Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2019
Overeenkomstig artikel XLVI van de Wet opheffing bedrijfslichamen zend ik uw Kamer
bijgaand de rekening en verantwoording1 van de vereffening van 13 voormalige bedrijfslichamen van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.
Ontwerpen van deze rekening en verantwoording per schap hebben eerder dit jaar ter
inzage gelegen. Daarop zijn geen bedenkingen ingekomen, zodat thans tot ongewijzigde
vaststelling kon worden overgegaan.
Voor het overgrote deel van de thans af te wikkelen vereffeningen geldt dat een batig
saldo resteert. Overeenkomstig de Wet opheffing bedrijfslichamen zal ik een bestemming
aan die saldi geven die ten goede komt aan de sectoren die door de desbetreffende
schappen werden bestreken. Als toegezegd door de toenmalige Minister van Economische
Zaken bij de parlementaire behandeling van de wet, zal ik bij de bepaling van de wijze
van besteding de desbetreffende sectoren betrekken. De komende maanden zal dit zijn
beslag krijgen.
Een drietal vereffeningen eindigt met een negatief saldo; in totaal gaat het hier
om een bedrag van € 451.944. Het betreft het Bosschap (€ 67.546), Productschap Dranken
(€ 118.064) en het Productschap Wijn (€ 266.334). Van de mogelijkheid om in de desbetreffende
sectoren een heffing in te stellen om deze tekorten te dekken zal ik, gelet op de
daarmee verbonden uitvoeringskosten, die de beoogde opbrengsten zullen overschrijden,
geen gebruik maken.
De vereffening van een viertal bedrijfslichamen kan nog niet worden afgesloten. Het
betreft het vermogen van het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel (HBAG), waarbij
de verkoop van een gebouw nog niet is afgerond, en de productschappen Zuivel (PZ),
Vee en Vlees (PVV) en Tuinbouw (PT) waarvoor nog juridische procedures lopen waarvan
het financieel beslag voor afronding van die procedures nog niet kan worden bepaald.
De vereffening van het HBAG zal op afzienbare termijn alsnog kunnen worden afgerond;
voor de drie genoemde voormalige productschappen zal dit niet het geval zijn, gelet
op de complexiteit en het aantal van de nog lopende gedingen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten