Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
3 april 2014.
De wens dat het in de maatregel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld kan
door of namens een van beide Kamers te kennen worden gegeven uiterlijk op 1 mei 2014.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 april 2014
Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, het Besluit
van 17 maart 2014 tot wijziging van onder meer het Uitvoeringsbesluit WEB, van het
Uitvoeringsbesluit Les- en Cursusgeldwet 2000 en van het Examen- en kwalificatiebesluit
beroepsopleidingen WEB in verband met het bevorderen van doelmatige leerwegen en moderniseren
bekostiging beroepsonderwijs1. Voor de inhoud van het besluit verwijs ik u naar de nota van toelichting.
Een ambtelijk concept van dit besluit is eerder aan u toegezonden (bijlage 2 bij mijn
brief van 12 juni 2013; Kamerstuk 33 187, nr. 41).
Deze toezending geschiedt voor wat betreft artikel I van het Besluit in het kader
van de procedure, bedoeld in artikel 2.2.1, zesde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
en voor wat betreft artikel II van het Besluit in het kader van de procedure, bedoeld
in artikel 6, zevende lid, van de Les- en cursusgeldwet 2000. De artikelen van de
betreffende wetten noemen een termijn van vier weken.
Indien meer dan een vierde deel van die termijn binnen een recesperiode van uw Kamer
valt, wordt de termijn zodanig verlengd dat drie vierde deel daarvan buiten die recesperiode
van uw Kamer valt.
Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het besluit met ingang van 1 augustus
2014.
Eenzelfde brief heb ik heden gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,
met dien verstande dat die toezending uitsluitend geschiedt in het kader van de procedure,
bedoeld in artikel 2.2.1, zesde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker