33 933 Initiatiefnota van het lid Omtzigt omtrent een gele kaart procedure met betrekking tot een ingrijpend voorstel van de Europese Commissie aangaande het Nederlandse pensioenstelsel

Nr. 4 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2014

Ten vervolge op mijn brief van 20 mei jl., inzake de initiatiefnota van dhr. Omtzigt omtrent een gele kaart-procedure met betrekking tot het voorstel van de Europese Commissie ter herziening van de IORP-richtlijn (2003/41 EG)(Kamerstuk 33 933, nr. 3), zend ik u hierbij de reactie van het kabinet op deze initiatiefnota. In deze reactie beschrijf ik allereerst nogmaals de essentie van het BNC-fiche «Herziening IORP-richtlijn» (Kamerstuk 22 112, nr. 1837). Vervolgens zal ik ingaan op enkele specifieke punten uit de initiatiefnota van dhr. Omtzigt.

Het kabinet heeft begrip voor de aarzelingen die bij diverse leden van uw Kamer bestaan bij dit voorstel. Eerdere plannen van de Commissie om te komen met een veel ingrijpender wijziging van de IORP-richtlijn, hadden voor Nederland zeer negatieve consequenties kunnen hebben. Een te ver doorgezet streven van de Commissie naar het gelijktrekken van kapitaalseisen en het creëren van een gelijk speelveld voor pensioenfondsen en pensioenverzekeraars in de tweede pijler, had grote financiële consequenties kunnen hebben. Nederland heeft zich daarom, samen met enkele andere lidstaten met ontwikkelde tweedepijlerstelsels (Verenigd Koninkrijk, Ierland, Duitsland) tegen deze plannen verzet. Uw Kamer is over de interventies die wij hierover zowel op politiek als op ambtelijk niveau hebben ondernomen bij verschillende gelegenheden geïnformeerd. Mede door deze interventies beperkt het nu gepubliceerde voorstel zich tot het verhelderen en specificeren van de algemene principes inzake governance, risicomanagement en transparantie die aan de uitvoering van tweedepijlerpensioenregelingen ten grondslag zouden moeten liggen.

Bij het opstellen van het fiche heeft het kabinet de inhoud van het voorstel afgezet tegen de algemene uitgangspunten van de subsidiariteit van Europees optreden. In de kern komt het subsidiariteitsprincipe er op neer dat Europa alleen regels moet stellen als optreden op Europees niveau doeltreffender is voor het bereiken van de door de Verdragen vastgelegde doelstellingen. Kernvragen die daarbij spelen zijn of er grensoverschrijdende aspecten spelen, of de voorgestelde regels niet ook op nationaal niveau geregeld kunnen worden, en of er zichtbare voordelen zijn van optreden op Europees niveau.

Natuurlijk kunnen de lidstaten ook zelf regels stellen voor governance en transparantie, maar het is in ieders voordeel als die in alle lidstaten aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoen. In het fiche is dan ook aangegeven dat het wegnemen van belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten, het creëren van EU-brede consumentenbescherming en de regulering van financiële dienstverlening onderwerpen zijn die op Europees niveau moeten worden geregeld. Ik wil hier onderstrepen dat dit in het belang is van alle deelnemers aan pensioenregelingen die grensoverschrijdend uitgevoerd worden. Werknemers moeten weten waar zij aan toe zijn met hun pensioen en dit voorstel draagt daartoe bij. Bovendien heeft Nederland er vanuit het oogpunt van stabiliteit in de pensioensector binnen Europa alle belang bij dat ook pensioenfondsen uit andere lidstaten zich verantwoordelijk opstellen. Om die reden is er in het fiche dan ook op gewezen dat dit voorstel met name van belang is voor lidstaten die nog bezig zijn kapitaal gedekte tweedepijler(bedrijfs)pensioenstelsels op te bouwen en dat het een goede zaak is als die stelsels robuuster worden.

Vanuit een oogpunt van subsidiariteit kan het kabinet dan ook instemmen met de doelstellingen van het voorstel om de basisvoorwaarden uit de al bestaande IORP-richtlijn verder te verhelderen en aan te scherpen. De bescherming van deelnemers en pensioengerechtigden, het scheppen van een gelijk speelveld voor pensioenfondsen binnen Europa en het bevorderen van een stabielere pensioensituatie in Europa, zijn in overeenstemming met de uitgangspunten van de subsidiariteit van Europees optreden.

Het kabinet is kritisch ten aanzien van de proportionaliteit van bepaalde onderdelen van het richtlijnvoorstel. In het fiche is aangegeven dat de eisen die aan informatieverstrekking gesteld worden te gedetailleerd zijn en te uniform worden voorgeschreven, hetgeen zou kunnen leiden tot extra administratieve lasten. Ook zou de richtlijn meer aandacht moeten besteden aan het gelaagd en meer digitaal communiceren. Daarnaast zijn de mate van vrijheid en het detailniveau van de gedelegeerde bevoegdheden aan de Europese Commissie volgens Nederland te ruim. Vanuit de Nederlandse optiek zijn op deze punten zeker aanpassingen nodig en Nederland zal dit ook consequent inbrengen in de onderhandelingen in de Raadswerkgroepen. Ik heb er vertrouwen in dat wij lopende het proces een oplossing voor deze problemen zullen kunnen vinden. IJkpunten van Nederland daarbij zijn ten principale dat de uiteindelijke regels doelmatig en niet te gedetailleerd zijn en dat bij de verdere uitwerking voldoende rekening moet worden gehouden met de rol van sociale partners, met nationale verschillen en nationale verantwoordelijkheden.

Verder merkt het kabinet ten aanzien van de initiatiefnota van dhr. Omtzigt het volgende op:

  • Communicatievoorschriften: het kabinet is van mening dat algemene regels met betrekking tot communicatie in beginsel kunnen leiden tot meer transparantie en daarmee betere en stabielere pensioenstelsels in Europa. Het kabinet deelt evenwel de opvatting van dhr. Omtzigt dat de regels te gedetailleerd zijn, met name wanneer het gaat om het zogenaamde Pension Benefit Statement en zal zich tijdens de onderhandelingen inzetten voor aanpassing hiervan. Daarbij geldt echter dat een dergelijke inzet betrekking heeft op de proportionaliteit en daarmee niet van invloed is op het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit.

  • Governance structuur: het kabinet is van mening dat algemene regels op Europees niveau bijdragen aan betere pensioenstelsels in Europa. Bovendien dragen algemene Europese governance regels bij aan het verminderen van de kans op toezichtsarbitrage. Het subsidiariteitsoordeel is hier dus ook positief. Wel zal Nederland ten aanzien van de proportionaliteit letten op de doelmatigheid, het detailniveau, de rol van sociale partners en de nationale verschillen en verantwoordelijkheden. In dit kader heeft het kabinet vragen bij de noodzaak tot het instellen van een pensioenbewaarder «depositary». Dit zal ook in de onderhandelingen worden ingebracht.

  • Verhuizing van pensioenfondsen naar andere lidstaten: de huidige IORP-richtlijn maakt het al mogelijk dat een pensioenregeling of een deel daarvan verhuist naar een andere lidstaat. Hoe een dergelijke verhuizing wordt vormgegeven staat echter niet expliciet beschreven. Het voorstel ter herziening van de IORP-richtlijn bevat op dit punt geen substantiële wijzigingen. Er zijn bijvoorbeeld geen regels opgenomen over de waardering van de pensioengelden die overgaan naar een andere lidstaat. Ook blijft het Nederlandse sociale en arbeidsrecht van toepassing als een pensioeninstelling uit een andere lidstaat een Nederlandse pensioenregeling uitvoert.

  • Nadere regels Europese Commissie: het kabinet deelt de mening van dhr. Omtzigt dat de Europese Commissie teveel vrijheid krijgt om nadere regels te stellen via gedelegeerde bevoegdheden. Het kabinet acht een dergelijke (ruime) delegatie ongewenst en zal zich in de onderhandelingen inzetten om deze bevoegdheid van de Commissie in te perken. Daarbij staat voorop dat gedelegeerde bevoegdheden ook niet indirect mogen leiden tot extra kapitaalseisen, zoals al staat opgenomen bij de gedelegeerde bevoegdheid van de Europese Commissie ten aanzien van risico-evaluatie.

  • Verschuiving naar de Ecofin Raad: Dhr. Omtzigt merkt op dat het pensioenterrein in Europa verschuift van sociale zaken naar het terrein van de financiële instellingen, omdat de richtlijn behandeld wordt in de ECOFIN Raad. Ook de huidige IORP-richtlijn is destijds behandeld in de ECOFIN Raad. Van een verschuiving is met dit voorstel dus geen sprake.

Het kabinet deelt de aarzelingen van de Tweede Kamer ten aanzien van enkele onderdelen van het voorstel. Maar het kabinet wil erop wijzen dat het richtlijnvoorstel, zoals dit nu voorligt, beoogt te bevorderen dat in de lidstaten aan pensioendeelnemers bescherming wordt gegeven die in grote mate overeenstemt met de reeds bestaande Nederlandse praktijk. Het zal in Europa dan ook als bevreemdend worden ervaren als wij daar gedurende het Europese regelgevende proces vanuit Nederland grote bezwaren tegen zouden aandragen. Dat zal onze positie bij de verdere behandeling van het voorstel zeker niet versterken.

Ik ben gaarne bereid hierover met Uw Kamer van gedachten te wisselen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven