Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel D, onder 2, wordt «volzinnen» vervangen door: volzin.
B
Artikel IV komt als volgt te luiden:
ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Toelichting
Deze nota van wijziging wordt gegeven mede namens de Staatssecretaris van Economische
Zaken.
A
Dit betreft herstel van een redactionele fout; er is sprake van toevoeging van slechts
één volzin.
B
De gewijzigde inwerkingtredingsbepaling houdt verband met het voorstel van wet van
de leden Heijnen, Voortman en Schouw houdende regels inzake het raadgevend referendum
(Wet raadgevend referendum), Kamerstukken 30 372, dat in de Eerste Kamer is aanvaard
op 15 april 2014. Dit wetsvoorstel geeft regels voor het houden van een raadgevend
referendum over nieuwe wetten. Het treedt, nadat het is bekrachtigd, mogelijk begin
2015 in werking. Als gevolg hiervan dient daarbij met de inwerkingtreding van nieuwe
wetten rekening te worden gehouden. Voor de inwerkingtreding van een nieuwe wet, die
referendabel is, dient dan in beginsel een termijn van acht weken in acht te worden
genomen. De inwerkingtredingsbepaling van het onderhavige wetsvoorstel sluit daar
thans niet bij aan. Die bepaling is daarom vervangen door de inwerkingtredingsbepaling
waarbij het tijdstip van inwerkingtreding bij koninklijk besluit wordt vastgesteld.
Dit tijdstip zal worden afgestemd op het studiejaar waarop de diverse bepalingen voor
het eerst van toepassing zullen zijn. Dat tijdstip, en daarmee het studiejaar, kan
verschillend zijn voor de diverse bepalingen. Zo zullen de bepalingen met betrekking
tot Caribisch Nederland mogelijk later in werking treden dan die voor Europees Nederland;
dit hangt af van moment van uitvoerbaarheid van de desbetreffende bepalingen aldaar.
Ook is dit van belang voor het moment van melden van plannen om opleidingen te beëindigen
of te starten, gelet op het voorstel om dit anderhalf jaar voor het betreffende studiejaar
te doen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker