33 948 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarktrelevant en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (macrodoelmatigheid in het beroepsonderwijs)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 9 september 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel D, onder 2, wordt «volzinnen» vervangen door: volzin.

B

Artikel IV komt als volgt te luiden:

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Toelichting

Deze nota van wijziging wordt gegeven mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken.

A

Dit betreft herstel van een redactionele fout; er is sprake van toevoeging van slechts één volzin.

B

De gewijzigde inwerkingtredingsbepaling houdt verband met het voorstel van wet van de leden Heijnen, Voortman en Schouw houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet raadgevend referendum), Kamerstukken 30 372, dat in de Eerste Kamer is aanvaard op 15 april 2014. Dit wetsvoorstel geeft regels voor het houden van een raadgevend referendum over nieuwe wetten. Het treedt, nadat het is bekrachtigd, mogelijk begin 2015 in werking. Als gevolg hiervan dient daarbij met de inwerkingtreding van nieuwe wetten rekening te worden gehouden. Voor de inwerkingtreding van een nieuwe wet, die referendabel is, dient dan in beginsel een termijn van acht weken in acht te worden genomen. De inwerkingtredingsbepaling van het onderhavige wetsvoorstel sluit daar thans niet bij aan. Die bepaling is daarom vervangen door de inwerkingtredingsbepaling waarbij het tijdstip van inwerkingtreding bij koninklijk besluit wordt vastgesteld. Dit tijdstip zal worden afgestemd op het studiejaar waarop de diverse bepalingen voor het eerst van toepassing zullen zijn. Dat tijdstip, en daarmee het studiejaar, kan verschillend zijn voor de diverse bepalingen. Zo zullen de bepalingen met betrekking tot Caribisch Nederland mogelijk later in werking treden dan die voor Europees Nederland; dit hangt af van moment van uitvoerbaarheid van de desbetreffende bepalingen aldaar. Ook is dit van belang voor het moment van melden van plannen om opleidingen te beëindigen of te starten, gelet op het voorstel om dit anderhalf jaar voor het betreffende studiejaar te doen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven