33 921 (R2031) Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Federale Republiek Brazilië inzake luchtvervoer tussen Curaçao en Brazilië; Brasilia, 3 december 2013

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 16 april 2014.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Curaçao te kennen worden gegeven uiterlijk op 16 mei 2014.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt / uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State)

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2014

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 3 december 2013 te Brasilia tot stand gekomen Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Federale Republiek Brazilië inzake luchtvervoer tussen Curaçao en Brazilië (Trb. 2014, nr. 36).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Curaçao gevraagd.

Aan de Gouverneur van Curaçao is verzocht hogergenoemde stukken op

17 april 2014 over te leggen aan de Staten van Curaçao.

De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

TOELICHTENDE NOTA

Het Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Federale Republiek Brazilië inzake luchtvervoer tussen Curaçao en Brazilië (hierna: het Verdrag) is het resultaat van besprekingen tussen de Curaçaose en de Braziliaanse luchtvaartautoriteiten. Aanleiding voor die besprekingen was de wens van de twee partijen om de luchtvaartrelatie tussen Curaçao en Brazilië in een verdrag te regelen.

I. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.

In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van dit luchtvaartverdrag worden verleend, te weten het recht van overvlucht en technische landing, het recht om van, naar en via het grondgebied van de andere partij naar een aantal verder gelegen bestemmingen te vliegen in overeenstemming met de routetabel bij het verdrag, alsmede het recht om geregelde luchtdiensten van, naar en via hun wederzijdse grondgebieden te onderhouden.

Ingevolge artikel 3 kan elke aangewezen luchtvaartmaatschappij, onder bepaalde voorwaarden, op ieder punt dat bij het uitvoeren van een bepaalde vlucht aangedaan wordt van vliegtuigtype wisselen.

Voor het uitvoeren van de luchtdiensten wordt in artikel 4, eerste lid, de aanwijzing voorzien van één of meer luchtvaartmaatschappijen per land en het recht om die aanwijzing in te trekken of te wijzigen. In het tweede lid wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden verleend.

Artikel 5 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de op grond van artikel 4, tweede lid, aan de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen verstrekte exploitatievergunningen in te trekken, op te schorten of te beperken in de gevallen genoemd in het eerste lid, onder a, b, c, d en e van het artikel.

Artikelen 7 en 8 bevatten bepalingen met betrekking tot de luchtvaartveiligheid en luchtvaartbeveiliging. Hierin zijn een procedure en een aanpak geregeld indien Curaçao of Brazilië twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden artikel 7 en 8 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied op te schorten danwel te staken. Verder wordt verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden, die bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Curaçao en Brazilië in acht moeten worden genomen.

Artikel 9 bevat bepalingen over commerciële activiteiten (waaronder verkoop en marketing van airservice producten) inclusief het vestigen van kantoren zowel on-line als off-line op het grondgebied van de andere partij. Het tweede tot en met het vierde lid bevatten bepalingen over het recht dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen hebben in verband met het verblijf van gespecialiseerd personeel op het grondgebied van de andere partij. Op grond van het vijfde lid heeft elke aangewezen luchtvaartmaatschappij het recht op het grondgebied van de andere partij zelf haar gronddiensten uit te voeren («self-handling»), of, naar keuze, de gronddiensten of een deel ervan te laten uitvoeren door een agent van een concurrent. Het zesde tot en met tiende lid bevatten bepalingen over valutaomrekening en overschrijving van inkomsten, heffingen en dubbele belastingen. Het elfde lid bevat bepalingen over het onderling vast af te nemen aantal plaatsen, code-sharing, joint ventures of lease-regelingen.

Teneinde de commerciële mogelijkheden voor de desbetreffende luchtvaartmaatschappijen te vergroten zijn in het verdrag bepalingen opgenomen met betrekking tot gebruikersheffingen (artikel 10), mededinging (artikel 11), capaciteit (artikel 12) en tariefstelling (artikel 13).

Artikel 14, eerste lid, bevat een bepaling over volledige vrijstelling van importbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale rechten en lasten die elk van de partijen, op basis van wederkerigheid, kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij voor zover dat is toegestaan door haar nationale wetgeving. Het vierde lid bepaalt dat normale boorduitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden motorbrandstof en smeermiddelen en proviand aan boord van een luchtvaartuig van een partij alleen op het grondgebied van de andere partij mogen worden uitgeladen met toestemming van de douaneautoriteiten van die partij.

Artikel 15 bevat bepalingen ter vermijding van dubbele belasting.

Het verdrag bevat verder de op luchtvaartgebied gebruikelijke bepalingen. Zo bevat artikel 18 een bepaling over consultaties en wijziging van het verdrag en artikel 19 een regeling om geschillen op te lossen.

II. Bijlage

In de bijlage, die een integrerend onderdeel van het verdrag vormt, wordt in de routetabel bepaald dat er gevlogen kan worden van, naar en via elkaars grondgebied. In punt 4 van de bijlage wordt bepaald dat voor het uitoefenen van het vijfdevrijheidsverkeersrecht overeenstemming nodig is tussen de luchtvaartautoriteiten van beide partijen.

De bijlage is, voor zover het de routes betreft, aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlage, voor wat betreft de routes, behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

III. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk, alleen voor Curaçao gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven