Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 33910 nr. R |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 33910 nr. R |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2020
Overeenkomstig artikel XLVI van de Wet opheffing bedrijfslichamen zend ik uw Kamer bijgaand de rekening en verantwoording van de vereffening van het voormalige Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel (HBAG).
Een ontwerp van deze rekening en verantwoording heeft eerder dit jaar ter inzage gelegen. Daarop zijn geen bedenkingen ingekomen, zodat thans tot vaststelling kon worden overgegaan.
Er resteert een batig saldo. Overeenkomstig de Wet opheffing bedrijfslichamen zal ik een bestemming daaraan geven die ten goede komt aan de sectoren die door het HBAG werden bestreken. Als toegezegd door de toenmalige Minister van Economische Zaken bij de parlementaire behandeling van de wet, zal ik bij de bepaling van de wijze van besteding de desbetreffende sectoren betrekken. De komende maanden zal dit zijn beslag krijgen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Met de inwerkingtreding van de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob) op 1 januari 2015 zijn de zeventien Product- en bedrijfschappen opgeheven. In artikel XXXIX, derde lid, werd de Minister van Economische Zaken bevoegd alle rechtshandelingen te verrichten met het oog op de vereffening van de vermogens van de schappen. Op 1 januari 2019 is de Wob aangepast en werd de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) verantwoordelijk voor de laatste fase van de vereffening van de vermogens van de schappen.
Voor u ligt de Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel. Het schriftelijk verslag, opgenomen in Deel I, gaat vergezeld van een slotbalans op 31 december 2017 en een rekening van baten en lasten over de periode 2015–2017 die zijn opgenomen in Deel II. Hieraan is toegevoegd een bijlage waarin het stappenplan van de vereffening wordt toegelicht en een tweede bijlage waarin het effect van de verkoop van het kantoorgebouw op het resterend vermogen van HBAG is uitgewerkt.
Het Ontwerp van de Rekening en verantwoording heeft conform artikel XLVI, vierde lid, van de Wob 8 weken ter inzage gelegen op het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hiervan is op 28 november 2019 mededeling gedaan in de Staatscourant nr. 66028. In deze periode hebben zich geen nieuwe schuldeisers gemeld. Het voorliggende document is de definitief vastgestelde Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van het Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel (HBAG).
Na vereffening resteert voor HBAG een batig saldo van € 2.204.791.
Conform artikel XLVII van de Wob draagt de Minister er zorg voor dat dit saldo een bestemming krijgt die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij HBAG.
Conform artikel XLVI, achtste lid, van de Wob zendt de Minister de vastgestelde Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van HBAG aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Inhoudsopgave |
blz. |
|
Deel I, Schriftelijk verslag |
4 |
|
1. |
Achtergrond |
4 |
2. |
Het Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel |
6 |
3. |
Verplichtingen jegens oud-werknemers |
6 |
4. |
Vorderingen van het schap |
6 |
5. |
Vorderingen op het schap |
7 |
6. |
Projectsubsidies |
7 |
7. |
Overgedragen financiële middelen |
8 |
8. |
Juridische claims |
8 |
9. |
Materiële vaste activa |
10 |
10. |
Financiële vaste activa |
10 |
11. |
Overige zaken in het kader van de vereffening |
10 |
12. |
Archiefbescheiden |
10 |
13. |
Bezwaren ingediend naar aanleiding van de terinzagelegging door de Minister |
11 |
14. |
Verwerking van de ingediende bezwaren in de Rekening en verantwoording |
11 |
15. |
Bestemming van het resterende vermogen |
11 |
Deel II, Financiële gegevens |
12 |
|
Algemeen |
12 |
|
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling |
13 |
|
Slotbalans op 31-12-2017 |
14 |
|
Toelichting op de Slotbalans |
15 |
|
Staat van Baten en Lasten, periode 2015–2017 |
21 |
|
Toelichting op de Staat van Baten en Lasten |
22 |
|
Bijlagen |
||
I. |
Stappenplan waarlangs de vermogens van de schappen zijn vereffend |
25 |
II. |
Extra opbrengst i.v.m. verkoop kantoorgebouw na 2017 en de nog tot datum van verkoop doorlopende exploitatie |
26 |
Product- en bedrijfschappen, ook wel schappen genoemd, waren publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties die activiteiten ontplooiden ten behoeve van een branche of sector van het bedrijfsleven. Een schap verrichtte taken die individuele ondernemers of verenigingen van ondernemers en werknemers ieder voor zich niet konden verrichten, maar die met het oog op het algemeen belang of het belang van de branche of sector noodzakelijk werden geacht. Deze taken werden gefinancierd door, op basis van verordeningen, heffingen op te leggen aan alle ondernemingen in de betreffende sector. Schappen voerden ook taken in medebewind uit, die voortvloeiden uit overheidswet- en regelgeving en die ten goede kwamen aan de hele samenleving. Deze taken werden door de betreffende Minister opgedragen aan een schap en gefinancierd door het departement en/of de Europese Unie (EU). Het merendeel van de medebewindstaken diende ter uitvoering van Europese regelgeving op het gebied van de landbouw, waaronder marktordeningsmaatregelen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU. Maar het betrof ook taken op het gebied van plant- en diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid en gezondheid. Schappen waren er in uiteenlopende branches en sectoren zoals onder meer de tuinbouw, de akkerbouw, de detailhandel en de horeca. Representatieve organisaties van ondernemers en werknemers in een bedrijfstak bepaalden zelf of zij een schap wilden laten instellen. Daarom hadden sommige sectoren van het bedrijfsleven wel een schap en andere niet.
Het stelsel van schappen werd ook wel de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (hierna: PBO) genoemd. Voor de schappen vormde de Wet op de bedrijfsorganisatie (1950) (hierna: Wbo) de juridische basis. Vanaf de oprichting van het eerste schap in 1954, het inmiddels opgeheven Landbouwschap, zijn tot de jaren »60 van de vorige eeuw uiteindelijk 56 schappen ontstaan. Dit aantal is in de loop der jaren teruggelopen naar 37. Met een hergroeperingsoperatie in 1997 is het aantal schappen vervolgens via opheffing en samenvoeging verder teruggebracht tot het uiteindelijke aantal van 17; 11 productschappen en 6 bedrijfschappen.
Een schap (in de Wbo: bedrijfslichaam) werd, volgens de laatstelijk daarvoor geldende bepalingen in de Wbo, ingesteld bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) op voordracht van de betrokken Minister(s). In eerdere versies van de Wbo heeft instelling ook plaatsgevonden bij wet respectievelijk bij verordening van de sociaaleconomische Raad (SER). De betrokken Minister(s) wonnen over het voornemen een schap in te stellen, eerst advies in van de SER. De SER hoorde, voordat hij advies uitbracht, de representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties uit de betreffende marktsector. De leden van het bestuur van een schap werden benoemd door de representatieve ondernemers- en werknemersorganisaties.
De SER had wettelijk de taak om toezicht op de schappen uit te oefenen. De Bestuurskamer van de SER had onder meer taken op het terrein van de samenstelling en representativiteit van de besturen van de schappen. De Toezichtkamer van de SER hield onder meer toezicht op de verordeningen en besluiten, de financiën (heffingsverordeningen, begrotingen en jaarrekeningen) en de bevoegdheden (inclusief de principes van goed bestuur) van de schappen.
Al jarenlang waren er in het parlement langlopende discussies over het bestaansrecht van de schappen. Destijds zijn door het Kabinet, mede gelet op de door de Tweede Kamer aangenomen motie Aptroot c.s. van 16 februari 2011, meerdere alternatieven tot omvorming respectievelijk voortzetting van de schappen onderzocht. Op 20 december 2011 werd door een meerderheid van de Tweede Kamer de motie Aptroot aangenomen waarin het Kabinet werd opgeroepen om de schappen af te schaffen. In het regeerakkoord «Bruggen slaan» van oktober 2012 werd vastgelegd dat de schappen zouden worden opgeheven. Hieraan is gevolg gegeven met het ontwerp van de Wet opheffing bedrijfslichamen (Wob), het daarop volgende parlementaire traject en de inwerkingtreding van de Wob per 1 januari 2015.
Als gevolg van het opheffen van de schappen is hoofdstuk 2 van de Wbo komen te vervallen. De publieke taken van de schappen, onder meer op het gebied van plant-, dier- en volksgezondheid, zijn met een deel van de betrokken medewerkers van de desbetreffende schappen overgegaan naar het (toenmalige) Ministerie van Economische Zaken (EZ) en naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS); in samenhang met deze overgang van taken is de daarop van toepassing zijnde regelgeving gewijzigd. De overige taken van de schappen die niet als publiek werden beschouwd, zijn beëindigd, dan wel in de vorm van private initiatieven voortgezet.
Met de inwerkingtreding van de Wob per 1 januari 2015 zijn de zeventien schappen opgeheven. Conform de Wob, artikel XXXIX, derde lid, is de Minister van EZ (thans: Economische Zaken en Klimaat; hierna de Minister) bevoegd alle rechtshandelingen te verrichten met het oog op de vereffening van het vermogen van een schap, waaronder het vervreemden van onroerende en roerende zaken en het voldoen en innen van vorderingen. Onder verantwoordelijkheid van de plaatsvervangend secretaris-generaal is de uitvoering van deze taak belegd bij de Vereffeningsorganisatie PBO (VOPBO). In artikel XL is bepaald dat de kosten van de vereffening van het vermogen van een schap ten laste komen van het vermogen van het desbetreffende schap.
In juli 2017 heeft de Minister schriftelijk gerapporteerd aan beide Kamers over de stand van de vereffening over de periode 2015–2016 (vergaderjaar 2016–2017, 33 910, nr. 27).
Op 1 januari 2019 is de Wob aangepast en werd de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) verantwoordelijk voor de laatste fase van de vereffening van de vermogens van de schappen.
Zodra de vereffening van het vermogen van een schap is afgerond, brengt de VOPBO daarover verslag uit aan de Minister van LNV in de vorm van een Ontwerp Rekening en verantwoording. Nadat de in de Wob vastgelegde hoor- en wederhoor procedure is doorlopen, stelt de Minister van LNV de Rekening en verantwoording van een schap vast en stuurt deze naar de Eerste en Tweede Kamer. Op grond van artikel XLVII, vierde lid, van de Wob draagt de Minister van LNV er zorg voor dat een batig saldo een bestemming krijgt die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij het desbetreffende schap. In geval van een nadelig saldo geeft de Minister van LNV op basis van artikel XLI, vierde lid, van de Wob aan hoe hier mee om te zullen gaan.
Op grond van de Wbo werd in 2003 het Hoofdbedrijfschap voor de Agrarische Groothandel (hierna: HBAG) ingesteld als samenvoeging van het Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Aardappelen (1956), het Bedrijfschap Groothandel in Bloemkwekerijproducten (1957) en het Bedrijfschap Groothandel en Tussenpersonen in Groenten en Fruit (1955). HBAG fungeerde als koepelorganisatie voor de commissies Bloemen en Planten, Groenten en Fruit en Aardappelen.
Als koepelorganisatie behartigde HBAG activiteiten op het gebied van afzetbevordering en exportstatistieken, onderzoek en innovatie, voorlichting en promotie, belangenbehartiging, voedselveiligheid, kwaliteitsbeleid en -controle, arbeid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Meer in het bijzonder door het formuleren van algemene oplossingsrichtingen voor gemeenschappelijke vraagstukken die vervolgens branche specifiek werden uitgewerkt in de commissies.
HBAG voerde geen taken in medebewind uit.
De medewerkers van de voormalige PBO hadden een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met de inwerkingtreding van de Wob per 1 januari 2015 zijn conform artikel XXXVII, vierde lid, de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomsten van de voormalige medewerkers van de PBO ongewijzigd overgegaan op de Staat (lees: de Minister van EZK) als rechtsverhouding naar burgerlijk recht, dus niet naar ambtelijk recht. Op deze arbeidsovereenkomsten zijn de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) voor de PBO van toepassing en de in het kader van de opheffing van de PBO afgesloten Sociale Plannen.
Op 1 januari 2015 ontvingen 14 oud-medewerkers van HBAG een uitkering in het kader van het Sociaal Plan Bedrijfschappen. In de jaren daarna heeft één oud-medewerker gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het sociaal plan af te kopen. Vanaf 2018 maken 13 oud-medewerkers van HBAG nog aanspraak op een uitkering. Naar verwachting zal het Sociaal Plan voor HBAG doorlopen tot in 2026.
De pensioenaanspraken van de voormalige werknemers van HBAG waren bij de Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel (SPNG) verzekerd in een collectief pensioencontract met levenslange uitkeringsgarantie. Voor de oud-werknemers met recht op een wachtgelduitkering is de pensioenopbouw voortgezet voor de duur van de voor hen resterende wachtgeldperiode.
Op 1 januari 2015 heeft de VOPBO de rechten en plichten van HBAG overgenomen tot zowel het opleggen als het innen van (achterstallige) heffingen.
In 2015 zijn voor HBAG 2.200 heffingsnota’s uitgebracht.
Alle nog openstaande vorderingen uit hoofde van heffingen zijn in de periode 2015 – 2017 geïncasseerd of bij gebleken oninbaarheid afgeboekt. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf 2.1 van dit verslag.
Op 1 januari 2015 waren er geen overige vorderingen.
Ter uitvoering van artikel XLV, eerste lid, van de Wob is de datum van de aanvang van de vereffening per 1 oktober 2015 bekend gemaakt in de Staatscourant nr. 31964 van 29 september 2015. Hierbij zijn degenen die een (nog niet bekende) vordering op een schap hadden, opgeroepen deze vordering binnen negen maanden (derhalve voor 1 juli 2016) schriftelijk in te dienen bij de VOPBO onder vermelding van de grondslag van de vordering.
Voor HBAG heeft bovengenoemde bekendmaking geen reacties opgeleverd.
Subsidies werden toegekend onder het regiem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarbij de besturen van de voormalige schappen voorwaarden stelden aan de begunstigden. In de regel werd de toekenning van het volledige subsidiebedrag over een aantal jaren verdeeld waarbij jaarlijks op basis van een aantal voorwaarden een voorschot van 80% opgevraagd kon worden. Dit gold ook voor de toegekende subsidies die nog enkele jaren na de opheffing van het schap doorliepen.
De VOPBO voerde uit wat in de beschikkingen tot subsidieverlening was vastgelegd en had geen bevoegdheid tot het toekennen van wijzigingen daarin. Periodiek (en bij de uiteindelijke vaststelling van een subsidie) werd nagegaan of de begunstigden aan de voorwaarden voldeden. Dit gebeurde op basis van jaarlijks over te leggen verantwoordingsinformatie, zoals inhoudelijke tussentijdse- en eindrapportages, kostenverantwoordingen, jaarrekeningen en, indien van toepassing, controleverklaringen. Ook diende tijdig gerapporteerd te worden als er zich gebeurtenissen voordeden die van negatieve invloed konden zijn op de naleving van de gestelde subsidievoorwaarden, zodat noodzakelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van de gevolgen (vertraging, bijstellen van doelstellingen) tijdig getroffen konden worden. Bleek bij de vaststelling van een project dat niet alle gelden volledig besteed waren aan de gestelde doelen dan werden deze gelden in de vorm van vrijval weer toegevoegd aan het vermogen van het voormalig schap.
In 2014 had het bestuur van HBAG bij de toekenning van drie projectsubsidies vastgelegd dat «de aanvragen (of een deel daarvan) financieel pas gehonoreerd kunnen worden als er aan het eind van de vereffening voldoende financiële ruimte overblijft dan wel voldoende financiële middelen zijn gereserveerd voor het afdoen van alle verplichtingen van HBAG».
Op 1 januari 2015 had HBAG de drie hierboven vermelde projectsubsidies nog uitstaan. In de periode 2015–2017 zijn twee projectsubsidies inhoudelijk vastgesteld maar financieel niet gehonoreerd, zo ook de eerste tranche van de derde projectsubsidie. De tweede tranche is begin 2020 inhoudelijk vastgesteld maar financieel niet gehonoreerd.
Na de verwerking van de gegevens uit de terinzagelegging op het Ministerie van LNV is duidelijk geworden dat er voldoende resterend vermogen is om de drie subsidieprojecten alsnog in z’n geheel financieel te honoreren. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf 8 van dit verslag.
Voor de opheffing van de schappen had een aantal besturen bij privaatrechtelijke overeenkomst financiële middelen overgedragen aan private partijen. In deze overeenkomsten waren verplichtingen gesteld aan de ontvangende partij.
Periodiek werd door de VOPBO nagegaan of de ontvangende partijen aan deze verplichtingen voldeden. Centraal daarbij stond de vraag of de overgedragen middelen waren besteed aan de overeengekomen doelstellingen: de uitvoering en financiering van activiteiten ten behoeve van de sector. Dit gebeurde op basis van verantwoordingsinformatie, zoals begrotingen, kostenverantwoordingen, jaarrekeningen en zo nodig controleverklaringen. Indien ontvangende partijen niet aan de bij overeenkomst gestelde verplichtingen voldeden, konden sancties worden opgelegd als deze in de overdrachtsovereenkomsten waren vastgelegd. Een mogelijke sanctie was het terugvorderen van (een deel van) de eerder overgedragen middelen. Als er zich gebeurtenissen voordeden die van negatieve invloed konden zijn op de naleving van de verplichtingen (zoals dreigende discontinuïteit, onderbesteding of liquiditeitsproblemen) dan diende de ontvangende partij zo snel mogelijk hierover informatie te verstrekken aan de VOPBO.
Op 1 januari 2015 had HBAG geen «Overgedragen middelen» die afgehandeld moesten worden.
Met het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Vereffeningsorganisatie PBO van 27 februari 2015 heeft de Minister mandaat, volmacht en machtiging verleend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor het behandelen van bezwaar- en beroepschriften van de voormalige PBO. Dit betreft het nemen van beslissingen op bezwaarschriften, het instellen van (hoger) beroep en het behandelen van eventueel hieruit voortkomende verzoeken om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoeken). Voor de behandeling van civiele zaken is mandaat en machtiging verleend aan de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (WJZ) van EZ(K)/LNV, met daar waar opportuun inschakeling van de Landsadvocaat.
Uit hoofde van heffingen had HBAG op 1 januari 2015 vijf juridische procedures lopen die afgehandeld moesten worden. In de periode 2015 – 2017 kwamen hier 58 zaken bij. In alle gevallen betrof dit bezwaar- en/of beroepzaken. In nauwe samenwerking met de VOPBO heeft RVO.nl 61 zaken voor 1 januari 2018 afgehandeld.
Na 1-1-2018 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uitspraak gedaan in twee zaken.
Al lange tijd had de Dutch Flower Group (DFG), die 65 bedrijven uit de sector vertegenwoordigde, geschillen met HBAG over de heffingsnota’s over de jaren 2002–2014. De geschillen betroffen de betalingen over de jaren 2002 tot en met 2009 en de nog door de DFG te betalen heffingen over de jaren 2010 tot en met 2014. In oktober 2015 had DFG beroep aangetekend bij het CBb met betrekking tot drie onderwerpen:
– Had HBAG (en na 2014 de VOPBO) ambtshalve heffingsnota’s moeten uitbrengen over de jaren 2010–2013 waardoor er sprake zou zijn van het niet tijdig nemen van deze besluiten?
– Heeft de VOPBO terecht geen heffingsnota’s meer uitgebracht over de jaren 2002–2009?
– Zijn de heffingen over de jaren 2002–2014 ten onrechte opgelegd omdat de betreffende Verordeningen in strijd zijn met de staatssteunregels en onverbindend zijn?
Eind 2015 verzocht DFG informeel de mogelijkheden tot een schikking te verkennen. Na overleg met WJZ, de Landsadvocaat en RvO.nl werd besloten hier niet op in te gaan.
In juli 2018 werden de appalanten op alle drie de onderwerpen door het CBb in het ongelijk gesteld. De rechter bepaalde ook dat de heffingsnota’s over de jaren 2010–2014 (voor een totaalbedrag van € 1.736.524) alsnog betaald moesten worden. In najaar 2018 kon dit bedrag via de baten toegevoegd worden aan de algemene reserve van HBAG. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf 2.1 van dit verslag.
Naast de bezwaarprocedure bij het CBb had DFG voor 81 bedrijven een civiele procedure aangespannen tegen HBAG (na 1-1-2015 de Staat der Nederlanden) bij de rechtbank in Den Haag. In november 2015 wees de rechtbank de vordering af. Hiertegen is DFG in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof in Den Haag. In april 2018 werden de appalanten door het hof in het ongelijk gesteld.
Medio 2017 had de VOPBO het verzoek van European Flower and Plants (EFP) afgewezen om de heffingsnota’s over 2014 die betaald waren, te herzien. Hiertegen ging EFP in bezwaar. Eind 2017 verklaarde RvO.nl het bezwaar ongegrond en handhaafde het besluit van de VOPBO. In maart 2018 ging EFP in beroep bij het CBb. In januari 2019 verklaarde het CBb het beroep ongegrond waarna het dossier gesloten kon worden.
Hiermee waren voor HBAG alle juridische procedures uit hoofde van heffingen afgerond.
Uit hoofde van een projectsubsidie had het GroentenFruit Huis (GFH) eind 2016 bezwaar ingediend tegen de beslissing om gedurende de loop van de vereffening geen nabetaling te doen ten gunste van deel 2 van het project Holland Branding en Dutch Cuisine. Na «telefonisch horen» door RVO.nl werd het bezwaar door GFH ingetrokken. In april 2017 werd de eerste tranche van de projectsubsidie vastgesteld. Begin 2020 is de tweede tranche alsnog vastgesteld. Voor een toelichting wordt verwezen naar deel I, paragrafen 6 en 14 van dit verslag.
Tot aan de opheffing op 1 januari 2015 werkte HBAG vanuit het kantoorgebouw «De Legakker» in Aalsmeer. Samen met een vastgoed BV was HBAG sinds november 1997 eigenaar van pand met de omliggende grond. Toen in 2012 duidelijk werd dat HBAG opgeheven zou worden, besloten beide eigenaren het pand gezamenlijk te verkopen. Op basis van drie taxaties werd het gebouw in 2013 te koop gezet voor € 2.250.000. In de jaren daarna melden zich enkele geïnteresseerde kopers maar dit leidde niet tot een serieus bod. In 2016 werd de vraagprijs bijgesteld naar € 1.975.000. In 2017 werd een bod uitbracht van € 1.800.000. Dit bod werd geaccepteerd door de VOPBO maar afgewezen door de mede eigenaar van het pand. Hierop werd in overleg met het ministerie besloten de mogelijkheid te verkennen om het HBAG eigendom met behulp van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) zelf op de markt te brengen. In maart 2018 werd het hele pand opnieuw getaxeerd (schatting marktwaarde € 1.870.000) en vervolgens in mei 2018 alleen het HBAG eigendom (schatting marktwaarde € 755.000). Vanwege de te verwachten verkoopkosten ed. werd in overleg met de Auditdienst Rijk besloten voor het HBAG deel een opbrengstwaarde van € 500.000 op de balans mee te nemen. Voor een toelichting wordt verwezen naar bijlage II van dit verslag.
Begin 2019 meldde zich opnieuw een geïnteresseerde koper voor het hele pand. Het openingsbod was € 1.550.000 mln. De geïnteresseerde koper was een Canadese vastgoed maatschappij met hoofdkantoor in Londen. Dit maakte de verkoop onderhandelingen uiterst ingewikkeld. Op aanraden van het RVB werd voor de juridische en notariële ondersteuning de Landsadvocaat ingeschakeld. In oktober 2019 werd het pand plus bijbehorende grond verkocht voor € 1,6 mln., HBAG ontving hiervan € 750.000.
HBAG had in het verleden een lening verstrekt aan De Legakker BV ten behoeve van de exploitatie van het kantoorpand in Aalsmeer. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel II, paragraaf 1.2 van dit verslag.
Ten tijde van de vereffening kwamen dossiers aan de orde die een niet-reguliere vordering bevatten, of die niet direct naar een vordering van of HBAG waren te herleiden en evenmin als personele aangelegenheid waren aan te merken.
Niet van toepassing.
Alle archiefbescheiden die vanaf januari 2015 zijn overgedragen aan de VOPBO, zijn behandeld en geselecteerd overeenkomstig de Archiefwet 1995. Op 16 februari 2016 ontving de VOPBO de door de Algemeen Rijksarchivaris ondertekende verklaring van overbrenging als bedoeld in artikel 9, lid 3, van het Archiefbesluit 1995, van het archief van HBAG en taakvoorgangers over de periode (1911) 2003 – 2014.
De archiefbescheiden die niet in aanmerking kwamen voor overbrenging naar het Nationaal Archief maar wel nog een aantal jaren (wettelijk) bewaard moeten blijven, zijn opgeslagen bij de firma Oasis in Leidschendam. Door het tekenen van de «Overeenkomst bewaren en vernietigen» van 30 november 2017 heeft de VOPBO toestemming verleend voor het vernietigen van de documenten per januari 2026 (einde wettelijke bewaartermijn voor de documenten van HBAG). Na de vereffening wordt de overeenkomst overgedragen aan het Ministerie van LNV.
De archiefbescheiden die na 1 januari 2015 zijn opgebouwd en nog een aantal jaren bewaard moeten blijven, worden na de vereffening eveneens opgeslagen bij de firma Oasis.
Alle archiefbescheiden die aan de VOPBO waren overgedragen en voor digitale archivering in aanmerking kwamen, zijn – onder de naam HBAG – opgeslagen in een digitaal archief dat na de vereffening wordt overgedragen aan het Ministerie van LNV.
In overeenstemming met artikel XLVI, vierde lid, van de Wob is op 28 november 2019 in de Staatscourant nr. 66028 bekend gemaakt dat de Ontwerp Rekening en verantwoording van de vereffening van het vermogen van HBAG vanaf 6 januari 2020 gedurende 8 weken op het Ministerie van LNV ter inzage is gelegd en digitaal op te vragen. In deze periode kan iedere schuldeiser bezwaren tegen dit ontwerp inbrengen bij de Minister van LNV.
Voor HBAG zijn geen nieuwe bezwaren ingediend.
Hoewel er geen nieuwe bezwaren zijn ingediend, zijn toch twee financiële aanpassingen gepleegd.
In de Jaarrekening 2014 van HBAG was in hoofdstuk D.8 «Niet uit de balans blijkende verplichtingen» vastgelegd dat bij voldoende financiële ruimte ná de vereffening ook de tweede tranche van het project Holland Branding/Dutch financieel gehonoreerd kon worden. Daarom is dit deel van het subsidieproject begin 2020 vastgesteld en hieronder in hoofdstuk 15 financieel meegenomen.
Om de verkoop van het kantoorpand de Legakker in Aalsmeer tot een goed einde te brengen heeft de VOPBO veel extra werkzaamheden moeten verrichten. Dit was medio 2018 niet voorzien en daarom niet meegenomen in de slotbalans op 31-12-2017. Deze extra uitvoeringskosten zijn alsnog ten laste gebracht van het vermogen van HBAG. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel 1, paragraaf 9 en Bijlage II van dit verslag.
Na de vereffening van het vermogen van HBAG is op 31/12/2017 overgebleven:
een batig saldo van € 2.305.706
Door een extra opbrengst van € 168.285 uit de verkoop van het gebouw en de exploitatie in 2019 (zoals wordt toegelicht in Bijlage II van dit verslag) resteert:
een aangepast batig saldo van € 2.473.991
In december 2014 werd door het bestuur van HBAG voor drie projectsubsidies vastgelegd dat – indien na de vereffening van het vermogen van HBAG een voldoende groot batig saldo over zou blijven – uit het resterend vermogen alsnog drie aanvullende bedragen als projectsubsidie beschikbaar gesteld moesten worden. Dit betreft het gehele project «CAO activiteiten» (€ 179.200), de tweede tranche van het project Holland Branding/Dutch Cuisine (40.000) en deel 2 van het project «Meer prei en paprika, minder pillen» (€ 50.000). Voor een toelichting wordt verwezen naar deel II, paragraaf 8 van dit verslag. Na uitbetaling hiervan in juni 2020 resteert:
een bijgesteld batig saldo van € 2.204.791
De Minister van LNV draagt er zorg voor dat dit saldo een bestemming krijgt die ten nutte komt van het deel van het bedrijfsleven dat betrokken was bij HBAG.
Algemeen
Namens de Minister – aanvankelijk de Minister van EZ(K), later de Minister van LNV – heeft de Vereffeningsorganisatie PBO (VOPBO) de vereffening uitgevoerd. De opdracht was om op doelmatige en zorgvuldige wijze alle (mogelijke) verplichtingen met betrekking tot de vermogens van de schappen af te wikkelen. De veelal financiële werkzaamheden werden uitgevoerd door oud-medewerkers van de schappen die goed waren ingewerkt in de materie en in de historie. Alle werkzaamheden op personeel en facilitair gebied werden eveneens door oud-medewerkers uitgevoerd. Daarnaast was een oud-medewerker van een van de schappen overgekomen voor de afwikkeling van de projectsubsidies en een oud-medewerker van de sociaaleconomische Raad (SER) voor de afwikkeling van de meer algemene dossiers. Specialistische werkzaamheden op juridisch, personeels- en (incidenteel) op financieel gebied werden in overleg met de VOPBO uitgevoerd door medewerkers van de daarvoor door de Minister gemandateerde directies van EZ(K)/LNV. Voor enkele juridisch zeer specialistische dossiers werd de Landsadvocaat ingehuurd. In bijlage I. is het stappenplan opgenomen waarlangs de vermogens van de schappen zijn vereffend.
Begin 2015 werden allereerst de afsluitende jaarrekeningen 2014 van de schappen opgesteld. Daarna kon een start gemaakt worden met de vereffeningswerkzaamheden. Begonnen werd met het opleggen van (achterstallige) heffingen en het actief innen van de vorderingen. De niet voorziene opbrengsten zijn als incidentele baten toegevoegd aan het vermogen van de desbetreffende schappen. Ook het afhandelen van de subsidieprojecten door de jaren heen heeft veel vrijval opgeleverd dat als incidentele baten weer is toegevoegd aan de vermogens van de schappen. In de vereffeningsverslagen van de desbetreffende schappen is dit zichtbaar gemaakt.
In 2014 hebben de besturen van de schappen overdrachtsdocumenten opgesteld en daarin aangegeven welke werkzaamheden na 1 januari 2015 nog uitgevoerd moesten worden. In de loop van de vereffening werd duidelijk dat een deel van de vereffeningswerkzaamheden niet was voorzien in deze documenten. Begin 2015 was niet duidelijk hoeveel projectsubsidies afgewikkeld moesten worden. In de loop van de vereffening bleken dit er ruim 550 te zijn; sommige vrij overzichtelijk om financieel vast te stellen maar andere zeer ingewikkeld. Een aantal juridische claims was (zeer) complex waardoor er veel tijd nodig was om ze af te handelen. Voor deze uitvoeringskosten waren geen voorzieningen getroffen. De uitvoering van de sociale plannen was extern belegd en loopt voor de meeste schappen nog jaren door. De kosten van deze werkzaamheden waren veelal niet meegenomen in de voorzieningen. In zijn algemeenheid had bijna geen enkel schap een voorziening getroffen voor de afwikkeling van de archiefbescheiden. Dit gold ook voor de kosten van de ICT-voorzieningen die nodig waren om de vereffeningswerkzaamheden goed uit te kunnen voeren. Alle kosten van de vereffening zijn conform artikel XL van de Wob ten laste gebracht van de vermogens van de schappen.
Bij de berekeningen voor het vaststellen van de voorzieningen waren de schappen uitgegaan van het worst case scenario (100% voorzien). Door enkele schappen werden de voorzieningen voor de sociale plannen in de loop van 2014 naar beneden bijgesteld.
Dit alles heeft er toe geleid dat er in de loop van de vereffening voor de meeste schappen meerdere keren extra dotaties gedaan moesten worden aan de voorzieningen voor de kosten van de vereffeningswerkzaamheden en/of voor de uitvoering van de sociale plannen.
Samenvattend heeft de vereffening van de vermogens van de schappen langer geduurd dan in 2014 was voorzien en waren de voorzieningen voor de vereffeningskosten te laag ingeschat. Ook waren de kosten van de werkzaamheden voor de uitvoering van de sociale plannen na de vereffening niet of nauwelijks in de voorzieningen opgenomen.
Op verzoek van de plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van EZK heeft de Auditdienst Rijk (ADR) een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden bij de VOPBO uitgevoerd. Deze opdracht was op basis van negen onderzoeksvragen gericht op de inrichting van de slotbalansen op 31 december 2017 en de onderbouwing van de daarin opgenomen vermogensposities. De opdracht is in maart 2019 afgerond.
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Discontinuïteit
Met opheffing van de bedrijfslichamen op 1 januari 2015 is de continuïteitsveronderstelling komen te vervallen. De jaarrekening 2014 van HBAG is dan ook opgesteld uitgaande van liquidatie van het geheel der werkzaamheden van de organisatie. Ook ten aanzien van de financiële verantwoording over de vereffening van het vermogen van HBAG is dit van toepassing.
Waarderingsgrondslagen
De grondslagen van waardering zijn op liquidatiebasis en zijn als volgt:
– de materiele vaste activa worden gewaardeerd tegen directe opbrengstwaarde, waarbij is uitgegaan van de getaxeerde executiewaarde.
– vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid;
– liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde;
– schulden zijn gewaardeerd tegen de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende posten contractueel af te wikkelen;
– voorzieningen zijn gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat dit leidt tot een uitstroom van middelen en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is in te schatten en zijn gewaardeerd tegen nominale waarde tegen de beste schatting van de bedragen die nodig zijn om de verplichtingen af te wikkelen;
– baten en lasten zijn verantwoord in het jaar waarop deze betrekking hebben.
Slotbalans op 31 december 2017 Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel
ACTIVA |
31-12-2017 |
1-1-2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
||||
1. Vaste activa |
|||||
1.1 Materiele vaste activa |
|||||
Gebouw |
500.000 |
1.210.000 |
|||
500.000 |
1.210.000 |
||||
1.2 Financiële vaste activa |
– |
– |
|||
2. Vlottende activa |
|||||
Vorderingen op korte termijn |
|||||
2.1 Uit hoofde van heffingen |
1.736.524 |
660.649 |
|||
2.2 Overige vorderingen |
– |
– |
|||
2.3 Te verrekenen inzake subsidies |
– |
– |
|||
2.4 Lopende interest |
– |
36.179 |
|||
2.5 Rekeningen courant |
– |
– |
|||
2.6 Overige overlopende activa |
10.421 |
1.798.611 |
|||
Totaal vlottende activa |
1.746.945 |
2.495.439 |
|||
3. Liquide middelen |
|||||
Tegoeden bij banken |
2.627.277 |
3.276.733 |
|||
2.627.277 |
3.276.733 |
||||
TOTAAL ACTIVA |
4.874.222 |
6.982.172 |
PASSIVA |
31-12-2017 |
1-1-2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
||||
4. Eigen vemogen |
|||||
4.1 Algemene reserve |
2.305.706 |
2.551.253 |
|||
4.2 Bestemmingsreserve |
– |
– |
|||
4.2 Herwaarderingsreserve gebouw |
– |
266.098 |
|||
Totaal eigen vermogen |
2.305.706 |
2.817.351 |
|||
5. Bestemmingsfondsen |
– |
– |
|||
6. Voorzieningen |
|||||
6.1 Voorziening sociaal plan |
2.214.443 |
3.601.244 |
|||
6.2 Voorziening vereffeningskosten |
163.097 |
238.580 |
|||
6.3 Voorziening risico's afbouw schap |
– |
49.478 |
|||
6.4 Voorziening WGA |
– |
– |
|||
6.5 Overige voorzieningen |
– |
– |
|||
Totaal voorzieningen |
2.377.540 |
3.889.302 |
|||
7. Vlottende passiva |
|||||
7.1 Te betalen inzake subsidies |
– |
– |
|||
7.2 Diverse crediteuren en transitoria |
190.976 |
275.519 |
|||
190.976 |
275.519 |
||||
TOTAAL PASSIVA |
4.874.222 |
6.982.172 |
Toelichting op de Slotbalans per 31 december 2017
Kantoorgebouw en grond |
2017 |
2016 |
2015 |
||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
|||
Stand per 1-1 |
1.097.060 |
1.097.060 |
1.097.060 |
||
Afschrijving 1-1-2015 t/m 31-12-2016 |
–51.200 |
– |
– |
||
Afschrijving 2017 |
–25.600 |
– |
– |
||
Afwaardering |
–520.260 |
– |
– |
||
Balans 31-12 |
500.000 |
1.097.060 |
1.097.060 |
||
Inventaris |
2017 |
2016 |
2015 |
||
€ |
€ |
€ |
|||
Stand per 1-1 |
112.940 |
112.940 |
112.940 |
||
Afschrijving 1-1-2015 t/m 31-12-2016 |
–61.061 |
– |
– |
||
Afwaardering |
–51.879 |
– |
– |
||
Balans 31-12 |
– |
112.940 |
112.940 |
||
Totaal materiele vaste activa |
500.000 |
1.210.000 |
1.210.000 |
Dit betreft het kantoorgebouw «De Legakker» met bijbehorende inventaris aan de Turfstekerstraat 63 in Aalsmeer. Het gebouw stond sinds 2013 te koop. Ultimo 2017 heeft een herwaardering plaatsgevonden naar de opbrengstwaarde. Deze is bepaald door middel van een taxatie en een beoordeling van deze taxatie door het Rijksvastgoedbedrijf en de ADR. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar Deel I, paragraaf 9 van dit verslag.
Verstrekte lening |
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Lening VVE BV De Legakker |
10.000 |
20.000 |
– |
– |
|||
Voorziening lening VVE De Legakker |
–10.000 |
–20.000 |
– |
– |
|||
Balans |
– |
– |
– |
– |
In het verleden had HBAG een lening verstrekt aan De Legakker BV ter medefinanciering van de bouwkundige inrichting en het meubilair ten behoeve van de exploitatie van de 2e etage van het gebouw aan de Turfstekerstraat 63 in Aalsmeer. Op de balans per 31 december 2014 was deze lening niet opgenomen. Uit de stukken van de Legakker BV bleek dat uitstaande lening € 20.000 bedroeg. Ultimo 2016 is deze lening alsnog opgenomen.
In 2017 is € 10.000 afgelost. Daarmee is ook € 10.000 vrijgevallen ten gunste van het resultaat.
Vanwege de onzekere afwikkeling rond de verkoop van het kantoorgebouw werd een aflossing op deze lening onzeker geacht waardoor een voorziening voor oninbaarheid is getroffen.
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Openstaande vorderingen |
1.736.524 |
1.990.228 |
2.048.305 |
895.112 |
|||
Voorziening dubieuze debiteuren |
– |
–253.704 |
–303.329 |
–234.463 |
|||
Balans |
1.736.524 |
1.736.524 |
1.744.976 |
660.649 |
De VOPBO heeft een actief invorderingsbeleid gevoerd waardoor in 2017 de op 1 januari 2015 openstaande vorderingen en de in 2015 nog door de VOPBO opgelegde heffingsnota’s grotendeels zijn geïncasseerd. In 2015 zijn door de VOPBO 2.200 heffingsnota's uitgebracht voor een totaalbedrag van € 2.051.487. De nota's betroffen de heffingsjaren 2010 tot en met 2014. Op 31 december 2015 waren er vorderingen op 351 debiteuren (1.073 facturen). In 2016 zijn nog drie heffingsnota’s opgelegd. Op 31 december 2016 waren er vorderingen op 215 debiteuren (617 facturen).
In 2017 zijn alle debiteuren (niet behorend tot de debiteuren waarvoor beroep was aangetekend) geïncasseerd of bij gebleken oninbaarheid, afgeboekt.
Op 31 december 2017 waren er nog vorderingen op 22 debiteuren (88 facturen). Deze facturen waren allemaal onderdeel van een beroepszaak. In 2018 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uitspraak gedaan en de appellanten op alle onderdelen in het ongelijk gesteld. Alle facturen, die onderdeel waren van de beroepsprocedure, zijn in september 2018 voldaan (in totaal € 1.736.524). Bovendien is een hoger bedrag aan heffingen opgelegd dan het schap vooraf had ingeschat waardoor er samen met nog ontvangen bedragen uit faillissementsuitkeringen een bate op heffingen is ontstaan van € 428.677. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf A.1 (Baten) van dit verslag.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
De lopende interest betreft de in de maand januari ontvangen interest over het voorgaande boekjaar.
Niet van toepassing.
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Nog op te leggen heffingen |
– |
– |
– |
1.645.779 |
|||
Restitutie pensioenpremies 2012 |
– |
– |
– |
135.657 |
|||
NTO Legakker BV |
7.788 |
18.966 |
57.295 |
– |
|||
Te ontvangen waarborgsommen |
4.035 |
4.035 |
9.939 |
||||
Te ontvangen loonheffing 2014 |
– |
– |
– |
5.675 |
|||
Overige overlopende activa |
2.633 |
7.321 |
– |
1.561 |
|||
Balans |
10.421 |
30.322 |
61.330 |
1.798.611 |
De nog te ontvangen bedragen van De Legakker betreffen de verrekening van huurpenningen en van exploitatiekosten.
De te ontvangen waarborgsommen betreffen een frankeermachine en de waarborgsom voor een postbus. Beide bedragen zijn retour ontvangen.
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Spaartegoeden |
– |
2.427.771 |
2.416.487 |
2.400.153 |
|||
Rekening(en) courant |
2.627.277 |
492.867 |
1.107.947 |
876.580 |
|||
Balans |
2.627.277 |
2.920.638 |
3.524.434 |
3.276.733 |
De liquide middelen werden aangehouden bij de RABO-, ABN-AMRO en ING bank. Op 31 december 2017 wordt nog één bankrekening bij de Rabobank aangehouden.
Algemene reserve
2017 |
2016 |
2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
|||
Algemene reserve |
2.314.714 |
2.240.064 |
2.551.253 |
||
Herwaarderingsreserve |
266.098 |
266.098 |
266.098 |
||
Stand per 1-1 |
2.580.812 |
2.506.162 |
2.817.351 |
||
Exploitatie resultaat |
–275.106 |
74.650 |
–311.189 |
||
Balans 31-12 |
2.305.706 |
2.580.812 |
2.506.162 |
Het exploitatie resultaat over de periode 2015–2017 (totaal € -511.645) is voor € 245.547 ten laste gebracht van de algemene reserve en voor € 266.098 ten laste van de herwaarderingsreserve.
De herwaarderingsreserve is in 2017 aangesproken in verband met de afwaardering van het gebouw.
Niet van toepassing.
2017 |
2016 |
2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
|||
Stand per 1-1 |
2.822.445 |
3.209.904 |
3.601.244 |
||
Onttrekkingen |
–275.116 |
–387.459 |
–391.340 |
||
Dotatie |
– |
– |
– |
||
Vrijval |
–332.886 |
– |
– |
||
Balans 31-12 |
2.214.443 |
2.822.445 |
3.209.904 |
De voorziening is getroffen ter dekking van de verplichtingen die voortvloeien uit het sociaal plan.
In 2017 is de voorziening sociaal plan herijkt wat voor HBAG heeft geleid tot een vrijval van € 332.886. Naar verwachting zal voor HBAG het sociaal plan doorlopen tot in 2024.
2017 |
2016 |
2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
|||
Stand per 1-1 |
184.378 |
398.535 |
238.580 |
||
Correctie beginbalans |
– |
– |
16.875 |
||
Onttrekkingen |
–165.456 |
–214.157 |
–420.382 |
||
Dotatie |
144.175 |
– |
563.462 |
||
Balans 31-12 |
163.097 |
184.378 |
398.535 |
De door HBAG getroffen voorziening vereffeningskosten is op basis van eigen inschattingen, gevormd. Voor een toelichting op de correctie beginbalans wordt verwezen naar deel II, paragraaf 7.2. van dit verslag. Gebleken is dat de kosten van vereffening hoger uitvallen dan de oorspronkelijk getroffen voorziening. In 2015 heeft de vereffeningsorganisatie een nieuwe begroting opgesteld ten behoeve van de vereffeningskosten tot en met 31 december 2016, de op dat moment verwachte einddatum van de vereffeningsperiode. Voor HBAG heeft dit in 2015 geleid tot een dotatie van € 563.462. In 2017 is de voorziening vereffeningskosten opnieuw herijkt. Deze herijking omvat alle kosten van vereffening tot het einde van de looptijd van het sociaal plan. Voor HBAG heeft dit geleid tot een extra dotatie van € 144.175. In totaal is over de periode 2015–2017 een bedrag van € 707.637 extra gedoteerd.
