat dit wetsvoorstel uitsluitend op publicatie ziet. Een alternatief voor de betekening aan het parket zou wellicht de in het preadvies van de KBvG genoemde betekening aan het kantooradres van de deurwaarder kunnen zijn. Dit alternatief en mogelijke andere alternatieven dienen te worden bezien en met de praktijk te besproken alvorens tot schrapping van de rol van het parket te kunnen overgaan. Zoals hiervoor is aangegeven zal hiermee in 2015 aan de slag worden gegaan.

5. Gevolgen voor de regeldruk en financiële consequenties

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd door de aanzienlijke kostenbesparing die gerealiseerd kan worden middels onderhavig wetsvoorstel. Zij vragen om een overzicht van de instanties of partijen die verantwoordelijk zijn voor het overige deel van de publicaties.

In de Staatscourant worden opgenomen al hetgeen waarvan een wet, koninklijk besluit of ministerieel besluit bekendmaking of mededeling in de Staatscourant voorschrijft alsmede de publicaties afkomstig van de centrale overheid (art. 11, eerste lid, Bekendmakingsbesluit). Er zijn veel opdrachten in wetgeving tot bekendmaking of mededeling in de Staatscourant. De Staatscourant kent dan ook een groot aantal verschillende rubrieken. Publicatie vindt onder meer plaats door Hoge Colleges van Staat, de rechterlijke macht, zelfstandige bestuursorganen, gemeenten, provincies, waterschappen, regionale samenwerkingsorganen, openbare lichamen voor bedrijf, notariaat, advocatuur, bedrijven en particulieren.

Deze leden vragen of wordt verwacht dat in de toekomst de kosten van facturering door anderen dan het Rijk, gemeenten of provincies de daadwerkelijke publicatiekosten zouden kunnen overstijgen en indien zich deze situatie voordoet of deze kosten dan in rekening worden gebracht bij de desbetreffende instanties.

Aan derden worden thans, gelet op de geringe omvang van de door hen te verrichten publicaties, geen kosten in rekening gebracht. Omdat de publicatie van uittreksels van openbare exploten, gelet op het volume daarvan, niet verwaarloosbaar blijkt, bestaat er behoefte aan een mogelijkheid om kosten in rekening te brengen voor plaatsing in de Staatscourant. Artikel 8 van de Bekendmakingswet wordt in dit wetsvoorstel daarom voorzien van een grondslag om bij regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties regels te stellen voor het in rekening brengen van kosten. Op deze wijze kunnen aan de KBvG kosten in rekening worden gebracht. De deurwaarders brengen deze vervolgens in rekening bij hun opdrachtgevers. Wanneer in de toekomst ook door andere partijen publicaties worden aangeleverd waarvan het volume niet verwaarloosbaar is, zullen aan deze partijen eveneens kosten in rekening worden gebracht.

De leden van de CDA-fractie vragen verder om een indicatie van de advertentiekosten die door de Staat worden vergoed in zaken waarin rechtsbijstand op basis van een toevoeging wordt verleend en wat de reden is dat dit niet afzonderlijk wordt geregistreerd. Zij vragen of het wenselijk is dit wel te doen. Ook de leden van de PVV-fractie vragen naar deze kosten. Zij vragen of door het niet registreren hiervan het zicht wordt verloren op welke uitgaven de overheid precies doet aan de gefinancierde rechtsbijstand.

Gesubsidieerde rechtsbijstand wordt gemonitord op vele aspecten. Via continue analyse van het stelsel van rechtsbijstand heeft de Raad voor de Rechtsbijstand, dankzij de vele gegevens die per toevoeging worden geregistreerd, de mogelijkheid om de vraag naar en het aanbod van rechtsbijstand goed te kunnen volgen. De Monitor gesubsidieerde rechtsbijstand is hierbij een waardevol en gewaardeerd instrument. In de toevoegingsfase is de ontwikkeling binnen een rechtsgang die mogelijk leidt tot de hier bedoelde publicaties niet te voorzien en slechts achteraf vast te stellen. Een beoordeling en registratie achteraf is een tijdrovende en kostbare aangelegenheid met een geringe meerwaarde gelet op de in de memorie van toelichting genoemde advertentiekosten van de Staatscourant.

