33 905 Transitie in onderwijstoezicht

Nr. 7 MOTIE VAN HET LID JADNANANSING

Voorgesteld 3 juli 2014

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er de afgelopen jaren vanuit het onderwijsveld in toenemende mate kritiek klinkt op de validiteit van de centrale examens die het College voor Examens aan de examenkandidaten laat voorleggen;

van oordeel dat het onverdiend de waarde van de diploma's die examenkandidaten behalen ondergraaft, of erger nog, dat leerlingen onverdiend kunnen zakken voor hun examen, indien de validiteit van examenvragen en/of correctievoorschriften niet op orde zijn;

constaterende dat de onderwijsinspectie in haar weergave van de staat van het Nederlandse onderwijs in het Onderwijsverslag 2012–2013 zelfs in het geheel geen aandacht besteedde aan de commotie die vorig jaar ontstond rond bepaalde examens;

van oordeel dat ook de validiteit van examens een relevante indicator is bij de staat van ons onderwijs en dat men hierbij niet enkel kan afgaan op het oordeel van het College voor Examens dat immers telkens de examens al voorafgaand aan de afname heeft goedgekeurd;

verzoekt de regering om de onderwijsinspectie een uitdrukkelijke rol te geven bij de beoordeling van de validiteit van de centrale examens en dit aspect voortaan ook aan bod te laten komen in het Onderwijsverslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

Jadnanansing

Naar boven