2017 |
2016 |
2015 |
|||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
|||
Stand per 1-1 |
53.447 |
75.250 |
49.478 |
||
Onttrekkingen |
–3.115 |
–21.803 |
25.772 |
||
Vrijval |
–50.332 |
– |
– |
||
Balans 31-12 |
– |
53.447 |
75.250 |
Deze voorziening is getroffen in verband met lopende procedures. De onttrekkingen (€ 30.937) betreffen de kosten van juridisch advies verminderd met de ontvangen proceskostenvergoeding in 2015 (€ 31.791) naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof in Den Haag. Vanwege nog na 2015 doorlopende procedures is besloten het ontvangen bedrag terug te laten vloeien in de voorziening. In 2018 is de laatste procedure afgerond en het restant van de voorziening vrijgevallen.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Crediteuren |
7.858 |
15.379 |
2.120 |
9.287 |
|||
Rekening courant |
173.964 |
231.872 |
303.954 |
– |
|||
Overlopende passiva |
9.154 |
17.276 |
56.100 |
266.232 |
|||
Balans |
190.976 |
264.527 |
362.174 |
275.519 |
De op 31 december openstaande crediteuren zijn aan het begin van het volgende boekjaar betaald.
De Rekening Courant betreft de verrekening van de kosten van de vereffeningsorganisatie en van de medewerkers die vanuit de schappen zijn gaan werken voor de VOPBO. De kosten van deze medewerkers zijn op basis van urenregistratie doorberekend aan het schap waarvoor werkzaamheden zijn verricht.
De overlopende passiva betreffen:
31-12-2017 |
31-12-2016 |
31-12-2015 |
1-1-2015 |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
€ |
€ |
||||
Te betalen aan Flora Holland |
– |
– |
– |
109.945 |
|||
Nog te betalen aan Legakker BV |
– |
– |
– |
41.882 |
|||
Afdracht pensioenpremies |
– |
– |
– |
39.790 |
|||
Nog te betalen Accountantskosten |
– |
– |
– |
25.000 |
|||
Te betalen facturen |
4.840 |
– |
497 |
17.137 |
|||
Nog te betalen vereffeningskosten |
– |
– |
– |
16.875 |
|||
Naheffing BTW Legakker |
– |
13.696 |
13.696 |
13.696 |
|||
Af te dragen BTW |
2.646 |
3.515 |
11.965 |
1.478 |
|||
Bankkosten |
– |
65 |
158 |
275 |
|||
Terug te betalen ten onrechte ontvangen bedragen |
– |
– |
25.026 |
– |
|||
Te bet. inz. reserveringen personeel |
– |
– |
4.758 |
– |
|||
Overige overlopende passiva |
1.668 |
– |
– |
153 |
|||
Balans |
9.154 |
17.276 |
56.100 |
266.231 |
De te betalen kosten aan Flora Holland vloeien voort uit het incasseren van heffingen door de veiling. Flora Holland ontving hiervoor een vergoeding van het schap.
De nog te betalen kosten aan de Legakker betreffen de verrekening van huurpenningen en van exploitatiekosten.
De nog te betalen vereffeningskosten betreffen de gereserveerde middelen vanuit de commissie Aardappelen voor de vereffening. Op de balans op 31-12-2014 zijn deze verantwoord onder overlopende passiva. In 2015 is het bedrag toegevoegd aan de voorziening vereffeningskosten. Voor een toelichting, zie deel II, paragraaf 6.2. van dit verslag.
De verwachte naheffing BTW Legakker is niet ontvangen. Het bedrag is in 2017 vrijgevallen. Voor een toelichting wordt verwezen naar deel II, paragraaf A.12. van dit verslag.
De te betalen reserveringen voor personeel betreft vakantiegeld.
Eind 2014 heeft het bestuur van HBAG besloten om, indien na vereffening van het vermogen een batig saldo resteert, drie bedragen als projectsubsidie beschikbaar te stellen ten behoeve van het project «CAO activiteiten» (€ 179.200), ten behoeve van de tweede tranche van het project Holland Branding/Dutch Cuisine (40.000) en ten behoeve van deel 2 van het project «Meer prei en paprika, minder pillen» (€ 50.000). In de Jaarrekening 2014 van HBAG is dit vastgelegd in hoofdstuk D.8 «Niet uit de balans blijkende verplichtingen».
Staat van Baten en Lasten over de periode 2015–2017
1-1-2015 t/m 31-12-2017 |
|||||
---|---|---|---|---|---|
€ |
€ |
||||
A. |
BATEN |
||||
1 |
Algemene Heffing |
428.677 |
|||
2 |
Bestemmingsheffing |
– |
|||
3 |
Retributies |
– |
|||
4 |
Rente |
15.707 |
|||
5 |
Niet bestede subsidies |
– |
|||
6 |
Diensten aan derden |
– |
|||
7 |
Vergoeding voor opgedragen taken |
– |
|||
8 |
Huuropbrengsten Legakker |
472.132 |
|||
9 |
Vrijval voorziening sociaal plan |
332.886 |
|||
10 |
Vrijval voorz. Risico's afbouw schap |
50.332 |
|||
11 |
Vrijval voorz. Lening VVE BV De Legakker |
10.000 |
|||
12 |
Vrijval overl.passiva naheffing BTW |
13.696 |
|||
13 |
Overige baten |
10.810 |
|||
Totaal baten |
1.334.240 |
||||
B. |
LASTEN |
||||
1 |
Voorzitter/personeelskosten |
199 |
|||
2 |
Reis,-verblijf-en repres.kosten |
153 |
|||
3 |
Huisvestingskosten |
367.398 |
|||
4 |
Bureaukosten |
4.176 |
|||
5 |
Afschrijvingen |
137.861 |
|||
6 |
Afwaarderingen |
572.140 |
|||
7 |
Vergaderkosten |
– |
|||
8 |
Subsidies ingekochte diensten tbv de sector |
– |
|||
a) Subsidies |
– |
||||
b) Ingekochte diensten |
– |
||||
9 |
Ingekochte diensten tbv het schap |
48.053 |
|||
10 |
Dotatie voorziening vereffeningskosten |
707.637 |
|||
11 |
Dotatie overige voorzieningen |
– |
|||
12 |
Overige lasten |
8.268 |
|||
Totaal lasten |
1.845.885 |
||||
Exploitatie resultaat (A minus B) |
-511.645 |
||||
Algemene Reserve 1-1-2015 |
2.551.253 |
||||
Herwaarderingsreserve 1-1-2015 |
266.098 |
||||
Eigen Vermogen 1-1-2015 |
2.817.351 |
||||
Algemene Reserve 31-12-2017 |
2.305.706 |
||||
Herwaarderingsreserve 31-12-2017 |
– |
||||
Eigen Vermogen 31-12-2017 |
2.305.706 |
De nagekomen baten betreffen een vrijval op de voorziening voor dubieuze debiteuren van € 416.568, uitkeringen uit faillissementen en correctienota’s € 12.110.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Dit betreft de ontvangen rente over de tegoeden bij banken.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Het gebouw aan de Legakker werd voor een deel verhuurd waardoor er huurinkomsten zijn.
Zie de toelichting op de balans onder paragraaf 6.1.
Zie de toelichting op de balans onder paragraaf 6.3.
Zie de toelichting op de balans onder paragraaf 1.2.
Zie de toelichting op de balans onder paragraaf 7.2.
2017 |
|
---|---|
€ |
|
Ontvangen uitkeringen UWV |
4.306 |
Ontvangen correcties op pensioenpremies |
6.144 |
Restitutie verzekering |
337 |
Overige baten |
23 |
10.810 |
Dit betreft sociale lasten over 2014.
Dit betreft kosten inzake benzineleveranties.
Dit betreft de kosten van exploitatie van het gebouw «De Legakker».
2017 |
|
---|---|
€ |
|
Hard en software |
901 |
Portikosten |
440 |
Telefoonkosten |
657 |
Verzekeringen |
2.178 |
4.176 |
€ |
|
---|---|
Afschrijving gebouw 2015–2017 |
76.800 |
Afschrijving inventaris |
61.061 |
137.861 |
€ |
|
---|---|
Afwaardering gebouw 2015–2017 |
520.261 |
Afwaardering inventaris |
51.879 |
572.140 |
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Dit betreft de kosten van externe ondersteuning door een administratiekantoor (€ 19.090), accountantskosten over 2014 (€ 28.845) en overige diensten (€ 118).
Zie de toelichting op de balans onder 6.2.
Niet van toepassing.
De overige lasten betreffen onder andere incasso- (€ 4.009) en bankkosten (€ 1.805).
Stappenplan waarlangs de vermogens van de schappen zijn vereffend
1. Het opstellen van de jaarrekeningen 2014 van de afzonderlijke schappen, voorzien van controleverklaringen door onafhankelijk accountants, en de vaststelling van de jaarrekeningen 2014 door de Minister van Economische Zaken (thans EZK) (afgerond juli 2015).
2. Het ter inzage leggen van de jaarrekeningen 2014 en de controleverklaringen van externe accountants door de Minister van EZK en het daarvan mededeling doen in de Staatscourant (afgerond juli 2015).
3. Het opstellen van boedelbeschrijvingen op bedrijfslichaam terstond na de vaststelling van de jaarrekeningen 2014 door de Minister van EZK, het ter inzage leggen daarvan op het ministerie en het daarvan mededeling doen in de Staatscourant (afgerond juli 2015).
4. Het bekendmaken van het tijdstip van de aanvang van vereffening met de oproep tot het indienen van vorderingen binnen een nader te bepalen termijn van minstens zes maanden na bekendmaking (de aanvang van de vereffening werd gesteld op 1 oktober 2015, vorderingen konden worden ingediend tot 1 juli 2016, nieuwe vorderingen werden niet gemeld).
5. Het voldoen van bekende vorderingen (afgerond 31-12-2017).
6. Het toezenden van een tussentijds verslag over het verloop van de vereffening van de vermogens van de bedrijfslichamen door de Minister van EZK naar beide Kamers der Staten-Generaal (toegezonden juli 2017).
7. In het geval dat bekende vorderingen op het vermogen van een voormalig bedrijfslichaam zijn voldaan en geen toekomstige vorderingen meer bekend zijn, het beëindigen van de vereffening van het vermogen van het schap (31 december 2017).
8. Ten behoeve van het beëindigen van de vereffening van het vermogen van een bedrijfslichaam, het opstellen van de ontwerp rekening en verantwoording en het ter inzage leggen van de rekening en verantwoording door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (ter inzage legging vereffeningsverslagen van 13 schappen in 2de kwartaal 2019, nieuwe vorderingen werden niet gemeld) (1 schap januari 2020, nieuwe vorderingen werden niet gemeld) (van de overige 3 schappen nog ongewis).
9. Het vaststellen van de rekening en verantwoording inzake het vereffende vermogen van een bedrijfslichaam door de Minister van LNV (13 schappen op 7 oktober 2019, waartegen gedurende 6 weken geen bezwaren zijn ingediend) (1 schap in maart 2020) (overige 3 schappen eind 2020 en later).
10. Het toezenden van de door de Minister van LNV vastgestelde rekening en verantwoording inzake het vermogen van een bedrijfslichaam aan beide Kamers der Staten-Generaal (13 schappen in oktober 2019) (1 schap juni 2020) (overige 3 schappen eind 2020 en later).
Extra opbrengst i.v.m. verkoop kantoorgebouw na 2017 en de nog tot datum van verkoop doorlopende exploitatie
In de Rekening en verantwoording is de situatie met betrekking tot het kantoorgebouw «De Legakker» in Aalsmeer uiteengezet in Deel I, paragraaf 9. Het resterend vermogen van HBAG was bepaald op 31-12-2017. Het kantoorgebouw is op 11 oktober 2019 verkocht. In deze bijlage wordt het financiële effect van de verkoop op dat vermogen toegelicht, evenals het effect van de nog doorlopende exploitatie van het pand over de periode 1-1-2018 t/m 10-10-2019.
Op de balans is het HBAG eigendom kantoorgebouw «De Legakker» opgenomen voor de directe opbrengstwaarde op 31 december 2017 ad € 500.000. De op die datum verwachtte kosten met betrekking tot de verkoop van het gebouw zijn in deze waarde verdisconteerd. Het uiteindelijke resultaat van de verkoop in najaar 2019 en van de tot dan doorlopende exploitatie is toegevoegd aan het resterend vermogen van HBAG.
De effecten van de verkoop op het resterende vermogen zijn: |
2018–2019 |
---|---|
€ |
1) Hogere opbrengstwaarde.
Het HBAG-aandeel in de verkoop van het gebouw betreft: |
750.000 |
||||
verminderd met de pro rata korting (i.v.m. een aanvullende akte): |
–2.345 |
||||
Balanswaardering: |
–500.000 |
||||
Positief effect van de verkoop op het vermogen: |
247.655 |
2) Verkoopkosten e.d.
Advies- en ondersteunende kosten Landsadvocaat |
14.839 |
||||
Advies- en ondersteunende kosten Rijksvastgoedbedrijf |
56.254 |
||||
Makelaarskosten |
7.031 |
||||
Diversen (taxatiekosten, extra uitvoeringskosten VOPBO, e.d.) |
47.579 |
||||
125.703 |
3) Exploitatieresultaat 1-1-2018 t/m 10-10-2019 en liquidatie De Legakker. De Legakker BV exploiteert het pand. Hieruit resulteert voor HBAG:
Huuropbrengst |
194.578 |
|
Ontvangen servicekosten van huurders |
67.968 |
|
Exploitatiekosten |
||
– Betaalde servicekosten |
–145.365 |
|
– Bouwkundige kosten |
–54.099 |
|
– Overige kosten (o.a. Gemeentelijke heffingen) |
–8.117 |
|
– Kosten Vastgoedbeheer |
–7.260 |
|
Liquidatie Legakker BV |
–1.372 |
|
46.333 |
Samenvattend:
Hogere opbrengstwaarde |
247.655 |
Verkoopkosten |
–125.703 |
Exploitatieresutaat en liquidatie |
46.333 |
168.285 |
Dit bedrag wordt toegevoegd aan het resterende vermogen. Voor een toelichting wordt verwezen naar Deel I, paragraaf 15 van dit verslag.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33910-R.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.