De leden van de CDA-fractie vragen ten slotte aan te geven waaruit het bedrag van vijf euro per uitgebracht openbaar (digitaal) exploot is opgebouwd.

Dit bedrag is gebaseerd op de volgende berekening. Wanneer de totale beheerskosten van de Staatscourant worden gedeeld door het aantal gepubliceerde pagina’s komt dit uit op ongeveer € 20 aan kosten per pagina. Bij een gemiddelde van vier oproepingen per pagina komen de kosten derhalve op € 5 per oproeping. Het gemiddelde van vier oproepingen per pagina is gebaseerd op onderzoek naar de omvang van de huidige papieren publicaties.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 272 Rv

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de rechter de ruimte heeft om te oordelen dat de oproeping op andere elektronische wijze dan in de Staatscourant kan geschieden. Deze leden vragen of aan de hand van voorbeelden kan worden geconcretiseerd aan welke redenen en criteria kan worden gedacht.

Met het opnemen van de mogelijkheid om op andere wijze op te roepen is gevolg gegeven aan het advies van de Raad voor de rechtspraak. De Raad heeft aangeven dat er situaties denkbaar zijn waarin een oproeping in een ander medium dan de Staatscourant meer kans op succes heeft. Het gaat hier om een aanvullende publicatie naast publicatie in de Staatscourant.

Gedacht kan worden volgens de Raad aan oproepingen in familiezaken waarbij van een van de ouders verblijf in het buitenland bekend is, maar de exacte verblijfplaats (het adres) niet. Oproeping zou dan kunnen geschieden in lokale kranten of via een ambassade.

Deze andere wijze zou ook kunnen zien op een andere elektronische wijze van publicatie. Het op andere wijze elektronisch oproepen zal in ieder geval op een zorgvuldige en behoorlijke wijze dienen te gebeuren. Er zal bij deze aanvullende oproeping sprake dienen te zijn van een vergelijkbaar niveau van bescherming zoals dat met verplichte (basis)publicatie in de Staatscourant wordt geboden. Bij andere wijze van elektronische publicatie zou gedacht kunnen worden aan plaatsing op www.rechtspraak.nl.

Artikel IV

Artikel 8

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of aangegeven kan worden of de algemene maatregel van bestuur wordt voorgelegd aan de Kamer.

De voorgestelde wijzigingen van artikel 8 voorzien in een ministeriële regeling op twee punten. Het betreft het mogelijk maken van een kostenregeling en een regeling ten aanzien van de verdere inhoud van de Staatscourant.

In het voorgestelde derde lid van artikel 8 van de Bekendmakingswet wordt mogelijk gemaakt om bij regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties regels te stellen voor het in rekening brengen van kosten voor plaatsing in de Staatscourant. Met deze toevoeging wordt een grondslag geboden voor het in rekening brengen van kosten voor het plaatsen van uittreksels van openbare exploten in de Staatscourant aan bijvoorbeeld de KBvG. Gedacht wordt aan een ministeriële regeling waarin wordt opgenomen welk bedrag voor een uittreksel van een exploot in rekening wordt gebracht.

In het nieuwe tweede lid van artikel 8 wordt voorgesteld een grondslag op te nemen voor het stellen van regels door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten aanzien van de verdere inhoud van de Staatscourant. Thans kunnen op dit punt alleen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld. Gecontroleerde delegatie wordt toegepast wanneer een materie regeling bij wet rechtvaardigt, maar zich daarvoor niet goed leent vanwege het technisch karakter, de noodzaak van snelle wijzigingen of de grote omvang van de te stellen regels. De mogelijke ministeriële regelingen zijn niet van dien aard, zodat ik meen dat voor deze regelingen voorhang niet aangewezen is.

Artikel V

De leden van de D66-fractie vragen welke gronden bestaan voor het niet geheel willen en/of kunnen uitsluiten dat onderdelen uit het wetsvoorstel niet gelijktijdig met de rest in werking kunnen treden.

Deze bepaling is opgenomen voor het geval er bij een van de publicerende partijen een vertraging met betrekking tot het publiceren zou ontstaan. Naar het zich thans laat aanzien kunnen de bekendmakingen genoemd in dit wetsvoorstel vanaf één en hetzelfde tijdstip in de Staatscourant worden gedaan en kunnen de bepalingen gelijktijdig in werking treden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven