33 932 Wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming aan lage inkomens (Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens)

C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 oktober 2014

In de vergadering van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 van 8 juli jl. was wetsvoorstel 33 932 (Wet koopkracht-tegemoetkoming lage inkomens) aan de orde. De commissie heeft blanco eindverslag vastgesteld, opdat het wetsvoorstel diezelfde middag nog afgedaan kon worden als hamerstuk.

Zij heeft op 12 september 2014 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarin de hoogte van de uitvoeringskosten in relatie tot het totaal aan tegemoetkomingen aan de orde werd gesteld.

De Staatssecretaris heeft op 2 oktober 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 12 september 2014

In de vergadering van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 juli jl. was wetsvoorstel 33 932 Wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met het verstrekken van een koopkrachttegemoetkoming aan lage inkomens (Wet koopkracht-tegemoetkoming lage inkomens) aan de orde. De commissie heeft blanco eindverslag vastgesteld, opdat het wetsvoorstel diezelfde middag nog afgedaan kon worden als hamerstuk.

Niettemin willen de leden van de commissie met u delen dat zij het bedrag van 10 miljoen euro aan uitvoeringskosten buitengewoon hoog vinden in relatie tot het totaal aan tegemoetkomingen van 60 miljoen euro. Het aandeel van de uitvoeringslasten is daarmee ruim 14% van het gemoeide budgettaire bedrag van 70 miljoen euro. De commissie vraagt zich af of hier sprake is van een onevenredig beslag en tevens of er in algemene zin geen normstelling is aan uitvoe-ringskosten, zoals momenteel ook in discussie is bij inningskosten bij de Belastingdienst.

De leden van de commissie zien uw reactie met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Sylvester

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2014

Per brief van 12 september jl. hebben de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat zij het bedrag van € 10 miljoen aan uitvoeringskosten hoog vinden in relatie tot het totaal aan tegemoetkomingen van € 60 miljoen. De leden vragen zich af of hier sprake is van een onevenredig beslag en of er in algemene zin geen normstelling is aan uitvoeringskosten.

Normstelling uitvoeringskosten

Er bestaat in algemene zin geen normstelling aan de uitvoeringskosten. Uiteraard is het streven altijd gericht op een zo’n efficiënt mogelijke uitvoering.

Uitvoeringskosten koopkrachttegemoetkoming

De regering is zich ervan bewust dat de keuze voor een gerichte koopkrachttegemoetkoming van huishoudens met een inkomen van ten hoogste 110% van het sociaal minimum gepaard gaat met relatief hoge uitvoeringskosten. Met andere maatregelen is het niet mogelijk gebleken de koopkracht van specifiek de groep van huishoudens met een inkomen van ten hoogste 110% van het sociaal minimum gericht te ondersteunen.

Er is met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) uitvoerig gesproken over de wijze waarop het wetsvoorstel kan worden uitgevoerd en de (financiële) gevolgen die dat voor de uitvoering met zich meebrengt. Tijdens die gesprekken is gekeken naar een zo goed en efficiënt mogelijke uitvoering tegen zo beperkt mogelijke kosten. De regering is van mening dat de uitvoeringskosten in absolute termen niet hoog zijn als rekening wordt gehouden met de omvang van de doelgroep (circa 874.000 huishoudens met een inkomen tot ten hoogste 110% van het sociaal minimum), het feit dat een substantieel deel van de doelgroep nog niet bekend is bij gemeenten en het incidentele karakter van de regeling.

Efficiënte uitvoering van de koopkrachttegemoetkoming

Vanwege efficiencyoverwegingen is ervoor gekozen om een deel van de uitvoering van de koopkrachttegemoetkoming te beleggen bij de SVB, zodat de koopkrachttegemoetkoming ambtshalve kan worden verstrekt aan personen met een «aanvullende inkomensvoorziening ouderen».

Ook is ernaar gestreefd om in de nadere uitwerking van de uitvoering van de koopkrachttegemoetkoming de administratieve lasten voor gemeenten en de SVB zo beperkt mogelijk te houden. Dit streven heeft onder andere vorm gekregen door regeling van de financiering van de koopkrachttegemoetkoming via het Gemeentefonds, waardoor gemeenten zich niet aan het Rijk behoeven te verantwoorden over de uitvoering van de koopkrachttegemoetkoming.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Dijk (PVV) (vicevoorzitter), Sörensen (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Beckers (VVD), Swagerman (VVD), Kok (PVV), Koning (PvdA), Van Zandbrink (PvdA)

Naar boven